Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsmotivering
volgende feiten en omstandigheden vast.
volgende feiten en omstandigheden vast.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, achtste lid en tiende lid, onderdeel c (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.5, tweede lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
- veroordeelde mag gedurende de proeftijd geen dieren houden voor zichzelf of voor anderen;
- toezicht op de naleving van het verbod op het houden van dieren moet worden uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (verder: de NVWA).
9.De beslissing
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, achtste lid en tiende lid, onderdeel c (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.5, tweede lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij daaraan feitelijke leiding heeft gegeven;
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 5 (vijf) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaardendat verdachte:
de gehele proeftijdgeen dieren houdt voor zichzelf of voor een ander, met uitzondering van vijf huisdieren, of door een ander laat houden voor zichzelf of voor een aan hem te relateren onderneming;
de gehele proeftijdmeewerkt aan controles op bovengenoemde voorwaarde door de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit en daartoe - voor zover de controles ertoe dienen toezicht te houden op de gestelde voorwaarde - aan genoemde ambtenaren toegang verschaft tot de erven aan [adres 1] en [adres 2] en de bijbehorende weilanden, de woning en de overige op de erven aanwezige gebouwen. Aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit wordt de opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van deze bijzondere voorwaarden;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
openbaarmaking van dit vonnisna het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van de veroordeelde, door publicatie ervan in en op de website van een regionale krant en op de website van [bedrijf 1] , met kosten geschat op € 2.500,00, welke kosten voor rekening van verdachte komen (bij niet betaling te vervangen door 35 dagen vervangende hechtenis), waartoe het Openbaar Ministerie en CJIB/AICE dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde websites.