ECLI:NL:RBOVE:2024:2829

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
84-028321-21 (P), 84-182827-22 (gev ttz), 84-242365-22 (gev ttz), 84-141380-22 (gev ttz), 84-152251-23 (gev ttz), 84-034346-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke veroordeling van een vennootschap voor dierenwelzijnsdelicten en economische delicten

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een complexe strafzaak tegen een vennootschap die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere overtredingen van de Wet dieren en economische delicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als bedrijfsmatige houder en fokker van dieren, gedurende de jaren 2019 tot en met 2023 structureel tekort is geschoten in de zorg voor zijn dieren. Dit omvatte het niet voldoen aan de wettelijke eisen voor dierenwelzijn, zoals het niet tijdig registreren van dieren, het niet bieden van adequate verzorging en huisvesting, en het niet beschikken over de vereiste administratie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 75.000,00 met een proeftijd van vijf jaar, en een bijkomende voorwaarde dat de verdachte gedurende deze proeftijd geen dieren mag houden. Daarnaast is er een geldboete van € 200,00 opgelegd voor een specifieke overtreding. De rechtbank heeft ook gelast dat de uitspraak openbaar gemaakt wordt, met kosten van € 2.500,00 voor de verdachte. De uitspraak is het resultaat van meerdere inspecties door de NVWA, waarbij ernstige misstanden zijn geconstateerd, waaronder verwaarlozing van dieren en het niet naleven van de identificatie- en registratieregels. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de dieren zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-028321-21 (P), 84-182827-22 (gev ttz), 84-242365-22 (gev ttz),
84-141380-22 (gev ttz), 84-152251-23 (gev ttz), 84-034346-18 (tul)
Datum vonnis: 30 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
gevestigd aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de vertegenwoordiger van verdachte, [medeverdachte] , en de raadsman mr. C.J. Driessen, advocaat in Vianen (Noord-Brabant), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 84-028321-21
feit 1.
(opzettelijk) in de periode van januari 2019 tot en met oktober 2020 geen melding overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren heeft gedaan van de dood of afvoer van biggen en/of varkens;
feit 2.
(opzettelijk) op 3 oktober 2020 een op een bedrijf geboren varken heeft verkocht en afgevoerd, terwijl het varken niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was gemerkt;
feit 3.
op 3 oktober 2020 zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een big pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of welzijn van dat dier heeft benadeeld;
parketnummer 84-182827-22
feit 1.
(opzettelijk) honden heeft verhandeld, afgevoerd of overgedragen, terwijl deze honden niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geregistreerd;
feit 2.
(opzettelijk) honden binnen een inrichting overeenkomstig de Regeling houders van dieren heeft laten verblijven, terwijl deze honden niet of niet volledig waren ingeënt tegen ziekten en de benodigde herhalingsinentingen van deze ziekten niet heeft laten plaatsvinden;
parketnummer 84-242365-22
feit 1.
op 25 februari 2021 (opzettelijk) als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf er geen zorg voor heeft gedragen dat
- 5 schapen met lange doorgegroeide hoefjes onmiddellijk en op passende wijze werden verzorgd en/of
- 5 ezels met lange doorgegroeide hoeven onmiddellijk en op passende wijze werd verzorgd en/of
- een ezel die op de grond lag en niet kon opstaan onmiddellijk en op passende wijze werd verzorgd en/of
- 2 schapen die op de grond lagen en niet overeind kon komen en niet reageerden op aanraking, onmiddellijk en op passende wijze werd verzorgd en/of
- 21 ezels over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden en/of
- 5 runderen een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kreeg toegediend en/of
- 21 ezels een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kregen toegediend en/of
- 22 schapen een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kregen toegediend;
feit 2.
op 22 december 2021 (opzettelijk) als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf pony’s en/of runderen heeft gehouden buiten een gebouw en geen bescherming heeft geboden tegen slechte weeromstandigheden en/of gezondheidsrisico’s;
feit 3.
op 15 juni 2022 (opzettelijk) als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf er geen zorg voor heeft gedragen dat
- 4 runderen met lange doorgegroeide klauwen onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd en/of
- een pony een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kreeg toegediend en/of
- 21 varkens toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen;
feit 4.
op 15 juni 2022 als houder van dieren er geen zorg voor heeft gedragen dat honden en/of puppy’s beschikten over een huisvesting die voorzag in de fysiologische en/of ethologische behoeften van die honden en/of over voldoende bewegingsruimte beschikten;
feit 5.
op 15 juni 2022 als houder van aangewezen dierlijke bijproducten er niet voor heeft zorggedragen dat de kadavers van landbouwhuisdieren en/of pluimvee zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer [bedrijf] .
parketnummer 84-141380-23
feit 1.
op 13 december 2022 (opzettelijk) als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf er geen zorg voor heeft gedragen dat schapen en/of ezels en/of runderen en/of geiten en/of pony’s en/of paarden en/of alpaca’s en/of katten en/of honden toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen;
EN/OF
op 13 december 2022 als houder van dieren (niet in de uitoefening van een bedrijf) de nodige verzorging heeft onthouden aan alpaca’s en/of katten en/of honden;
feit 2.
op 13 december 2022 als houder van varkens in de uitoefening van een bedrijf er geen zorg voor heeft gedragen dat varkens permanent beschikten over voldoende vers water;
feit 3.
op 13 december 2022 als houder van een ezel in de uitoefening van een bedrijf er geen zorg voor heeft gedragen dat die ezel, zijnde een dier dat ziek of gewond is, werd afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig is voorzien droog strooisel;
feit 4.
op 13 december 2022 als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf er geen zorg voor heeft gedragen dat er voor een geit en/of 16 schapen in hok 7 en/of 9 geiten en/of 12 schapen en/of een rund en/of een alpaca in hok 13 voldoende ruimte was voor de fysiologische en ethologische behoeften van die dieren;
EN/OF
op 13 december 2022 als houder van dieren (niet in de uitoefening van een bedrijf) de nodige verzorging heeft onthouden aan een alpaca.
parketnummer 84-152251-23
feit 1.
op 27 april 2022 (opzettelijk) als vervoerder heeft gehandeld in strijd met artikel 6 lid 3 van de EG-verordening nr. 1/2005;
feit 2.
van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023 (opzettelijk) als vervoerder van dieren heeft gehandeld in strijd met artikel 104 van de EG-verordening nr. 2016/429;
feit 3.
van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023 (opzettelijk) als vervoerder van hoefdieren en/of pluimvee binnen Nederland, in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 1.43 lid 2 van het Besluit houders van dieren;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 84-028321-21
1.
dat verdachte in de periode van januari 2019 tot en met oktober 2020 in de
gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, als degene die ingevolge de
'Regeling identificatie en registratie van dieren' gegevens moest melden, bijhouden
of vermelden op daartoe bestemde bescheiden,
dit al dan niet opzettelijk niet volledig, juist en naar waarheid en/of niet onverwijld
nadat de gegevens bekend waren bij verdachte heeft gedaan, aangezien:
- drie (3), althans één of meer big(gen), is (zijn) afgevoerd op 29 januari 2019 en
waarvan de geen melding van dood of afvoer is gedaan, en/of
- twee (2), althans één of meer big(gen) is (zijn) afgevoerd op 2 april 2019 en
waarvan geen melding van dood of afvoer is gedaan, en of
- zeventien (17), althans één of meer varken(s) is (zijn) afgevoerd op 3 september
2019 en waarvan de melding van dood of afvoer is gedaan op 17 oktober 2019 en/of
- één (1) big is afgevoerd op 3 oktober 2020 en waarvan er geen melding van dood of afvoer is gedaan;
2.
dat verdachte op of omstreeks 3 oktober 2020 in de gemeente West Maas
en Waal, althans in Nederland, als degene die ingevolge de 'Regeling identificatie en
registratie van dieren' gegevens moest melden, bijhouden of vermelden op daartoe
bestemde bescheiden, dit al dan niet opzettelijk, een op een bedrijf geboren varken
niet gemerkt binnen één week nadat zij gespeend zijn, of uiterlijk binnen drie
maanden na de geboorte, of zoveel eerder als zij van het bedrijf worden afgevoerd,
immers is een niet gemerkte big verkocht en afgevoerd;
3.
dat verdachte op of omstreeks 3 oktober 2020 te Bolsward, in de gemeente
Sudwest-Fryslân, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter
bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier, te weten één big, pijn en/of
letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of welzijn van dat dier heeft
benadeeld, immers heeft verdachte één big van 2 a 3 weken oud bij de moeder weggehaald en/of verkocht, en/of de big, terwijl deze nog moedermelk moet krijgen, verkocht zonder voldoende uitleg over de verzorging (van handopfok van dieren) en/of niet voorzien van passende voeding;
parketnummer 84-182827-22
1.
Zij op één of meer tijdstippen in de periode 25 februari 2021 tot en met 26 april
2021, in de gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
- zestien (16), althans één of meer (hond)en heeft gehouden, en/of
- negenendertig (39), althans één of meer (honden) heeft verhandeld, afgevoerd of
overgedragen, terwijl die hond(en) niet overeenkomstig het Besluit Identificatie en Registratie van Dieren waren geregistreerd zoals bedoeld in artikel 6, 7 en/of 8 van voornoemd Besluit, immers was/waren 16, althans één of meerdere honden, niet binnen 8 weken na geboorte en/of niet binnen veertien dagen nadat de hond is verkregen geregistreerd in een databank,en/of was/waren 39, althans één of meerdere honden niet binnen veertien dagen nadat de hond is overgedragen, afgemeld in een databank;
2.
Zij op of omstreeks 25 februari 2021, in de gemeente West Maas en Waal, in elk
geval in Nederland, als beheerder van een inrichting als bedoeld in de ‘Regeling houders van dieren’, al dan niet opzettelijk, vijftien (15), althans één of meer hond(en) die in de inrichting verbleef/verbleven niet of niet volledig heeft laten inenten tegen de ziekten Parvovirusinfectie en/of de ziekte van Carré en/of Hepatites Contagiosia Canis, en/of heeft zij, verdachte, de benodigde herhalingsinentingen van deze ziekten niet laten plaatsvinden;
parketnummer 84-242365-22
1.
zij op of omstreeks 25 februari 2021 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten runderen en/of schapen en/of ezels, al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. 5 schapen (in weide 1, zie p. 11, 45, 77 en 78 proces-verbaal), althans één of meer
scha(a)p(en), met lange doorgegroeide hoefjes waardoor deze scha(a)p(en) kreupel
liep(en) en/of problemen had(den) bij het staan en lopen, zijnde een dier dat ziek of
gewond leek, onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers had(den) (de)
(het) scha(a)p(en) geen medische behandeling gehad en/of was geen dierenarts
en/of klauwverzorger geraadpleegd om de klauwen te bekappen, en/of
B. 5 ezels (in stal D, zie p. 11, 46, 57 en 71 proces-verbaal), althans één of meer
ezel(s), met lange doorgegroeide hoeven waardoor deze ezel(s) bij het staan en/of
lopen niet meer recht op de hoeven kon(den) staan, zijnde een dier dat ziek of
gewond leek, onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers had(den) de
ezel(s) geen medische behandeling gehad en/of was geen dierenarts en/of
klauwverzorger geraadpleegd om de klauwen te bekappen, en/of
C. 1 ezel (in stal E, zie p. 11, 46, 47, 57 en 72 proces-verbaal) die op de grond lag
en/of niet kon opstaan, zijnde een dier dat ziek of gewond leek, onmiddellijk op
passende wijze werd verzorgd, immers had de ezel geen medische behandeling
gehad en/of was geen dierenarts geraadpleegd, en/of
D. 2 schapen (voorin de veewagen van vrachtwagen H, zie p. 11, 45, 46, 56 t/m 59 en 74 proces-verbaal), althans één of meer scha(a)p(en), die op de grond lag(en) en/of niet overeind kon komen en/of niet reageerde(n) op aanraking, onmiddellijk op
passende wijze werd verzorgd, immers had(den) (de) (het) scha(a)p(en) geen
medische behandeling gehad en/of was geen dierenarts geraadpleegd, en/of
E. 21 ezels (in stal D, zie p. 11, 44, 53, 70 en 71 proces-verbaal), althans één of meer
ezel(s), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische
omstandigheden, immers was de bodem van de stal bedekt met een laag mest en
urine vermengde modder en/of was de vacht van de ezel(s) aan de poten nat en vies, en/of
F. 5 runderen (op perceel 2, zie p. 11, 42 en 76 proces-verbaal), althans één of meer
rund(eren), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd
geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het
ontwikkelingsstadium van het dier, immers bestond het perceel uit kale modderige
grond en/of was het voordroogkuil nat en/of rot en/of bevatte schimmel en/of
had(den) de rund(eren) een duidelijk zichtbare ruggengraat en heupbeenderen
en/of nauwelijks pensvulling, en/of
G. 21 ezels (in stal D, zie p. 11, 43 en 73 proces-verbaal), althans één of meer ezel(s), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer
kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het
dier, immers was het aantal vreetplaatsen onvoldoende en/of was het kuilvoer muf
en/of rot en/of verontreinigd door zand, en/of
H. 22 schapen (in stal A hok 1, zie p. 11, 43, 55 en 58 proces-verbaal), althans één of
meer scha(a)p(en), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd
geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het
ontwikkelingsstadium van het dier, immers waren de doornuitsteeksels en
dwarsuitsteeksels van de lendenwervels voelbaar bij (de) (het) scha(a)p(en) en
had(den) (de) (het) scha(a)p(en) nauwelijks tot geen vlees en/of vet bedekking,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
zij op of omstreeks 22 december 2021 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, meerdere pony(‘s) en/of rund(eren)en/of een paard, die niet werd(en) gehouden in een gebouw, geen bescherming heeft geboden tegen slechte weersomstandigheden en/of
gezondheidsrisico’s, immers was de weide modderig en bevroren en/of zakte(n)
(de) (het) dier(en) tot hun voorknieën in de modder met het risico op verwondingen
en/of waren de poten en/of benen nat en/of aangekoekt met kluiten modder
waardoor de vacht geen voldoende bescherming bood tegen regen en/of hitte en/of
kou en/of bacteriën en/of infecties (zie p. 10, 36, 38 en 39 proces-verbaal),
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
zij op of omstreeks 15 juni 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten runderen en/of pony’s en/of varkens, al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. 4 runderen (werknummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] , zie p. 8, 19, 20 en 26
proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), met lange doorgegroeide klauwen
waardoor deze rund(eren) een afwijkende locomotie had(den) en/of de po(o)t(en)
niet onder zich kon(den) plaatsen, zijnde een dier dat ziek of gewond leek,
onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers had(den) de rund(eren)
geen medische behandeling gehad en/of was geen dierenarts en/of klauwverzorger
geraadpleegd om de klauwen te bekappen, en/of
B. 1 pony (in weide 6, zie p. 8, 19 en 27 proces-verbaal) een toereikende hoeveelheid
gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die
past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was de weide waarin de
pony stond volledig kaalgevreten en/of had de pony nauwelijks spierweefsel en/of
tekenden de ribben, heupbeenderen en wervelkolom van de pony scherp af, en/of
C. 21 varkens (in de stallen B en F, zie p. 8, 18, 19 en 25 proces-verbaal), althans één of meer varken(s), toegang had(den) tot een toereikende hoeveelheid water van
passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden
voldoen, immers waren er lepeldrinkbakken gemonteerd die te hoog geplaatst
waren voor (de) (het) varken(s) waardoor (de) (het) varken(s) niet kon(den) drinken
en/of was het water sterk bevuild,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
zij op of omstreeks 15 juni 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten één of meer hond(en), de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat:
A. 4 honden en 8 puppy’s (in stal A.2, zie p. 8, 20 en 28 proces-verbaal), althans één
of meer hond(en), kon(den) beschikken over een huisvesting die voorzag in de
fysiologische en/of ethologische behoeften van de hond(en), immers had de vaste
huisvesting van de hond(en) onvoldoende daglicht en/of was het verblijf duister, en/of
B. 1 hond met 5 puppy’s (in stal A.2, zie p. 8, 20, 21 en 29 proces-verbaal), althans
één of meer hond(en), over voldoende bewegingsruimte beschikte(n), immers had
de vaste huisvesting van de hond(en) een oppervlakte van slechts 1 vierkante meter
en/of kon de hond zich niet van de puppy’s onttrekken;
5.
zij op of omstreeks 15 juni 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten (een) kadaver(s) van (een) landbouwhuisdier(en) en/of pluimvee, er niet voor heeft zorggedragen dat (het) (de) kadaver(s) zo spoedig mogelijk, doch
uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn
ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer ( [bedrijf] ), immers werd(en) één of meer kadaver(s) van landbouwhuisdier(en) en/of pluimvee (in een kapotte kadaverkoeling langs het toegangspad van het erf), aangetroffen die langer dan 24 uur dood waren;
parketnummer 84-141380-23
1.
zij op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten schapen en/of ezels en/of runderen en/of geiten en/of pony’s en/of paarden en/of alpaca’s en/of katten en/of honden, al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 73 schapen (in de hokken 1, 7, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 17 ezels
(in de hokken 5, 8, 10, 19 en in wei D, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 16 runderen (in de hokken 5, 13, 14, 22 en in wei D, N, Q, P en R, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 23 geiten (in de hokken 6, 7, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 14 pony’s (in de hokken 11 en 12 en in wei M, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 7 paarden (in wei P, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 8 alpaca’s (in de hokken 6, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 6 katten (in de buitenkooi 24, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 11 honden (in de hokken 20 en 23, zie p. 36 proces-verbaal),althans één of meer schapen en/of ezels en/of runderen en/of geiten en/of pony’s
en/of paarden en/of alpaca’s en/of katten en/of honden, toegang had(den) tot een
toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan
hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de drinkbakken en/of
vlotterbakken en/of speciekuipen niet voorzien van water en/of was het water
bevroren en/of was er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
EN/OF
zij op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten alpaca’s en/of katten en/of honden, de nodige verzorging aan een of meer van deze dieren heeft onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat:
- 8 alpaca’s (in de hokken 6, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 6 katten
(in de buitenkooi 24, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 11 honden (in de hokken 20 en
23, zie p. 36 proces-verbaal), althans één of meer alpaca’s en/of katten en/of honden, toegang had(den) tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de drinkbakken en/of vlotterbakken en/of speciekuipen niet voorzien van water en/of was het water bevroren en/of was er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig;
2.
zij op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal, in elk geval in Nederland, als houder van varkens, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 5 varkens (in hok 8 en in wei S, zie p. 36 proces-verbaal), zijnde varkens ouders dan twee weken, althans één of meer varkens, permanent beschikte(n) over voldoende vers water, immers waren de drinkbakken niet voorzien van water en/of was het water bevroren en/of was er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
zij op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal, in elk geval in Nederland, als houder van een ezel, al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 1 ezel (in hok 8, zie p. 29, 39, 40 en 42 proces-verbaal), zijnde een dier dat ziek of
gewond is, werd afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig is voorzien
van droog strooisel, immers was de ezel niet gehuisvest in een adequate box omdat
de ezel met meerdere verschillende diersoorten in een paardenbox was gehuisvest
en lijdt als gevolg van de mogelijke concurrentie voor ruimte, voer en/of water van
zijn stalgenoten,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
zij op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maast en
Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten schapen en/of geiten en/of runderen en/of alpaca’s, al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat: er voor de dieren in de hokken 7 en 13 (zie p. 36 en 39 proces-verbaal), te weten:
- 1 geit en 16 schapen, althans één of meer geiten en/of schapen, in hok 7, en/of
- 9 geiten, 12 schapen, 1 rund en 1 alpaca, althans één of meer geiten en/of schapen
en/of runderen en/of alpaca’s, in hok 13, voldoende ruimte was voor de fysiologische en ethologische behoeften van die dieren, immers was in bovengenoemde hokken sprake van overbezetting en/of waren verschillende diersoorten, met en zonder hoorns, met elkaar gemengd in kleine stallen waarvan als gevolg dieren met hoorns andere, ongehoornde, dieren in de zij porden om elkaar te verdringen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
EN/OF
zij op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten een alpaca, de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat er voor de dieren in hok 13 (zie p. 36 proces-verbaal), waaronder 1 alpaca, voldoende ruimte was voor de fysiologische en ethologische behoeften van dat dier, immers was in bovengenoemd hok sprake van overbezetting en/of waren verschillende diersoorten, met en zonder hoorns, met elkaar gemengd in kleine stallen waarvan als gevolg dieren met hoorns andere, ongehoornde, dieren in de zij porden om elkaar te verdringen;
parketnummer 84-152251-23
1.
dat zij op of omstreeks 27 april 2022 in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, als vervoerder, heeft gehandeld in strijd met
artikel 6 lid 3 van de EG-verordening nr. 1/2005, immers heeft verdachte een schaap
en/of diens lammeren, niet in overeenstemming met de technische voorschriften in
bijlage 1 bij die Verordening vervoerd, immers was de draagtijd van voornoemd schaap reeds voor 90% of meer gevorderd en/of werden twee, althans één of meer lammeren van minder dan drie weken vervoerd over meer dan 100 kilometer,
en/of werd voornoemd schaap binnen één week na de bevalling vervoerd;
2.
dat zij van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023, althans op of omstreeks 20 april
2023 in de gemeente Maas en Waal, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, als
vervoerder van dieren, heeft gehandeld in strijd met artikel 104 van de EG-verordening nr. 2016/429, immers heeft zij als vervoerder (in ieder geval betreffende het vervoer van dieren op of omstreeks 27 april 2022) geen
documentatie bijgehouden en bewaard betreffende de door hen aangedane
inrichtingen, de categorieën, soorten en het aantal vervoerde gehouden landdieren
en/of de reiniging, ontsmetting en desinfectie van de gebruikte vervoermiddelen
en/of nadere gegevens over de documenten die de betrokken dieren begeleiden,
met inbegrip van de documentnummers, en/of heeft zij als vervoerder (in ieder geval betreffende het vervoer van dieren op of omstreeks 27 april 2022) de bedoelde documentatie niet op een dusdanige wijze bewaard dat de bevoegde autoriteit er op haar verzoek onmiddellijk toegang toe kon krijgen en/of gedurende een door de bevoegde autoriteit voor te schrijven minimumduur van minimaal drie jaar;
3.
dat zij van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023, althans op of omstreeks 20 april
2023 in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, als vervoerder die hoefdieren en/of pluimvee (telkens) uitsluitend
binnen Nederland vervoerd, in strijd met het bepaalde in artikel 1.43 lid 2 van het
Besluit houders van dieren niet over elk vervoermiddel de gegevens als bedoeld
onder artikel 1 lid a t/m f:
a. het kenteken- of registratienummer;
b. de data en de tijdstippen waarop de dieren bij de inrichting van oorsprong
worden ingeladen;
c. de naam, het adres en het unieke registratie- of erkenningsnummer van elke
bezochte inrichting;
d. de data en tijdstippen waarop de dieren bij de inrichting van bestemming worden
uitgeladen;
e. de data en plaatsen van de reiniging, ontsmetting en desinfectie van
vervoermiddelen;
f. de referentienummers van de documenten die de dieren vergezellen,
drie jaar bewaard.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten onder alle parketnummers (84-028321-21, 84-182827-22, 84-242365-22, 84-141380-22 en 84-152251-23) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de ten laste gelegde gedragingen. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het onder 1 (D), 3 (B) en 4 tenlastegelegde onder parketnummer 84-242365-22 geen sprake is van het onthouden van verzorging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van parketnummer 84-028321-21 [1]
4.3.1.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de
volgende feiten en omstandigheden vast.
De onderneming van [verdachte]
Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 6 december 2023 volgt dat de vennootschap onder firma [verdachte] op [datum] 2005 is opgericht. De vennoten zijn medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) en zijn echtgenote
[naam 1] . De onderneming is gevestigd aan de [adres 1] en heeft als activiteiten, onder meer, het houden en fokken en houden van verschillende soorten dieren, waaronder schapen, paarden en ezels.
Met ingang van 31 oktober 2023 is de onderneming in staat van faillissement verklaard.
Aanleiding onderzoek
Verbalisanten van de NVWA hebben naar aanleiding van een Melding NVWA betreffende welzijn/verwaarlozing van boerderijdieren op 13 oktober 2020 een onderzoek ingesteld naar de onderneming van [verdachte] . [2]
feit 1
Tijdens het raadplegen van de bedrijfsregistratie van [verdachte] en het I&R (Identificatie en Registratie van dieren) systeem op 29 oktober 2020 constateerden de verbalisanten het volgende:
-op 29 januari 2019 zijn drie kadavers van biggen afgevoerd. Van deze gestorven biggen zijn geen meldingen geregistreerd in het I&R-systeem;
-op 2 april 2019 zijn twee kadavers van biggen afgevoerd. Van deze gestorven biggen zijn geen meldingen geregistreerd in het I&R-systeem; [3]
-op 3 september 2019 zijn zeventien slachtzeugen en slachtbiggen afgevoerd. De meldingsdatum van de afvoer aan het I&R systeem was 17 oktober 2019; [4]
-op 3 oktober 2020 is één big afgevoerd (verkocht) zonder dat hiervan melding was gedaan. [5]
feit 2
Door de verbalisanten is geconstateerd dat het varken op de foto’s, opgenomen als bijlage 2 en 5 en 7 in het procesdossier bevindingen, bij de afvoer (verkoop) op 3 oktober 2020 niet was voorzien van een oormerk. [6]
feit 3
Uit een schriftelijke verklaring van getuige [getuige 1] (hierna: getuige) van
23 oktober 2020 volgt dat zij op 3 oktober 2020 op een kinderboerderij in [plaats 1] een biggetje heeft gekocht bij een man die heeft gezegd daar te staan namens [verdachte] .
Met betrekking tot de verzorging van het biggetje heeft de man gezegd dat getuige het biggetje paardenmuesli moest voeren en dat het biggetje twee keer per jaar moest worden ontwormd. De getuige heeft een plastic bakje met voer en een folder van [verdachte] met daarop het telefoonnummer [telefoonnummer] meegekregen.
Vervolgens ging de gezondheid van het biggetje achteruit en weigerde het dier te eten.
Getuige heeft contact gezocht met een dierenarts en uit consultatie bleek dat het biggetje het verkeerde voer heeft gegeten. [7]
De dierenarts heeft verklaard dat de leeftijd van het biggetje wordt geschat op de drie à vier weken. Op deze leeftijd heeft een biggetje nog dagelijks melk nodig en/of aangepast krachtvoer voor jonge biggen met (veel) melkpoeder.
Het biggetje was volgens de dierenarts te jong om zonder moedervarken door het leven te gaan. [8]
4.3.1.2 Overwegingen van de rechtbank
feit 1
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in de periode van januari 2019 tot en met oktober 2020 geen melding overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren heeft gedaan van de dood of afvoer van biggen en/of varkens.
feit 2
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 3 oktober 2020 een op een bedrijf geboren varken heeft verkocht en afgevoerd, terwijl het varken niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was geoormerkt.
feit 3
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 3 oktober 2020 zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een big pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of welzijn van dat dier heeft benadeeld.
Toerekening aan de rechtspersoon
De rechtbank overweegt dat het registreren van dieren, het voorzien van oormerken en het verzorgen van dieren onder de normale bedrijfsvoering van [verdachte] valt en ook dienstig is aan het bedrijf. Immers, de bedrijfsactiviteiten van [verdachte] bestonden uit het houden en fokken van verschillende dieren. Gebleken is dat vennoot [medeverdachte] de hoogte was van de gedragingen. Hij heeft namens [verdachte] niet de benodigde zorg betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd met het oog op voorkoming van de gedragingen.
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor beschreven handelen plaatsvond in de sfeer van de rechtspersoon en – gelet op de wetenschap bij haar vennoot– aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Opzet van de rechtspersoon
Bij de onder 1 en 2 bewezenverklaarde gedragingen stelt de rechtbank vast dat aan [verdachte] economische delicten ten laste zijn gelegd. Het begrip “opzet” moet in het economisch strafrecht in beginsel worden uitgelegd als “kleurloos opzet”. Dit betekent dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk begaan van een dergelijk delict niet vereist is dat het opzet van [verdachte] was gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaring bedoelde wettelijke verplichtingen (zie ECLI:NL:HR:2009:BH2684). Voldoende is dat het opzet is gericht op de gedragingen.
Vereist is in dit geval dus slechts dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode (feit 1) en op de ten laste gelegde datum (feit 2) niet volledig, juist en naar waarheid en niet onverwijld nadat de gegevens bekend waren bij verdachte, de gegevens heeft gemeld, bijgehouden of vermeld op daartoe bestemde bescheiden.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] de professionele plicht heeft om de geldende wettelijke verplichtingen na te komen. Hoewel de door de raadsman aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de vennoten tragisch zijn, is niet gebleken dat [verdachte] als gevolg van deze omstandigheden (daadwerkelijk) niet in staat was om de hierboven beschreven verplichtingen na te komen. De persoonlijke omstandigheden van de vennoten ontslaan haar ook niet van deze verplichtingen. Voorts is niet gebleken dat de vennoten zich voldoende hebben ingespannen om de verplichtingen na te komen door bijvoorbeeld te onderzoeken of een vervanger kon worden ingeschakeld of door naar andere oplossingen te zoeken.
Gelet op het voorgaande en hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] het onder 1 en 2 tenlastegelegde opzettelijk heeft begaan.
4.3.2
Ten aanzien van parketnummer 84-182827-22 [9]
4.3.2.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de
volgende feiten en omstandigheden vast.
Aanleiding inspectie op 25 februari 2021
Verbalisanten van de NVWA hebben op 25 februari 2021 een inspectie uitgevoerd bij [verdachte] aan de [adres 1] (hoofdvestiging) en de [adres 2] . [10]
feit 1
Tijdens de inspectie constateerde een van de verbalisanten dat er 16 honden aanwezig waren binnen de inrichting die niet binnen 14 dagen na aanvoer waren gemeld in het systeem I&R hond. De verbalisant stelde op basis van de registratie in I&R hond en het aantal tijdens de controle aangetroffen honden, vast dat in totaal 39 honden niet meer aanwezig waren binnen de inrichting en niet binnen 14 dagen waren afgemeld door middel van een afvoermelding in I&R hond. [11]
De verbalisant heeft tijdens een tweede raadpleging, op 20 maart 2021, van de meldingen gedaan door [verdachte] in I&R hond, geconstateerd dat er voor 14 honden nog immer geen afvoermelding was geregistreerd en dat er voor 25 honden inmiddels wel een afvoermelding was geregistreerd, maar dat deze meldingen evenmin binnen 14 dagen nadat de betreffende hond was afgevoerd vanuit de inrichting, zijn geregistreerd. [12]
feit 2
Tijdens de inspectie is aan de hand van de gegevens van de dierenpaspoort entingen geconstateerd dat 15 van de 24 aanwezige honden niet juist zijn ingeënt of een herhalingsinenting hebben ontvangen tegen de ziekten Parvovirusinfectie, de ziekte van Carré en Hepatites Contagiosia Canis. [13]
4.3.2.2 Overwegingen van de rechtbank
feit 1
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de in de tenlastelegging genoemde aantallen honden heeft verhandeld, afgevoerd of overgedragen, terwijl deze honden niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geregistreerd.
feit 2
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de in de tenlastelegging genoemde aantallen honden binnen een inrichting overeenkomstig de Regeling houders van dieren heeft laten verblijven, terwijl deze honden niet waren ingeënt tegen ziekten en de benodigde herhalingsinentingen van deze ziekten niet heeft laten plaatsvinden.
Toerekening aan de rechtspersoon
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.3.1.2 is overwogen met betrekking tot de toerekening aan de rechtspersoon, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen kunnen worden toegerekend aan [verdachte] .
Opzet van de rechtspersoon
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.3.1.2 is overwogen met betrekking tot de opzet van de rechtspersoon en hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] de tenlastegelegde feiten opzettelijk heeft begaan.
4.3.3
Ten aanzien van parketnummer 84-242365-22 [14]
4.3.3.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de
volgende feiten en omstandigheden vast.
Inspectie op 25 februari 2021
Verbalisanten van de NVWA hebben op 25 februari 2021 bij [verdachte] een inspectie uitgevoerd. [15]
feit 1
De verbalisanten hebben tijdens de inspectie het volgende geconstateerd: [16]
A: in weide 1 bevonden zich vijf schapen met lang doorgegroeide hoefranden die om de hoefjes heen krulden. Ook waren de hoefpunten van deze schapen erg lang. [17]
De toezichthoudend dierenarts van de NVWA heeft op 25 februari 2021 de schapen onderzocht en geconstateerd dat de te lange klauwtjes van de dieren ontstaan doordat ze groeien en niet voldoende afslijten en niet voldoende bekapt worden door de dierhouder/-verzorger. Door de doorgegroeide hoefjes liepen de schapen kreupel en hadden zij problemen met staan. [18]
B: in stal D bevonden zich vijf ezels met zodanig lang doorgegroeide hoeven dat ze bij het staan en lopen niet meer recht op hun hoeven konden staan. [19]
De toezichthoudend dierenarts heeft op 25 februari 2021 de ezels onderzocht en geconstateerd dat ze lange doorgegroeide hoeven hebben die in een periode van minimaal zes maanden zijn ontstaan. [20]
C: in stal E lag een ezel die bleef liggen en ondanks meerdere pogingen om op te staan niet verder kwam dan zich half zittend op te richten.
Op latere vragen gesteld door de verbalisanten gaf het aanwezige personeel aan dat ze geen dierenarts hadden geconsulteerd noch dat het dier onder behandeling was gesteld. [21]
D: voorin de veewagen van vrachtwagen H lagen een schaap en een lam. Het schaap zag en voelde erg mager en zwak aan en kon niet overeind komen. Op latere vragen gesteld door de verbalisanten gaf het aanwezige personeel aan dat voor het schaap geen dierenarts was geconsulteerd. Het lam zag en voelde nog nat en koud aan en bleef stil liggen.
Voor de verbalisanten was het duidelijk dat het nog natte lam op de koude en niet ingestrooide vrachtwagenvloer weinig overlevingskansen had. [22]
De toezichthoudend dierenarts heeft op 25 februari 2021 het schaap en het lam onderzocht in behandelruimte 15 in stal B en het volgende geconstateerd: [23]
Het ziek liggende schaap had nauwelijks pensvulling en was te ziek en te slap om te staan. Gezien de manier van aantreffen, was het schaap feitelijk weggelegd in een veewagen zonder voer en water en zonder zorg hetgeen doet vermoeden dat het dier al langer dan twee dagen ziek en liggend is. [24]
E: in stal D bevonden zich 21 ezels en de bodem van de voor de ezels betreedbare kleine uitloop naar buiten, achter de stal, was bedekt met een laag mest en urine vermengde modder. De bodem van de rest van de stal was bedekt met een dikke laag stro met mest. Het ingestrooide deel was onvoldoende ingestrooid om alle ezels te voorzien van een schone, droge en comfortabele ligplaats. [25] De verbalisanten zagen dat de vacht van meerdere ezels aan de poten en buik vies en nat was.
De toezichthoudend dierenarts heeft op 25 februari 2021 stal D waar de ezels werden gehouden onderzocht en geconstateerd dat de toplaag dun is ingestrooid en de modderige uitloop waarschijnlijk al de gehele wintertijd modderig was. [26]
F: op perceel 2 bevonden zich vijf runderen en het grootste gedeelde van deze weide bestond uit kale en voor het merendeel modderige gronden.
De plekken waar nog wel gras groeide waren volledig kaalgevreten en vertrapt.
In de voerruif op het perceel lag een grote baal voordroogkuil met natte en rotte gedeelten.
Deze voordroogkuil was ofwel erg oud ofwel slecht geconserveerd en bewaard.
Het was geen geschikt en gezond voer voor de runderen. [27] De verbalisanten zagen op en nabij het perceel geen andere voerplaatsen of aanwijzingen dat de runderen nog ander voer verstrekt kregen. De verbalisanten zagen dat enkele van de runderen, die zij hiervoor dicht genoeg konden benaderen, erg schraal waren. Zij zagen dit aan de door de ruige vacht heen duidelijk zichtbare ruggengraat en heupbeenderen. Een van de verbalisanten kon twee runderen bevoelen en voelde de duidelijk uitstekende (scherpe)ruggengraat en diepe koekoeksgaten. Deze runderen waren mager. Ook voelde hij aan de brede en diepe naar binnenstulpende pensgroeve dat deze beide runderen nauwelijks pensvulling hadden.
G: in stal D bevonden zich 21 ezels waar zich slechts zes openingen waren voor de ezels om de kop door te steken om te kunnen vreten. Dit aantal openingen is veel te weinig op het aantal ezels in de stal.
Het verstrekte kuilvoer was erg muf, rook naar rotting en was verontreinigd door erg veel zand. Het kuilvoer was niet geschikt om als voer voor dieren te dienen. [28]
De toezichthoudend dierenarts heeft op 25 februari 2021 stal D waar de ezels werden gehouden onderzocht en geconstateerd dat er slechts zes vreetplaatsen aanwezig zijn voor 21 ezels. Het voer was muf en rottend en dat is waarschijnlijk veroorzaakt door onjuiste graswinning en -conservering. Waarschijnlijk is dat maanden geleden ontstaan. [29]
H: in stal A, hok 1, bevonden zich 22 schapen en in enkele aan de wand bevestigde ruiven restanten lagen van grofstengelig hooi met weinig blad. Het verstrekte hooi was van onvoldoende kwaliteit voor drachtige en zogende schapen en om de schapen in een normale conditie te brengen.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat de schapen naast het hooi ook krachtvoer kregen in de gang was volgens de verbalisanten erg ongeloofwaardig gezien de constructie van het hok en het feit dat in de niet schone gang geen enkele schapenkeutel lag. Los daarvan hebben de verbalisanten geconstateerd dat de schapen gezien hun conditie langdurig onvoldoende geschikt voer verstrekt hebben gekregen. Zij zagen door de wollen vacht van enkele schapen heen dat deze schapen mager waren. Een van de verbalisanten heeft later samen met de toezichthoudend dierenarts het merendeel van deze schapen vastgepakt en bevoeld op de rug. Hij voelde dat de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de lendenwervels bij deze schapen voelbaar tot scherp voelbaar waren. Hij voelde hierbij nauwelijks tot geen vlees en/of vet bedekking. [30]
De toezichthoudend dierenarts heeft op 25 februari 2021 stal A hok 1 waar de schapen werden gehouden onderzocht en geconstateerd dat ze een BCS score (Body Condition Score) tussen de 1 (zeer mager) en 1,5 (mager) hadden. Ze zijn in de loop der weken vermagerd en hebben minstens vier weken een BCS lager dan 2 gehad. [31]
Inspectie op 22 december 2021
Verbalisanten van de NVWA hebben op 22 december 2021 bij [verdachte] een inspectie uitgevoerd. [32]
feit 2
De verbalisanten hebben geconstateerd dat zich in een weide 12 pony’s, een paard en een rund (stier) bevonden. Deze weide was door het vele betreden en de vele regenval erg modderig geworden. De bovenlaag was bevroren en soms trapten dieren door deze laag heen waardoor ze soms tot aan hun voorknieëen en hakken wegzakten in de modder.
De poten/benen van de dieren en de staarten en vachten aan buik en achterhand van met name de kleine pony’s, waren nat en aangekoekt met kluiten modder.
Hierdoor kon de vacht onvoldoende bescherming bieden tegen inregenen en indringende kou en hitte en zal de huid minder bescherming bieden tegen bacteriën en infecties. [33]
Inspectie op 15 juni 2022
Verbalisanten van de NVWA hebben op 15 juni 2022 bij [verdachte] een inspectie uitgevoerd . [34]
feit 3
De verbalisanten hebben tijdens de inspectie het volgende geconstateerd:
A: dat in weide 1 tot en met 4 zich vier runderen met werknummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] bevonden.
Deze runderen hadden lang doorgegroeide klauwen. Hierdoor hadden meerdere runderen een afwijkende locomotie bij het lopen. Rund (stier) met werknummer [nummer 4] had erg lang doorgegroeide klauwen aan voor- en achterpoten en kon hierdoor zijn poten niet recht onder zich plaatsen bij het staan en lopen. [35]
B: dat in weide 6 zich een pony met een veulen bevond. Deze pony was erg mager, had nauwelijks spierweefsel en de ribben, heupbeenderen en wervelkolom tekenden scherp af. De weide was volledig kaalgevreten. [medeverdachte] verklaarde dat de pony’s werden bijgevoerd met hooi en toonde verbalisanten de voerruif. De verbalisant was ermee bekend dat dergelijk hooi weinig energie en eiwitten bevat. De verbalisanten constateerden dat de restanten hooi in de ruif ook muf roken en dus oud en weinig smakelijk hooi betrof.
Gezien de slechte conditie van het paard had het kennelijk langdurig te weinig energie en eiwitrijk voer gekregen om naast melk te produceren voor het veulen ook zelf in conditie te blijven. [36]
C: dat in de stallen B tot en met F zich 21 varkens bevonden. De in deze hokken gemonteerde lepeldrinkbakken waren te hoog geplaatst voor varkens om hier goed uit te kunnen drinken, zeker voor de biggen die er helemaal niet bij konden.
De drinkbakjes in de hokken B.2, tweede hok, F4 en F5 waren vervuild met bodemmateriaal van deze hokken, te weten stro en mest. De verbalisanten zagen dat de drinkbak in hok B.2, tweede hok, vol zat met een laag al rottend en naar rotte eieren ruikende drab, hetgeen erop wijst dat het bakje kennelijk al lange tijd niet was schoongemaakt. [37]
feit 4
De verbalisanten hebben tijdens de inspectie het volgende geconstateerd:
A: dat in stal A.2 zich vier honden en acht puppy’s bevonden. In de hokken was weinig licht en ze waren erg donker. Alleen met behulp van een zaklantaarn kon je goed in de hokken kijken. Door huisvesting in deze permanent duistere verblijven werden voor deze overdag actieve dieren niet gezorgd voor voldoende daglicht of een equivalent daarvan.
Hierdoor werd niet voldaan aan de fysiologische ethologische behoeften van de honden. [38]
B: dat in stal A.2 zich een hond met vijf puppy’s bevonden. De afmetingen van de bench met een oppervlakte van 1 vierkante meter (0,74 meter bij 1,35 meter) voldeed niet aan de minimaal gestelde oppervlaktenormen in het honden en katten besluit 1999, welke normen minimaal gehanteerd moeten worden conform de nota van toelichting. De verbalisanten zagen dat de teef in de bench geen ruimte had om zich aan de puppy’s te onttrekken. [39]
feit 5
De verbalisanten hebben tijdens de inspectie geconstateerd dat aan de [adres 2] een kadaverkoeling stond waarbinnen geen koeling plaatsvond. Zij hoorden de motor draaien, maar voelden geen koeling. In één van de vaten in de koeling lagen meerdere rottende en deels verteerde kadavers van landbouwhuisdieren en pluimvee. [40]
4.3.3.2 Overwegingen van de rechtbank
Misdrijven: feiten 1, 2, 3 en 4
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
[verdachte] heeft de bewezen verklaarde feiten begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
Overtreding: feit 5
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten kadavers van landbouwhuisdieren en/of pluimvee, er niet voor heeft zorggedragen dat de kadavers zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer ( [bedrijf] ).
Toerekening aan de rechtspersoon
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.3.1.2 is overwogen met betrekking tot de toerekening aan de rechtspersoon, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen kunnen worden toegerekend aan [verdachte] .
Opzet van de rechtspersoon
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.3.1.2 is overwogen met betrekking tot de opzet van de rechtspersoon en hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde opzettelijk heeft begaan.
4.3.4
Ten aanzien van parketnummer 84-141380-23 [41]
4.3.4.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de
volgende feiten en omstandigheden vast.
Aanleiding
Verbalisanten van de NVWA hebben op 13 december 2022 een inspectie uitgevoerd bij [verdachte] aan de [adres 1] (hoofdvestiging) en de [adres 2] . [42]
feit 1
Tijdens de inspectie constateerden de verbalisanten tussen 10.15 uur en 12.30 uur dat de aanwezige dieren geen toereikende hoeveelheid water van een passende kwaliteit hadden en ze niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen omdat het water in de drinkbakken bevroren was of de drinkbakken leeg waren. [43]
De toezichthoudend dierenarts heeft geconstateerd dat het drinkwater in alle vlotter-drinkwaterbakken, zowel in open-front stallen als in de weilanden, bevroren was en dat de speciekuipen ondersteboven lagen en droog waren. De aanwezige dieren hadden geen toegang tot drinkwater. [44]
feit 2
De verbalisanten constateerden tijdens de inspectie van 10.15 uur tot 12.30 uur dat 5 varkens, ouder dan twee weken, niet permanent konden beschikken over voldoende water, omdat het water in de drinkbakken bevroren was of de drinkbakken leeg waren. [45]
De toezichthoudend dierenarts heeft op 13 december 2022 geconstateerd dat het drinkwater in alle vlotter-drinkwaterbakken, zowel in de open-front stallen als in de weilanden, bevroren was en dat de speciekuipen ondersteboven lagen en droog waren. De in totaal 180 aanwezige dieren hadden geen drinkwater. [46]
feit 3
De verbalisanten constateerden tijdens de inspectie tevens dat in hok 8 onder andere één ezel was gehuisvest. Zij zagen dat deze ezel mager was, dat de bespiering weg was en dat hij weinig vetreserve meer had. Ook zagen zij dat deze ezel zijn rechter achterpoot
niet wilde of kon belasten en dat hij gehuisvest was met andere dieren in één hok.
Deze ezel kon zich niet in de groep handhaven. [47] De ezel werd niet afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig was voorzien van droog strooisel.
De toezichthoudend dierenarts heeft op 13 december 2022 geconstateerd dat voornoemde ezel mager en aan de rechter achterpoot kreupel was, en gezamenlijk met een varken, vijf geiten en een alpaca werden gehuisvest in hok 8. [48] De zieke ezel ondervond concurrentie voor ruimte, voer en of water van zijn stalgenoten. [49]
feit 4
Tijdens de inspectie is geconstateerd dat in paardenboxen verschillende soorten dieren samen werden gehuisvest, waaronder dieren met en dieren zonder horens. [50]
De toezichthoudend dierenarts heeft op 13 december 2022 geconstateerd dat diverse diersoorten bij elkaar in één hok werden gehuisvest. De dierenarts zag dat er in de hokken 1, 5, 6, 7, 8, 12, 13 en 14 diverse diersoorten/-rassen bij elkaar werden gehouden. Het betrof onder andere runderen, schapen en geiten met hoorns en schapen zonder hoorns.
De dierenarts zag dat er ook andere diersoorten zonder hoorns aanwezig waren in deze hokken waarin dieren met hoorns werden gehuisvest.
De dierenarts zag dat een lama in één hok werd gehouden, samen met gehoornde schapen en geiten. [51]
De welzijnsaantasting als gevolg van vermenging van soorten en gehoornde met ongehoornde dieren kan vermeden worden indien het aantal dieren wordt aangepast aan de beschikbare legale huisvesting. [52]
4.3.4.2 Overwegingen van de rechtbank
feit 1 en 2
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , als houder van schapen, ezels, runderen, geiten, pony’s, paarden, alpaca’s, katten, honden en varkens, er op de onder 4.3.4.1 beschreven wijze geen zorg voor heeft gedragen dat deze dieren toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen.
[verdachte] heeft deze overtreding begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
De na 'EN/OF’ ten laste gelegde variant kan derhalve niet bewezen verklaard worden, nu deze variant ziet op als ‘huisdieren’ gehouden alpaca’s, honden en katten.
feit 3
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , als houder van een ezel, er op de onder 4.3.4.1 beschreven wijze geen zorg voor heeft gedragen dat deze zieke ezel werd afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig is voorzien van droog strooisel.
[verdachte] heeft deze overtreding begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
feit 4
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , als houder van geiten, schapen, een rund en een alpaca, er op de onder 4.3.4.1 beschreven wijze geen zorg voor heeft gedragen dat voor deze dieren in hok 7 en hok 13 voldoende ruimte was voor hun fysiologische en ethologische behoeften.
[verdachte] heeft deze overtreding begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
De na 'EN/OF’ ten laste gelegde variant kan derhalve niet bewezen verklaard worden, nu deze variant ziet op als ‘huisdieren’ gehouden alpaca’s, honden en katten.
Toerekening aan de rechtspersoon
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.3.1.2 met betrekking tot de toerekening aan de rechtspersoon is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen kunnen worden toegerekend aan [verdachte] .
Opzet van de rechtspersoon
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.3.1.2 is overwogen met betrekking tot de opzet van de rechtspersoon en hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] de onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde feiten opzettelijk heeft begaan.
4.3.5
Ten aanzien van parketnummer 84-152251-23 [53]
4.3.5.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de
volgende feiten en omstandigheden vast.
feit 1
Naar aanleiding van een handhavingsverzoek van de Stichting House of Animals Foundation hebben de verbalisanten van de NVWA onderzoek verricht naar [verdachte] . Uit dit onderzoek is gebleken dat [verdachte] op 27 april 2022 een hoog drachtig schaap vanaf de bedrijfslocatie in [adres 1] naar een evenement in [plaats 2] heeft vervoerd. Tijdens dit evenement is het schaap bevallen van twee lammeren. [54]
De toezichthoudend dierenarts bij de NVWA heeft op basis van foto’s geconstateerd dat het lam op foto 1 een zeer natte vacht heeft en dat restanten van vliezen en slijm van de geboorte aan de vacht hangen. Deze waarnemingen wijzen erop dat het lam pas geboren is. Verder kan het dier nog niet zelfstandig staan, hetgeen direct na de geboorte normaal is. [55]
Volgens de dierenarts kan een dierhouder het dekken van schapen plannen en controleren. Ook kan een dierhouder controleren of laten controleren of een dier drachtig is en het stadium van de dracht zelf uitrekenen of kan dit laten controleren door bijvoorbeeld een dierenarts. Dit zijn in ieder geval basale verplichtingen die een verantwoord dierhouder dient uit te voeren om zo te beoordelen of een dier geschikt is voor het beoogde transport. Dat de lammeren voldragen en volgroeid waren, wijst erop dat de ooi op tijd is bevallen en dat haar draagtijd 100%, of in ieder geval meer dan 90% had bereikt. [56]
Het vervoer van drachtige dieren waarvan de draagtijd reeds voor 90% of meer is gevorderd, is verboden. Door de ooi op transport te zetten, de ooi te laten bevallen in een niet geschikte omgeving, aan de ooi en pasgeboren lammeren geen adequate en veilige huisvesting ter beschikking te stellen en de ooi en pasgeboren lammeren te plaatsen in een onrustige omgeving waar ze tentoongesteld werden aan publiek, zijn de ooi en pasgeboren lammeren blootgesteld aan onrust en extra stress. [57]
Verbalisanten hebben op 15 december 2022 gesproken met [medeverdachte] namens [verdachte] .
Nadat de inhoud van het handhavingsverzoek was voorgehouden, heeft [medeverdachte] verklaard dat hij niets (meer) wist over een schaap dat zou hebben gelammerd tijdens het evenement. Hij kon zich niet herinneren dat op 27 april 2022 een schaap met pas geboren lammeren op stal was gekomen. Hij ontkent niet dat zijn bedrijf dieren had verhuurd voor het evenement. Hij verklaarde dat hem wel eens is overkomen dat een schaap en een alpaca waren bevallen tijdens een evenement.
Uit het gesprek bleek volgens de verbalisanten dat [medeverdachte] geen gegevens bijhield over de dekdatum/inseminatiedata van de schapen. [58]
Ter zitting heeft [medeverdachte] namens verdachte verklaard dat de lammeren op de dag van het evenement met de moederschaap mee terug zijn vervoerd van [plaats 2] naar [adres 1] over een afstand van meer dan 100 km.
feiten 2 en 3
De verbalisanten hebben [medeverdachte] tijdens het gesprek op 15 december 2022 gevraagd inzage te geven in het vervoersregister, als bedoeld in het Besluit Houders van dieren artikel 1.43 jo. Artikel 104 van Verordening (EU) nr. 2016/429, en het betreffende vervoersdocument met betrekking tot het vervoer van de dieren naar en vanaf het evenement in [plaats 2] op 27 april 2022. Toen is geconstateerd dat [medeverdachte] na lang zoeken niet alle vereiste gegevens kon verstrekken. Een toezegging van [medeverdachte] dat hij het draaiboek van 27 april 2022 zou toezenden is hij niet nagekomen.
4.3.5.2 Overwegingen van de rechtbank
feit 1
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] als vervoerder op de onder 4.3.5.1 beschreven wijze heeft gehandeld in strijd met artikel 6 lid 3 van de EG-verordening nr. 1/2005.
feit 2
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] als vervoerder van dieren heeft gehandeld in strijd met artikel 104 van de EG-verordening nr. 2016/429 en als vervoerder de bedoelde documentatie niet op een dusdanige wijze heeft bewaard dat de bevoegde autoriteit er op haar verzoek onmiddellijk toegang toe kon krijgen gedurende een door de bevoegde autoriteit voor te schrijven minimumduur van drie jaar.
feit 3
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] als vervoerder die hoefdieren en pluimvee (telkens) uitsluitend binnen Nederland vervoert, in strijd met het bepaalde in artikel 1.43 lid 2 van het Besluit houders van dieren niet over elk vervoermiddel de gegevens als bedoeld onder artikel 1 lid a tot en met f drie jaar heeft bewaard.
Toerekening aan de rechtspersoon
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.3.1.2 met betrekking tot de toerekening aan de rechtspersoon is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen kunnen worden toegerekend aan [verdachte] .
Opzet van de rechtspersoon
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.3.1.2 is overwogen met betrekking tot de opzet van de rechtspersoon en hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] de tenlastegelegde feiten opzettelijk heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 84-028321-21
1.
dat verdachte in de periode van januari 2019 tot en met oktober 2020 in de
gemeente West Maas en Waal,althans in Nederland,als degene die ingevolge de
'Regeling identificatie en registratie van dieren' gegevens moest melden, bijhouden
of vermelden op daartoe bestemde bescheiden,
dital dan nietopzettelijk niet volledig, juist en naar waarheid en/of niet onverwijld
nadat de gegevens bekend waren bij verdachte heeft gedaan, aangezien:
- drie (3), althans één of meerbig(gen),is (zijn)afgevoerd op 29 januari 2019 en
waarvan de geen melding van dood of afvoer is gedaan, en/of
-
- twee (2), althans één of meerbig(gen) is (zijn)afgevoerd op 2 april 2019 en
waarvan geen melding van dood of afvoer is gedaan, en/of
- zeventien (17), althans één of meervarken(s) is (zijn)afgevoerd op 3 september
2019 en waarvan de melding van dood of afvoer is gedaan op 17 oktober 2019 en/of
- één (1) big is afgevoerd op 3 oktober 2020 en waarvan er geen melding van dood of afvoer is gedaan;
2.
dat verdachte opof omstreeks3 oktober 2020 in de gemeente West Maas en Waal,althans in Nederland,als degene die ingevolge de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' gegevens moest melden, bijhouden of vermelden op daartoe bestemde bescheiden,dit al dan nietopzettelijk, een op een bedrijf geboren varken niet gemerkt heeft binnen één week nadat het gespeend was,of uiterlijk binnen drie maanden na de geboorte, of zoveel eerder als zij van het bedrijf worden afgevoerd,immers is een niet gemerkte big verkocht en afgevoerd;
3.
dat verdachte opof omstreeks3 oktober 2020 te Bolsward, in de gemeente Sudwest-Fryslân, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier, te weten één big, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of welzijn van dat dier heeft benadeeld, immers heeft verdachte één big van 2 á 3 weken oud bij de moeder weggehaald en/ofverkocht, en/ofde big, terwijl deze nog moedermelk moet krijgen, verkocht zonder voldoende uitleg over de verzorging (van handopfok van dieren) en/ofniet voorzien van passende voeding;
parketnummer 84-182827-22
1.
zijop één of meer tijdstippenin de periode 25 februari 2021 tot en met 26 april
2021, in de gemeente West Maas en Waal,in elk geval in Nederland,
al dan nietopzettelijk,
- zestien (16), althans één of meer (hond)en heeft gehouden, en/of
- negenendertig (39), althans één of meer (honden)heeft verhandeld, afgevoerd of
overgedragen, terwijl die hond(en)niet overeenkomstig het Besluit Identificatie en Registratie van Dieren waren geregistreerd zoals bedoeld in artikel 6, 7 en/of8 van voornoemd Besluit, immerswas/waren 16, althans één of meerderehonden niet binnen 8 weken na geboorte en/ofniet binnen veertien dagen nadat de hond is verkregen geregistreerd in een databank, en/of was/waren 39, althans één of meerderehonden niet binnen veertien dagen nadat de hond is overgedragen, afgemeld in een databank;
2.
zij opof omstreeks25 februari 2021, in de gemeente West Maas en Waal,in elk
geval in Nederland,als beheerder van een inrichting als bedoeld in de ‘Regeling houders van dieren’,al dan nietopzettelijk, vijftien (15), althans één of meerhond(en)die in de inrichtingverbleef/verbleven niet of niet volledig heeft laten inenten tegen de ziekten Parvovirusinfectie en/ofde ziekte van Carré en/ofHepatites Contagiosia Canis, en/ofheeft zij, verdachte, de benodigde herhalingsinentingen van deze ziekten niet laten plaatsvinden;
parketnummer 84-242365-22
1.
zij opof omstreeks25 februari 2021 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal,in elk geval in Nederland,als houder van dieren, te weten runderen en/ofschapen en/ofezels,al dan nietopzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. 5 schapen (in weide 1, zie p. 11, 45, 77 en 78 proces-verbaal),althans één of meer
scha(a)p(en),met lange doorgegroeide hoefjes waardoor deze scha(a)p(en)kreupel
liep(en)en/ofproblemen had(den)bij het staan en lopen, zijnde een dier dat ziek of
gewond leek, onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers had(den) (de)
(het)scha(a)p(en)geen medische behandeling gehad en/ofwas geen dierenarts
en/of klauwverzorger geraadpleegd om de klauwen te bekappen, en/of
B. 5 ezels (in stal D, zie p. 11, 46, 57 en 71 proces-verbaal),althans één of meer
ezel(s),met lange doorgegroeide hoeven waardoor deze ezel(s)bij het staan en/of
lopen niet meer recht op de hoeven kon(den)staan, zijnde een dier dat ziek of
gewond leek, onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers had(den)de
ezel(s)geen medische behandeling gehad en/ofwas geen dierenarts en/of
klauwverzorger geraadpleegd om de klauwen te bekappen, en/of
C. 1 ezel (in stal E, zie p. 11, 46, 47, 57 en 72 proces-verbaal) die op de grond lag
en/ofniet kon opstaan, zijnde een dier dat ziek of gewond leek, onmiddellijk op
passende wijze werd verzorgd, immers had de ezel geen medische behandeling
gehad en/ofwas geen dierenarts geraadpleegd, en/of
D. 2 schapen (voorin de veewagen van vrachtwagen H, zie p. 11, 45, 46, 56 t/m 59 en 74 proces-verbaal),althans één of meer scha(a)p(en),die op de grond lag(en)en/ofniet overeind kon komen en/ofniet reageerde(n)op aanraking, onmiddellijk op
passende wijze werd verzorgd, immers had(den) (de) (het)scha(a)p(en)geen
medische behandeling gehad en/ofwas geen dierenarts geraadpleegd, en/of
E. 21 ezels (in stal D, zie p. 11, 44, 53, 70 en 71 proces-verbaal),althans één of meer
ezel(s),over een toereikende behuizing beschikte(n)onder voldoende hygiënische
omstandigheden, immers was de bodem van de stal bedekt met een laag mest en
urine vermengde modder en/ofwas de vacht van de ezel(s)aan de poten nat en vies, en/of
F. 5 runderen (op perceel 2, zie p. 11, 42 en 76 proces-verbaal),althans één of meer
rund(eren),een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd
geschikt voer kregen/kreegtoegediend op een wijze die past bij het
ontwikkelingsstadium van het dier, immers bestond het perceel uit kale modderige
grond en/ofwas het voordroogkuil nat en/ofrot en/ofbevatte schimmel en/of
had(den)de rund(eren)een duidelijk zichtbare ruggengraat en heupbeenderen
en/of nauwelijks pensvulling, en/of
G. 21 ezels (in stal D, zie p. 11, 43 en 73 proces-verbaal),althans één of meer ezel(s),een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer
kregen/kreegtoegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het
dier, immers was het aantal vreetplaatsen onvoldoende en/ofwas het kuilvoer muf
en/ofrot en/ofverontreinigd door zand, en/of
H. 22 schapen (in stal A hok 1, zie p. 11, 43, 55 en 58 proces-verbaal),althans één of
meer scha(a)p(en),een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd
geschikt voer kregen/kreegtoegediend op een wijze die past bij het
ontwikkelingsstadium van het dier, immers waren de doornuitsteeksels en
dwarsuitsteeksels van de lendenwervels voelbaar bij(de) (het)scha(a)p(en)en
had(den) (de) (het)scha(a)p(en)nauwelijks tot geen vlees en/of vet bedekking,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
zij opof omstreeks22 december 2021 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal,in elk geval in Nederland, al dan nietopzettelijk, meerdere pony(‘s)en/ofrund(eren)en/ofeen paard, die niet werd(en)gehouden in een gebouw, geen bescherming heeft geboden tegen slechte weersomstandigheden en/ofgezondheidsrisico’s, immers was de weide modderig en bevroren en/ofzakte(n) (de) (het)dier(en)tot hun voorknieën in de modder met het risico op verwondingen en/ofwaren de poten en/ofbenen nat en/ofaangekoekt met kluiten modder waardoor de vacht geen voldoende bescherming bood tegen regen en/ofhitte en/ofkou en/ofbacteriën en/ofinfecties(zie p. 10, 36, 38 en 39 proces-verbaal), zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
zij opof omstreeks15 juni 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en Waal,in elk geval in Nederland,als houder van dieren, te weten runderen en/ofpony’s en/ofvarkens,al dan nietopzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. 4 runderen (werknummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4], zie p. 8, 19, 20 en 26
proces-verbaal),althans één of meer rund(eren),met lange doorgegroeide klauwen
waardoor deze rund(eren)een afwijkende locomotie had(den)en/ofde po(o)t(en)
niet onder zich kon(den)plaatsen, zijnde een dier dat ziek of gewond leek,
onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers had(den)de rund(eren)
geen medische behandeling gehad en/ofwas geen dierenarts en/ofklauwverzorger
geraadpleegd om de klauwen te bekappen, en/of
B. 1 pony (in weide 6, zie p. 8, 19 en 27 proces-verbaal) een toereikende hoeveelheid
gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die
past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was de weide waarin de
pony stond volledig kaalgevreten en/ofhad de pony nauwelijks spierweefsel en/of
tekenden de ribben, heupbeenderen en wervelkolom van de pony scherp af, en/of
C. 21 varkens (in de stallen B en F, zie p. 8, 18, 19 en 25 proces-verbaal),althans één of meer varken(s),toegang had(den)tot een toereikende hoeveelheid water van
passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden
voldoen, immers waren er lepeldrinkbakken gemonteerd die te hoog geplaatst
waren voor(de) (het)varken(s)waardoor(de) (het)varken(s)niet kon(den)drinken
en/ofwas het water sterk bevuild,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
zij opof omstreeks15 juni 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en Waal,in elk geval in Nederland,als houder van dieren, te weten één of meer hond(en), de nodige verzorging aandat/deze dier(en) heeft onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat:
A. 4 honden en 8 puppy’s (in stal A.2, zie p. 8, 20 en 28 proces-verbaal),althans één
of meer hond(en),kon(den)beschikken over een huisvesting die voorzag in de
fysiologische en/ofethologische behoeften van de hond(en), immers had de vaste
huisvesting van de hond(en)onvoldoende daglicht en/ofwas het verblijf duister, en/of
B. 1 hond met 5 puppy’s (in stal A.2, zie p. 8, 20, 21 en 29 proces-verbaal),althans
één of meer hond(en),over voldoende bewegingsruimte beschikte(n), immers had
de vaste huisvesting van de hond(en)een oppervlakte van slechts 1 vierkante meter
en/ofkon de hond zich niet van de puppy’s onttrekken;
5.
zij opof omstreeks15 juni 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en Waal,in elk geval in Nederland,als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten(een)kadaver(s)van(een)landbouwhuisdier(en)en/of pluimvee, er niet voor heeft zorggedragen dat(het) (de)kadaver(s)zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer ( [bedrijf] ), immers werd(en) één of meerkadaver(s)van landbouwhuisdier(en)en/of pluimvee (in een kapotte kadaverkoeling langs het toegangspad van het erf), aangetroffen die langer dan 24 uur dood waren;
parketnummer 84-141380-23
1.
zij opof omstreeks13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal,in elk geval in Nederland,als houder van dieren, te weten schapen en/ofezels en/ofrunderen en/of geiten en/ofpony’s en/ofpaarden en/ofalpaca’s en/ofkatten en/ofhonden,al dan nietopzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 73 schapen (in de hokken 1, 7, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of17 ezels
(in de hokken 5, 8, 10, 19 en in wei D, zie p. 36 proces-verbaal) en/of16 runderen (in de hokken 5, 13, 14, 22 en in wei D, N, Q, P en R, zie p. 36 proces-verbaal) en/of23 geiten (in de hokken 6, 7, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of14 pony’s (in de hokken 11 en 12 en in wei M, zie p. 36 proces-verbaal) en/of7 paarden (in wei P, zie p. 36 proces-verbaal) en/of8 alpaca’s (in de hokken 6, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of6 katten (in de buitenkooi 24, zie p. 36 proces-verbaal) en/of11 honden (in de hokken 20 en 23, zie p. 36 proces-verbaal),althans één of meer schapen en/of ezels en/of runderen en/of geiten en/of pony’s en/of paarden en/of alpaca’s en/of katten en/of honden,toegang had(den)tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de drinkbakken en/ofvlotterbakken en/ofspeciekuipen niet voorzien van water en/ofwas het water bevroren en/ofwas er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
EN/OF
[verdachte] op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten alpaca’s en/of katten en/of honden, de nodige verzorging aan een of meer van deze dieren heeft onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat:
- 8 alpaca’s (in de hokken 6, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 6 katten
(in de buitenkooi 24, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 11 honden (in de hokken 20 en
23, zie p. 36 proces-verbaal), althans één of meer alpaca’s en/of katten en/of honden, toegang had(den) tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de drinkbakken en/of vlotterbakken en/of speciekuipen niet voorzien van water en/of was het water bevroren en/of was er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
zij opof omstreeks13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal,in elk geval in Nederland,als houder van varkens, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 5 varkens (in hok 8 en in wei S, zie p. 36 proces-verbaal), zijnde varkens ouders dan twee weken,althans één of meer varkens, permanent beschikte(n)over voldoende vers water, immers waren de drinkbakken niet voorzien van water en/ofwas het water bevroren en/ofwas er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
zij opof omstreeks13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal,in elk geval in Nederland,als houder van een ezel,al dan nietopzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 1 ezel (in hok 8, zie p. 29, 39, 40 en 42 proces-verbaal), zijnde een dier dat ziek of gewond is, werd afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig is voorzien van droog strooisel, immers was de ezel niet gehuisvest in een adequate box omdat de ezel met meerdere verschillende diersoorten in een paardenbox was gehuisvest en lijdt als gevolg van de mogelijke concurrentie voor ruimte, voer en/ofwater van zijn stalgenoten,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
zij opof omstreeks13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maast en
Waal,in elk geval in Nederland,als houder van dieren, te weten schapen en/ofgeiten en/ofrunderen en/ofalpaca’s,al dan nietopzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat: er voor de dieren in de hokken 7 en 13 (zie p. 36 en 39 proces-verbaal), te weten:
- 1 geit en 16 schapen,althans één of meer geiten en/of schapen,in hok 7, en/of
- 9 geiten, 12 schapen, 1 rund en 1 alpaca,althans één of meer geiten en/of schapen
en/of runderen en/of alpaca’s,in hok 13, voldoende ruimte was voor de fysiologische en ethologische behoeften van die dieren, immers was in bovengenoemde hokken sprake van overbezetting en/ofwaren verschillende diersoorten, met en zonder hoorns, met elkaar gemengd in kleine stallen waarvan als gevolg dieren met hoorns andere, ongehoornde, dieren in de zij porden om elkaar te verdringen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
EN/OF
zij op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en
Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten een alpaca, de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat er voor de dieren in hok 13 (zie p. 36 proces-verbaal), waaronder 1 alpaca, voldoende ruimte was voor de fysiologische en ethologische behoeften van dat dier, immers was in bovengenoemd hok sprake van overbezetting en/of waren verschillende diersoorten, met en zonder hoorns, met elkaar gemengd in kleine stallen waarvan als gevolg dieren met hoorns andere, ongehoornde, dieren in de zij porden om elkaar te verdringen;
parketnummer 84-152251-23
1.
dat zij opof omstreeks27 april 2022 in de gemeente West Maas en Waal,althans in Nederland, al dan nietopzettelijk, als vervoerder, heeft gehandeld in strijd met
artikel 6 lid 3 van de EG-verordening nr. 1/2005, immers heeft verdachte een schaap
en/ofdiens lammeren, niet in overeenstemming met de technische voorschriften in
bijlage 1 bij die Verordening vervoerd, immers was de draagtijd van voornoemd schaap reeds voor 90% of meer gevorderd en/ofwerden twee, althans één of meer lammerenvan minder dan drie weken vervoerd over meer dan 100 kilometer, en/ofwerd voornoemd schaap binnen één week na de bevalling vervoerd;
2.
dat zij van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023,althans op of omstreeks 20 april
2023in de gemeente Maas en Waal,althans in Nederland, al dan nietopzettelijk, als
vervoerder van dieren, heeft gehandeld in strijd met artikel 104 van de EG-verordening nr.2016/429, immers heeft zij als vervoerder (in ieder geval betreffende het vervoer van dieren op of omstreeks 27 april 2022) geen documentatie bijgehouden en bewaard betreffende de door hen aangedane inrichtingen, de categorieën, soorten en het aantal vervoerde gehouden landdieren en/ofde reiniging, ontsmetting en desinfectie van de gebruikte vervoermiddelen en/ofnadere gegevens over de documenten die de betrokken dieren begeleiden, met inbegrip van de documentnummers, en/ofheeft zij als vervoerder (in ieder gevalbetreffende het vervoer van dieren opof omstreeks27 april 2022) de bedoelde documentatie niet op een dusdanige wijze bewaard dat de bevoegde autoriteit er op haar verzoek onmiddellijk toegang toe kon krijgen en/ofgedurende een door de bevoegde autoriteit voor te schrijven minimumduur van minimaal drie jaar;
3.
dat zij van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023,althans op of omstreeks 20 april
2023in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland,al dan nietopzettelijk, als vervoerder die hoefdieren en/of pluimvee (telkens) uitsluitend binnen Nederland vervoert, in strijd met het bepaalde in artikel 1.43 lid 2 van het Besluit houders van dieren niet over elk vervoermiddel de gegevens als bedoeld onder artikel 1 lid a t/m f:
a. het kenteken- of registratienummer;
b. de data en de tijdstippen waarop de dieren bij de inrichting van oorsprong
worden ingeladen;
c. de naam, het adres en het unieke registratie- of erkenningsnummer van elke
bezochte inrichting;
d. de data en tijdstippen waarop de dieren bij de inrichting van bestemming worden
uitgeladen;
e. de data en plaatsen van de reiniging, ontsmetting en desinfectie van
vervoermiddelen;
f. de referentienummers van de documenten die de dieren vergezellen,
drie jaar heeft bewaard.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij:
parketnummer 84-028321-21
feit 1: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten (oud) juncto artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet dieren juncto artikel 3 Besluit Identificatie en Registratie Dieren (oud) juncto artikel 32, artikel 39 en artikel 43 Regeling Identificatie en Registratie Dieren (oud);
feit 2: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten (oud) juncto artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet dieren juncto artikel 3, artikel 32, artikel 39 en artikel 43 Besluit Identificatie en Registratie Dieren (oud) juncto artikel 29 en artikel 39 Regeling Identificatie en Registratie Dieren (oud);
feit 3: artikel 2.1, eerste lid, juncto artikel 8.11, eerste lid en artikel 8.12, eerste lid, Wet dieren;
parketnummer 84-182827-22
feit 1: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten (oud) juncto artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet dieren juncto artikel 6, eerste lid, artikel 7, tweede lid, en artikel 8 Besluit Identificatie en Registratie Dieren (oud) juncto artikel 38k, tweede lid, aanhef en onder c en d en artikel 39 Regeling Identificatie en Registratie Dieren (oud);
feit 2: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet dieren juncto artikel 3.15, onder a, Besluit houders van dieren juncto artikel 8.3, eerste en vierde lid, Regeling houders van dieren;
parketnummer 84-242365-22
feit 1: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder d, Wet dieren juncto artikel 1.7 aanhef en onder c, d en e, Besluit houders van dieren;
feit 2: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder b, Wet dieren juncto artikel 1.6, derde lid Besluit houders van dieren;
feit 3: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder d, Wet dieren juncto artikel 1.7 aanhef en onder c, e en f, Besluit houders van dieren;
feit 4:artikel 2.2, achtste lid, juncto artikel 8.11, eerste lid en artikel 8.12, eerste lid, Wet dieren;
feit 5:artikel 1a onder 3°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 3.4, eerste lid, en artikel 6.2, eerste lid, Wet dieren juncto artikel 3.1, eerste lid, Besluit dierlijke producten juncto artikel 3.22, eerste lid, Regeling dierlijke producten;
parketnummer 84-141380-22
feit 1: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder d, Wet dieren juncto artikel 1.7 aanhef en onder f, Besluit houders van dieren;
feit 2: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder d, Wet dieren juncto artikel 2.26, tweede lid Besluit houders van dieren;
feit 3: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder b (sub 5), Wet dieren juncto artikel 2.4, vierde lid Besluit houders van dieren;
feit 4: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder c (sub 5), Wet dieren juncto artikel 1.6, tweede lid Besluit houders van dieren;
parketnummer 84-152251-23
feit 1: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 6.2, eerste lid, Wet dieren juncto 4.8, derde lid, Regeling houders van dieren;
feit 2: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 6.2, eerste lid, Wet dieren juncto artikel 1.14 Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren;
feit 3: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.5, tweede lid, Wet dieren juncto artikel 1.43, tweede lid, Besluit houders van dieren.
Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 84-028321-21
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3
de overtreding:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, Wet Dieren, meermalen gepleegd door een rechtspersoon;
parketnummer 84-182827-22
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
parketnummer 84-242365-22
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3.4, eerste lid, van de Wet Dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
parketnummer 84-141380-23
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel c (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
parketnummer 84-152251-23
feiten 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf
:opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.5, tweede lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon.

6.De strafbaarheid van verdachte

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] strafbaar is voor het ten laste gelegde.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 84-141380-23, feiten 1 en 2, op grond van afwezigheid van alle schuld niet strafbaar is. De vorst op de tenlastegelegde datum was voor [verdachte] een onverwachtse gebeurtenis waarop niet tijdig kon worden gereageerd. Ten tijde van de controle was een werknemer druk bezig de dieren te voorzien van drinkwater maar dat kan niet binnen korte tijd worden bewerkstelligd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier ondubbelzinnig volgt dat het meerdere dagen voorafgaand aan de tenlastegelegde datum had gevroren. De rechtbank is van oordeel dat de vorst op de tenlastegelegde datum voor [verdachte] geen onverwachtse gebeurtenis is geweest waarop niet (tijdig) had kunnen worden gereageerd om te voorkomen dat de dieren geen toegang zouden hebben tot water. Bovendien had [verdachte] de weersverwachting kunnen (en onder de gegeven omstandigheden moeten) raadplegen. Daarnaast heeft [verdachte] tijdens de ruim twee uur durende inspectie door de NVWA geen zorg gedragen dat de dieren terstond water kregen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] onder deze omstandigheden geen beroep toekomt op afwezigheid van alle schuld en acht haar strafbaar voor de onder parketnummer 84-141380-23, feiten 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
Ook voor de overige bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank [verdachte] strafbaar.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van parketnummer 84-242365-22, feit 5, gevorderd [verdachte] een geheel voorwaardelijke geldboete van € 30.000,00 met een proeftijd van drie jaren op te leggen. Aan deze voorwaardelijke straf moeten de volgende voorwaarden worden verbonden:
  • veroordeelde mag gedurende de proeftijd geen dieren houden voor zichzelf of voor anderen;
  • toezicht op de naleving van het verbod op het houden van dieren moet worden uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (verder: de NVWA).
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 84-242365-22, onder feit 5, ten laste gelegde een geldboete van € 200,00 gevorderd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat, indien de eis voor het opleggen van een houdverbod niet wordt gevolgd, als bijkomende straf een algehele stillegging van het bedrijf voor de duur van 1 jaar wordt opgelegd.
Tot slot heeft de officier van justitie als bijkomende straf de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak gevorderd. De publicatiekosten heeft zij vastgesteld op € 2.500,00.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de op te leggen straf en/of maatregelen, en met name bij een eventueel op te leggen houdverbod, rekening te houden met de omstandigheden van [verdachte] , meer in het bijzonder de gevolgen van de (negatieve) publiciteit door een opname van het programma [programma] uit 2022 en de acties ondernomen door House of Animals waardoor bedreigingen ontvangen worden en de vrouw van medeverdachte [medeverdachte] niet eens meer durft te winkelen omdat ze overal wordt gevolgd en in de gaten wordt gehouden, de gemeente West Maas en Waal die weigert het gezin rust te geven, het faillissement van zowel [verdachte] als medeverdachte [medeverdachte] en zijn vrouw, de (lichamelijke) conditie van [medeverdachte] en zijn zoon en de gevolgen van dit alles en andere gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer op het gezin van [medeverdachte] en de (lichamelijke) conditie van [medeverdachte] en zijn zoon. De zoon van [medeverdachte] heeft kanker en [medeverdachte] zelf heeft ook nog twee keer een longembolie gehad. Verder zijn zowel [medeverdachte] als het gezin geconfronteerd met de zelfmoord van de zwager van [medeverdachte] en het overlijden van zijn vader en schoonvader. Het gezin van [medeverdachte] kan onder deze omstandigheden nauwelijks meer nadenken en functioneren. Zij hebben rust nodig, maar dat hebben ze tot nu toe niet gekregen.
Het opleggen van een houdverbod zou het gezin onder deze omstandigheden kapot maken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de gepleegde feiten
De vennootschap [verdachte] heeft zich als bedrijfsmatige houder/fokker van dieren structureel schuldig gemaakt aan economische delicten en overtredingen van de Wet dieren door in 2019, 2020, 2021, 2022 en 2023 niet de zorg te geven aan zijn dieren die op grond van geldende wet- en regelgeving is vereist, de registraties van dieren niet op orde te hebben en niet te beschikken over de vereiste administratie/documenten. Bij meerdere inspecties en controles in en rondom het bedrijf van [verdachte] zijn ernstige misstanden geconstateerd. Uit het dossier komt een zeer zorgelijke situatie naar voren en de tijdens de inspecties door de ambtenaren van de NVWA gemaakte foto’s tonen het onnodige leed dat de dieren is aangedaan. Adequate huisvesting en verzorging zijn vanuit het welzijnsoogpunt van groot belang voor ieder dier. Dat dit alles grote gevolgen heeft gehad voor veel dieren was duidelijk te zien aan hun lichamelijke conditie. Het houden van dieren is niet vrijblijvend. Wie dieren houdt, draagt daarvoor ook de verantwoordelijkheid. [verdachte] heeft haar dieren de benodigde zorg onthouden en is in diverse opzichten (zeer) ernstig tekortgeschoten in de verzorging van de van haar afhankelijke dieren. [verdachte] heeft bovendien nagelaten om – naar aanleiding van de vele controles – verbeteringen te tonen op het gebied van het welzijn van de aanwezige dieren. De rechtbank rekent [verdachte] het grootschalige dierenleed dat zij heeft veroorzaakt zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met hetgeen door [medeverdachte] en de raadsman op de terechtzitting van 6 mei 2024 is toegelicht. Voorts is gebleken dat zowel [verdachte] als [medeverdachte] eind 2023 failliet zijn verklaard. Tegen de beslissing van het gerechtshof om het faillissement in stand te houden is cassatie ingesteld. De huidige verdiensten van [verdachte] bestaan uit de verkoop van honden. Met deze verdiensten worden de dieren verzorgd en moet [medeverdachte] zichzelf in onderhoud voorzien. Op het bedrijf werkt sinds het faillissement geen personeel meer en is [medeverdachte] verantwoordelijk voor de verzorging van de dieren. In totaal worden op het bedrijf nog steeds ongeveer 180 dieren gehouden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende [verdachte] van 9 februari 2024. Hieruit blijkt dat [verdachte] eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De op te leggen (hoofd)straf
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte] namens [verdachte] geen enkel inzicht in het kwalijke van zijn handelen getoond. [medeverdachte] blijft halsstarrig volhouden dat het niet aan hem ligt, maar aan anderen waaronder de NVWA en de gemeente. Zelfs nadat [medeverdachte] meermaals op zitting is geconfronteerd met de misstanden en de (zeer) slechte toestand van de dieren, betwist hij de bevindingen en kennis van betrokken instanties en experts en blijft hij volhouden dat de dieren gezond waren en dat de huisvesting voldeed. Maatregelen ter verbetering van deze situatie zijn niet, althans onvoldoende getroffen. De rechtbank maakt zich, gelet op de rol van [medeverdachte] als vennoot, ernstige zorgen of binnen de onderneming van [verdachte] voldoende bereidheid bestaat om zich aan de regels te houden die voor het houden en fokken van dieren gelden. Gelet op het voorgaande, het structurele tekortschieten in de zorg van dieren en het feit dat [medeverdachte] namens [verdachte] tot op de dag van vandaag dieren houdt en verkoopt, acht de rechtbank het noodzakelijk een hogere voorwaardelijke geldboete dan geëist op te leggen om te fungeren als stok achter de deur. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 75.000,00 geheel voorwaardelijk passend en geboden is.
De rechtbank acht het, gelet op de hiervoor aangehaalde ernst en omvang en structurele karakter van de gepleegde feiten, en de proceshouding van [medeverdachte] namens [verdachte] , waaruit volgt dat hij de hem verweten gedragingen bagatelliseert en daarvoor telkens de schuld buiten zichzelf zoekt, noodzakelijk dat recidive moet worden voorkomen door het opleggen van een houdverbod van dieren in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
Gelet op de structurele weigering van [medeverdachte] om zich namens [verdachte] te (gaan) houden aan de regels, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] wederom een misdrijf zal begaan dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt. De rechtbank zal daarom, op grond van het ten tijde van de bewezen verklaarde feiten geldende artikel 14b lid 3 Sr, aan deze bijzondere voorwaarde een proeftijd voor de duur van vijf jaren verbinden. Aan [verdachte] wordt tevens bevolen dat zij gedurende de gehele proeftijd zal meewerken aan de controles van de NVWA. Aan de NVWA wordt de opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Bijkomende straf
Ingevolge artikel 7, onder g, van de Wet op de economische delicten, kan de rechter in onderhavig geval openbaarmaking van zijn uitspraak gelasten. Gelet op de prominente rol van [medeverdachte] binnen de onderneming en diens beperkte zelfinzicht en teneinde de samenleving/potentiële klanten te waarschuwen voor de handelwijze van [verdachte] alsmede ter voorkoming van verdere recidive, zal de rechtbank na het onherroepelijk worden van dit vonnis gelasten dat deze uitspraak openbaar zal worden gemaakt onder vermelding van de (handels)naam van [verdachte] . Die publicatie geschiedt op de website van een regionale krant en op de website van [verdachte] . De rechtbank schat de kosten daarvan op € 2.500,00, te betalen door verdachte, en draagt het Openbaar Ministerie en CJIB/AICE op de uitspraak aan de redacties van de websites aan te leveren.

8.De vordering tenuitvoerlegging (84-034346-18)

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering gelet op het tijdsverloop na afloop van de proeftijd moet worden afgewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie gelet op het tijdsverloop na afloop van de proeftijd moet worden afgewezen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 51, 57, 62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 84-028321-21
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3
de overtreding:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, Wet Dieren, meermalen gepleegd door een rechtspersoon;
parketnummer 84-182827-22
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
parketnummer 84-242365-22
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden), begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden), begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 5
de overtreding:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3.4, eerste lid, van de Wet Dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
parketnummer 84-141380-23
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden), begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel c (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden) begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
parketnummer 84-152251-23
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.5, tweede lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde, met uitzondering van het onder parketnummer 84-242365-22, feit 5, tot betaling van
een geldboete van € 75.000,00 (zegge: vijfenzeventigduizend euro);
- bepaalt dat deze geldboete
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 5 (vijf) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- gedurende
de gehele proeftijdgeen dieren houdt voor zichzelf of voor een ander of door een ander laat houden;
- gedurende
de gehele proeftijdmeewerkt aan controles op bovengenoemde voorwaarde door de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit en daartoe - voor zover de controles ertoe dienen toezicht te houden op de gestelde voorwaarde - aan genoemde ambtenaren toegang verschaft tot de erven aan [adres 1] en [adres 2] en de bijbehorende weilanden, de woning en de overige op de erven aanwezige gebouwen. Aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit wordt de opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van deze bijzondere voorwaarden;
- veroordeelt de verdachte voor het onder parketnummer 84-242365-22, onder feit 5, bewezenverklaarde tot een geldboete van
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro);
- bepaalt dat deze geldboete
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- gelast de
openbaarmaking van dit vonnisna het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van de verdachte, door publicatie in en op de website van een regionale krant en op de website van [verdachte] , met kosten geschat op
€ 2.500,00, welke kosten voor rekening van verdachte komen, waartoe het Openbaar Ministerie en CJIB/AICE dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde websites;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (84-034346-18)
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. H. Stam en mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.L. Struik en mr. D.N. Esajas, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.
Buiten staat
Mr. F.M.A. ’t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier, mr. D.N. Esajas is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 162184/125754/6026080. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 3, alinea 2 tot en met 6.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 8, alinea 4 tot en met 7.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 7, alinea 4 tot en met 6.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 6, alinea 7 tot en met 8.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 7, alinea 1 tot en met 2.
7.Een geschrift, te weten een getuigenverklaring van [getuige 1] van 20 oktober 2020, p. 18 tot en met 20.
8.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 2] van 18 november 2020, p. 32 tot en met 33.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 164874/128864/3004201/4. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 1 tot en met 5.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 7, en p. 6.
12.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 1 tot en met 3.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 7, alinea 1 tot en met 5.
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 173490/137703/3002144/5. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 8, alinea 2, p. 11, alinea 4 tot en met 6 en p. 41, alinea 4 tot en met 6.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 8, alinea 2, p. 11, alinea 4 tot en met 6 en p. 41, alinea 4 tot en met 6.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 45, alinea 5.
18.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van dierenarts [naam 3] van 18 maart 2021, p. 59, vraag 3.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 46, alinea 3.
20.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van dierenarts [naam 3] van 18 maart 2021, p. 59, vraag 3.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 46, alinea 4.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 45, alinea 6.
23.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van dierenarts [naam 3] van 18 maart 2021, p. 59, vraag 3.
24.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van dierenarts [naam 3] van 18 maart 2021, p. 62, vraag 5b, en p. 63, vraag 6.
25.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 44, alinea 5.
26.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van dierenarts [naam 3] van 18 maart 2021, p. 59, vraag 3.
27.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 42, alinea 3.
28.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 43, alinea 1.
29.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van dierenarts [naam 3] van 18 maart 2021, p. 59, vraag 3.
30.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 43, alinea 2 tot en met 3.
31.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van dierenarts [naam 3] van 18 maart 2021, p. 59, vraag 3.
32.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 7, alinea 7, p. 10 en p. 18, alinea 4 tot en met 5.
33.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 36, alinea 2 tot en met 4.
34.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 7, alinea6, en p. 8, alinea 3 tot en met 4.
35.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 19, alinea 5, en p. 20, alinea 1 tot en met 2.
36.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 19, alinea 2 tot en met 4.
37.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 18, alinea 6, en p. 19, alinea 1 tot en met 2.
38.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 20, alinea 4 tot en met 6.
39.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 20, alinea 7 tot en met 8, en p. 21, alinea 1 tot en met 4.
40.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 21, alinea 10, en p. 22, alinea 1 tot en met 2.
41.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 176401/141056/3002447/5. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
42.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 7 tot en met 8.
43.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 8, en p. 6, alinea 1.
44.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 3] van 5 januari 2023, p. 36.
45.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 8, en p. 6, alinea 1.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 36.
47.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 8, en p. 6, alinea 1.
48.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 3] van 5 januari 2023, p. 40.
49.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 3] van 5 januari 2023, p. 43, vraag 5b.
50.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 8, en p. 6, alinea 1.
51.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 3] van 5 januari 2023, p. 39, punt 2 en p. 40, vraag 2, ad 2.
52.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 3] van 5 januari 2023, p. 43, vraag 5b.
53.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 178050/142725/6017327. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
54.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 3, alinea 2 tot en met 5.
55.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 4] van 26 april 2023, p. 2.
56.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 4] van 26 april 2023, p. 8, vraag 3.
57.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 4] van 26 april 2023, p. 7, vraag 2, en p. 8, vraag 3.
58.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 7, alinea 2 tot en met 5.