ECLI:NL:RBOVE:2024:2828

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
84-156190-23 (P), 84-156736-23 (gev ttz)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vennoot van een dierenhouderij wegens dierenmishandeling en administratieve overtredingen

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijf 1] voor meerdere overtredingen van de Wet dieren en de Wet op de economische delicten. De verdachte, geboren in 1968, werd beschuldigd van het niet bieden van de noodzakelijke zorg aan dieren, waaronder schapen, ezels, varkens en alpaca's, en het niet naleven van administratieve verplichtingen bij het vervoer van dieren. Tijdens een inspectie op 13 december 2022 door de NVWA werd vastgesteld dat de dieren geen toegang hadden tot voldoende drinkwater en dat er ernstige tekortkomingen waren in de verzorging en huisvesting van de dieren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke leiding had gegeven aan de overtredingen en dat hij opzettelijk had gehandeld. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, een taakstraf van 120 uren, en een beroepsverbod voor vijf jaar. De verdachte mag gedurende de proeftijd geen dieren houden, met uitzondering van vijf huisdieren. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt om de samenleving te waarschuwen voor de handelwijze van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-156190-23 (P), 84-156736-23 (gev ttz)
Datum vonnis: 30 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C.J. Driessen, advocaat in Vianen (Noord-Brabant), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 84-156190-23
feit 1.
feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] dat op 13 december 2022 (opzettelijk) als houder van dieren (in de uitoefening van een bedrijf) er geen zorg voor heeft gedragen dat 73 schapen en/of 17 ezels en/of 16 runderen en/of 23 geiten en/of 14 pony’s en/of 7 paarden en/of 8 alpaca’s en/of 6 katten en/of 11 honden toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen;
EN/OF
feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] dat op 13 december 2022 als houder van dieren (niet in de uitoefening van een bedrijf) de nodige verzorging heeft onthouden aan 8 alpaca’s en/of 6 katten en/of 11 honden ;
feit 2.
feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] dat op 13 december 2022 (opzettelijk) als houder van 5 varkens (in de uitoefening van een bedrijf) er geen zorg voor heeft gedragen dat die varkens permanent beschikten over voldoende vers water;
feit 3.
feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] dat op 13 december 2022 (opzettelijk) als houder van een ezel (in de uitoefening van een bedrijf) er geen zorg voor heeft gedragen dat die ezel, die ziek of gewond was, werd afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig was voorzien droog strooisel;
feit 4.
feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] dat op 13 december 2022 (opzettelijk) als houder van dieren (in de uitoefening van een bedrijf) er geen zorg voor heeft gedragen dat er voor een geit en/of 16 schapen in hok 7 en/of 9 geiten en/of 12 schapen en/of een rund en/of een alpaca in hok 13,
voldoende ruimte was voor de fysiologische en ethologische behoeften van die dieren;
EN/OF
feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] dat op 13 december 2022 als houder van dieren (niet in de uitoefening van een bedrijf) de nodige verzorging heeft onthouden aan een alpaca;
parketnummer 84-156736-23
feit 1.
al dan niet tezamen met anderen feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] dat op 27 april 2022 (opzettelijk) als vervoerder heeft gehandeld in strijd met artikel 6 lid 3 van de EG-verordening nr. 1/2005;
feit 2.
al dan niet tezamen met anderen feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] dat van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023 (opzettelijk) als vervoerder van dieren in strijd handelen met artikel 104 van de EG-verordening nr. 2016/429;
feit 3.
al dan niet tezamen met anderen feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] dat van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023 (opzettelijk) als vervoerder die hoefdieren en/of pluimvee (telkens) uitsluitend binnen Nederland vervoert, in strijd met het bepaalde in artikel 1.43 lid 2 van het Besluit houders van dieren niet over elk vervoermiddel de gegevens als bedoeld onder artikel 1 lid a tot en met f drie jaar heeft bewaard.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 84-156190-23
1.
[bedrijf 1] op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland,
als houder van dieren, te weten schapen en/of ezels en/of runderen en/of geiten
en/of pony’s en/of paarden en/of alpaca’s en/of katten en/of honden, al dan niet
opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 73 schapen (in de hokken 1, 7, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 17 ezels
(in de hokken 5, 8, 10, 19 en in wei D, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 16 runderen (in de hokken 5, 13, 14, 22 en in wei D, N, Q, P en R, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 23 geiten (in de hokken 6, 7, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 14 pony’s (in de hokken 11 en 12 en in wei M, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 7 paarden (in wei P, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 8 alpaca’s (in de hokken 6, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 6 katten (in de buitenkooi 24, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 11 honden (in de hokken 20 en 23, zie p. 36 proces-verbaal),
althans één of meer schapen en/of ezels en/of runderen en/of geiten en/of pony’s
en/of paarden en/of alpaca’s en/of katten en/of honden, toegang had(den) tot een
toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan
hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de drinkbakken en/of
vlotterbakken en/of speciekuipen niet voorzien van water en/of was het water
bevroren en/of was er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden,
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die verboden gedraging(en) feitelijk
leiding heeft gegeven;
(art. 1 onder 2 Wet op de Economische Delicten, art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren en art. 1.7 onder f Besluit houders van dieren juncto art. 51 lid 2 onder 2 Sr)
EN/OF
[bedrijf 1] op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten alpaca’s en/of katten en/of honden, de nodige verzorging aan een of meer van deze dieren heeft onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat:
- 8 alpaca’s (in de hokken 6, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 6 katten
(in de buitenkooi 24, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 11 honden (in de hokken 20 en
23, zie p. 36 proces-verbaal), althans één of meer alpaca’s en/of katten en/of honden, toegang had(den) tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de drinkbakken en/of vlotterbakken en/of speciekuipen niet voorzien van water en/of was het water bevroren en/of was er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf 1] op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, als houder van varkens, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 5 varkens (in hok 8 en in wei S, zie p. 36 proces-verbaal), zijnde varkens ouders dan twee weken, althans één of meer varkens, permanent beschikte(n) over voldoende vers water, immers waren de drinkbakken niet voorzien van water en/of was het water bevroren en/of was er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden,
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die verboden gedraging(en) feitelijk
leiding heeft gegeven;
3.
[bedrijf 1] op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, als houder van een ezel, al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 1 ezel (in hok 8, zie p. 29, 39, 40 en 42 proces-verbaal), zijnde een dier dat ziek of
gewond is, werd afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig is voorzien
van droog strooisel, immers was de ezel niet gehuisvest in een adequate box omdat
de ezel met meerdere verschillende diersoorten in een paardenbox was gehuisvest
en lijdt als gevolg van de mogelijke concurrentie voor ruimte, voer en/of water van
zijn stalgenoten,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden,
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die verboden gedraging(en) feitelijk
leiding heeft gegeven;
4.
[bedrijf 1] op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maast en Waal, in elk geval in Nederland,
als houder van dieren, te weten schapen en/of geiten en/of runderen en/of alpaca’s,
al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
er voor de dieren in de hokken 7 en 13 (zie p. 36 en 39 proces-verbaal), te weten:
- 1 geit en 16 schapen, althans één of meer geiten en/of schapen, in hok 7, en/of
- 9 geiten, 12 schapen, 1 rund en 1 alpaca, althans één of meer geiten en/of schapen
en/of runderen en/of alpaca’s, in hok 13,
voldoende ruimte was voor de fysiologische en ethologische behoeften van die
dieren,
immers was in bovengenoemde hokken sprake van overbezetting en/of waren
verschillende diersoorten, met en zonder hoorns, met elkaar gemengd in kleine
stallen waarvan als gevolg dieren met hoorns andere, ongehoornde, dieren in de zij
porden om elkaar te verdringen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden,
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die verboden gedraging(en) feitelijk
leiding heeft gegeven;
EN/OF
[bedrijf 1] op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland,
als houder van dieren, te weten een alpaca, de nodige verzorging aan dat dier heeft
onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat er voor de
dieren in hok 13 (zie p. 36 proces-verbaal), waaronder 1 alpaca, voldoende ruimte
was voor de fysiologische en ethologische behoeften van dat dier,
immers was in bovengenoemd hok sprake van overbezetting en/of waren
verschillende diersoorten, met en zonder hoorns, met elkaar gemengd in kleine
stallen waarvan als gevolg dieren met hoorns andere, ongehoornde, dieren in de zij
porden om elkaar te verdringen,
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die verboden gedraging(en) feitelijk
leiding heeft gegeven;
parketnummer 84-156736-23
1.
dat [bedrijf 1] V.O.F. op of omstreeks 27 april 2022 in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, als dat vervoerder, heeft gehandeld in strijd met artikel 6 lid 3 van de EG-verordening nr. 1/2005, immers heeft verdachte een schaap en/of diens lammeren, niet in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage 1 bij die Verordening vervoerd, immers
was de draagtijd van voornoemd schaap reeds voor 90% of meer gevorderd
en/of werden twee, althans één of meer lammeren van minder dan drie wekenvervoerd over meer dan 100 kilometer, en/of werd voornoemd schaap binnen één week na de bevalling vervoerd,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
dat [bedrijf 1] V.O.F. van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023, althans op of omstreeks 20 april 2023 in de gemeente Maas en Waal, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, als vervoerder van dieren, heeft gehandeld in strijd met artikel 104 van de EG-verordening nr. 2016/429, immers heeft zij als vervoerder (in ieder geval betreffende het vervoer van dieren op of omstreeks 27 april 2022) geen documentatie bijgehouden en bewaard betreffende de door hen aangedane inrichtingen, de categorieën, soorten en het aantal vervoerde gehouden landdieren en/of de reiniging, ontsmetting en desinfectie van de gebruikte vervoermiddelen en/of nadere gegevens over de documenten die de betrokken dieren begeleiden, met inbegrip van de documentnummers,
en/of
heeft zij als vervoerder (in ieder geval betreffende het vervoer van dieren op of omstreeks 27 april 2022) de bedoelde documentatie niet op een dusdanige wijze bewaard dat de bevoegde autoriteit er op haar verzoek onmiddellijk toegang toe kon krijgen en/of gedurende een door de bevoegde autoriteit voor te schrijven minimumduur van minimaal drie jaar;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
dat [bedrijf 1] V.O.F. van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023, althans op of omstreeks 20 april 2023 in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, als vervoerder die hoefdieren en/of pluimvee (telkens) uitsluitend binnen Nederland vervoerd, in strijd met het bepaalde in artikel 1.43 lid 2 van het Besluit houders van dieren niet over elk vervoermiddel de gegevens als bedoeld onder artikel 1 lid a t/m f:
a. het kenteken- of registratienummer;
b.de data en de tijdstippen waarop de dieren bij de inrichting van oorsprong worden ingeladen;
c.de naam, het adres en het unieke registratie- of erkenningsnummer van elke bezochte inrichting;
d.de data en tijdstippen waarop de dieren bij de inrichting van bestemming worden uitgeladen;
e.de data en plaatsen van de reiniging, ontsmetting en desinfectie van vervoermiddelen;
f.de referentienummers van de documenten die de dieren vergezellen,
drie jaar bewaard,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten onder alle parketnummers (84-156736-23 en 84-156190-23) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de ten laste gelegde gedragingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van parketnummer 84-156190-23 [1]
4.3.1.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de
volgende feiten en omstandigheden vast.
De onderneming [bedrijf 1]
Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 6 december 2023 volgt dat de vennootschap onder firma [bedrijf 1] op 1 januari 2005 is opgericht. De vennoten zijn verdachte [verdachte] (verder: [verdachte] ) en zijn echtgenote [naam 1] . De onderneming is gevestigd aan de [adres 1] en heeft als activiteiten, onder meer, het houden en fokken en houden van verschillende soorten dieren, waaronder schapen, paarden en ezels.
Met ingang van 31 oktober 2023 is de onderneming in staat van faillissement verklaard.
Aanleiding
Verbalisanten van de NVWA hebben op 13 december 2022 een inspectie uitgevoerd bij [bedrijf 1] aan de [adres 1] (hoofdvestiging) en de [adres 2] . [2]
feit 1
Tijdens de inspectie constateerden de verbalisanten tussen 10.15 uur en 12.30 uur dat de aanwezige dieren geen toereikende hoeveelheid water van een passende kwaliteit hadden en ze niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen omdat het water in de drinkbakken bevroren was of de drinkbakken leeg waren. [3]
De toezichthoudend dierenarts bij de NVWA heeft geconstateerd dat het drinkwater in alle vlotter-drinkwaterbakken, zowel in open-front stallen als in de weilanden, bevroren was en dat de speciekuipen ondersteboven lagen en droog waren. De aanwezige dieren hadden geen drinkwater. [4]
feit 2
De verbalisanten constateerden tijdens de inspectie van 10.15 uur tot 12.30 uur dat 5 varkens, ouder dan twee weken, niet permanent konden beschikken over voldoende water, omdat het water in de drinkbakken bevroren was of de drinkbakken leeg waren. [5]
De toezichthoudend dierenarts heeft op 13 december 2022 geconstateerd dat het drinkwater in alle vlotter-drinkwaterbakken, zowel in de open-front stallen als in de weilanden, bevroren was en dat de speciekuipen ondersteboven lagen en droog waren. De in totaal 180 aanwezige dieren hadden geen drinkwater. [6]
feit 3
De verbalisanten constateerden tijdens de inspectie tevens dat in hok 8 onder andere één ezel was gehuisvest. Zij zagen dat deze ezel mager was, dat de bespiering weg was en dat hij weinig vetreserve meer had. Ook zagen zij dat deze ezel zijn rechter achterpoot
niet wilde of kon belasten en dat hij gehuisvest was met andere dieren in één hok.
Deze ezel kon zich niet in de groep handhaven. [7] De ezel werd niet afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig was voorzien van droog strooisel.
De toezichthoudend dierenarts heeft op 13 december 2022 geconstateerd dat voornoemde ezel mager en aan de rechter achterpoot kreupel was, en gezamenlijk met een varken, vijf geiten en een alpaca werden gehuisvest in hok 8. [8] De zieke ezel ondervond concurrentie voor ruimte, voer en of water van zijn stalgenoten. [9]
feit 4
Tijdens de inspectie is geconstateerd dat in paardenboxen verschillende soorten dieren samen werden gehuisvest, waaronder dieren met en dieren zonder horens. [10]
De toezichthoudend dierenarts heeft op 13 december 2022 geconstateerd dat diverse diersoorten bij elkaar in één hok werden gehuisvest. De dierenarts zag dat er in de hokken 1, 5, 6, 7, 8, 12, 13 en 14 diverse diersoorten/-rassen bij elkaar werden gehouden. Het betrof onder andere runderen, schapen en geiten met hoorns en schapen zonder hoorns.
De dierenarts zag dat er ook andere diersoorten zonder hoorns aanwezig waren in deze hokken waarin dieren met hoorns werden gehuisvest.
De dierenarts zag dat alpaca's samen in één hok werd gehouden met gehoornde schapen en geiten. [11]
De welzijnsaantasting als gevolg van vermenging van soorten en gehoornde met ongehoornde dieren kan vermeden worden indien het aantal dieren wordt aangepast aan de beschikbare legale huisvesting. [12]
4.3.1.2 De overwegingen van de rechtbank
feit 1 en 2
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [bedrijf 1] , als houder van schapen, ezels, runderen, geiten, pony’s, paarden, alpaca’s, katten, honden en varkens, er op de onder 4.3.1.1 beschreven wijze geen zorg voor heeft gedragen dat deze dieren toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen.
[bedrijf 1] heeft deze overtredingen begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
De na 'EN/OF’ ten laste gelegde variant kan derhalve niet bewezen verklaard worden, nu deze variant ziet op als ‘huisdieren’ gehouden alpaca’s, honden en katten.
feit 3
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [bedrijf 1] , als houder van een ezel, er op de onder 4.3.1.1 beschreven wijze geen zorg voor heeft gedragen dat deze ezel, die ziek of gewond was, werd afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig is voorzien van droog strooisel.
[bedrijf 1] heeft deze overtreding begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
feit 4
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [bedrijf 1] , als houder van geiten, schapen, een rund en een alpaca, er op de onder 4.3.1.1 beschreven wijze geen zorg voor heeft gedragen dat voor deze dieren in hok 7 en hok 13 voldoende ruimte was voor hun fysiologische en ethologische behoeften.
[bedrijf 1] heeft deze overtreding begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
De na 'EN/OF’ ten laste gelegde variant kan derhalve niet bewezen verklaard worden, nu deze variant ziet op een als ‘huisdier’ gehouden alpaca.
Toerekening aan de rechtspersoon
De rechtbank overweegt dat het verzorgen van dieren onder de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 1] valt en haar ook dienstig is aan het bedrijf. Immers, de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] bestonden uit het houden en fokken van verschillende dieren. Gebleken is dat [verdachte] , een vennoot van het bedrijf, op de hoogte was van de gedragingen. Gelet op hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over de gedragingen, heeft [verdachte] namens [bedrijf 1] niet de benodigde zorg betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd met het oog op voorkoming van de gedragingen.
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor beschreven handelen plaatsvond in de sfeer van de rechtspersoon en – gelet op de wetenschap bij haar vennoot – aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend.
Opzet van de rechtspersoon
De rechtbank stelt vast dat aan [verdachte] economische delicten ten laste zijn gelegd. Het begrip “opzet” moet in het economisch strafrecht in beginsel worden uitgelegd als “kleurloos opzet”. Dit betekent dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk begaan van een dergelijk delict niet vereist is dat het opzet van [bedrijf 1] was gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaring bedoelde wettelijke verplichtingen (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BH2684). Voldoende is dat het opzet is gericht op de gedragingen.
Vereist is in dit geval dus slechts dat [bedrijf 1] op de ten laste gelegde datum er geen zorg voor heeft gedragen dat de in de tenlastelegging genoemde dieren op passende wijze werden verzorgd.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] als vennoot de professionele plicht heeft om de onderneming van [bedrijf 1] op orde te houden door de geldende wettelijke verplichtingen na te komen. Hoewel de door de raadsman aangevoerde persoonlijke omstandigheden van [verdachte] tragisch zijn, is niet gebleken dat hij als gevolg van deze omstandigheden (daadwerkelijk) niet in staat was om de hierboven beschreven verplichtingen na te (laten) komen. Deze persoonlijke omstandigheden ontslaan verdachte ook niet van deze verplichtingen. Voorts is niet gebleken dat hij zich voldoende heeft ingespannen om de verplichtingen na te komen door bijvoorbeeld te onderzoeken of een vervanger kon worden ingeschakeld of door naar andere oplossingen te zoeken. Gelet op het voorgaande en hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank bewezen dat [bedrijf 1] het tenlastegelegde opzettelijk heeft begaan.
Feitelijk leidinggeven
[verdachte] heeft op de terechtzitting van 6 mei 2024 verklaard dat hij als vennoot in het bijzonder verantwoordelijk is voor de verzorging van de dieren en dat hij actief betrokken is geweest bij de bewezenverklaarde gedragingen. Gelet op deze verklaring en op de door [verdachte] als vennoot verrichte gedragingen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de bewezenverklaarde gedragingen.
4.3.2
Ten aanzien van parketnummer 84-156736-23 [13]
4.3.2.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de
volgende feiten en omstandigheden vast.
feit 1
Naar aanleiding van een handhavingsverzoek van de Stichting [bedrijf 2] Foundation hebben de verbalisanten van de NVWA onderzoek verricht naar [bedrijf 1] . Uit dit onderzoek is gebleken dat [bedrijf 1] op 27 april 2022 een hoog drachtig schaap vanaf de bedrijfslocatie in Appeltern naar een evenement in Maassluis heeft vervoerd. Tijdens dit evenement is het schaap bevallen van twee lammeren. [14]
De toezichthoudend dierenarts bij de NVWA heeft op basis van foto’s geconstateerd dat het lam op foto 1 een zeer natte vacht heeft en dat restanten van vliezen en slijm van de geboorte aan de vacht hangen. Deze waarnemingen wijzen erop dat het lam pas geboren is. Verder kan het dier nog niet zelfstandig staan, hetgeen direct na de geboorte normaal is. [15]
Volgens de dierenarts kan een dierhouder het dekken van schapen plannen en controleren. Ook kan een dierhouder controleren of laten controleren of een dier drachtig is en het stadium van de dracht zelf uitrekenen of kan dit laten controleren door bijvoorbeeld een dierenarts. Dit zijn in ieder geval basale verplichtingen die een verantwoord dierhouder dient uit te voeren om zo te beoordelen of een dier geschikt is voor het beoogde transport. Dat de lammeren voldragen en volgroeid waren, wijst erop dat de ooi op tijd is bevallen en dat haar draagtijd 100%, of in ieder geval meer dan 90% had bereikt. [16]
Het vervoer van drachtige dieren waarvan de draagtijd reeds voor 90% of meer is gevorderd, is verboden. Door de ooi op transport te zetten, de ooi te laten bevallen in een niet geschikte omgeving, aan de ooi en pasgeboren lammeren geen adequate en veilige huisvesting ter beschikking te stellen en de ooi en pasgeboren lammeren te plaatsen in een onrustige omgeving waar ze tentoongesteld werden aan publiek, zijn de ooi en pasgeboren lammeren blootgesteld aan onrust en extra stress. [17]
Verbalisanten hebben op 15 december 2022 gesproken met [verdachte] namens [bedrijf 1] .
Nadat de inhoud van het handhavingsverzoek was voorgehouden, heeft [verdachte] verklaard dat hij niets (meer) wist over een schaap dat zou hebben gelammerd tijdens het evenement. Hij kon zich niet herinneren dat op 27 april 2022 een schaap met pas geboren lammeren op stal was gekomen. Hij ontkent niet dat zijn bedrijf dieren had verhuurd voor het evenement. Hij verklaarde dat hem wel eens is overkomen dat een schaap en een alpaca waren bevallen tijdens een evenement.
Uit het gesprek bleek volgens verbalisanten dat [verdachte] geen gegevens bijhield over de dekdatum/inseminatiedata van de schapen. [18]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de lammeren op de dag van het evenement met de moederschaap mee terug zijn vervoerd van Maassluis naar Appeltern over een afstand van meer dan 100 km.
feiten 2 en 3
De verbalisanten hebben [verdachte] tijdens het gesprek op 15 december 2022 gevraagd inzage te geven in het vervoersregister, als bedoeld in het Besluit Houders van dieren artikel 1.43 jo. Artikel 104 van Verordening (EU) nr. 2016/429, en het betreffende vervoersdocument met betrekking tot het vervoer van de dieren naar en vanaf het evenement in Maassluis op 27 april 2022. Toen is geconstateerd dat [verdachte] na lang zoeken niet alle vereiste gegevens kon verstrekken. Een toezegging van [verdachte] dat hij het draaiboek van 27 april 2022 zou toezenden is hij niet nagekomen.
4.3.2.2 Overwegingen van de rechtbank
feit 1
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de zich in het dossier bevindende foto’s, die de rechtbank zelf heeft waargenomen en die tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn besproken, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [bedrijf 1] als vervoerder op de onder 4.3.2.1 beschreven wijze heeft gehandeld in strijd met artikel 6 lid 3 van de EG-verordening nr. 1/2005.
feit 2
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [bedrijf 1] als vervoerder van dieren heeft gehandeld in strijd met artikel 104 van de EG-verordening nr. 2016/429 en als vervoerder de bedoelde documentatie niet op een dusdanige wijze heeft bewaard dat de bevoegde autoriteit er op haar verzoek onmiddellijk toegang toe kon krijgen gedurende een door de bevoegde autoriteit voor te schrijven minimumduur van drie jaar.
feit 3
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [bedrijf 1] als vervoerder die hoefdieren en pluimvee (telkens) uitsluitend binnen Nederland vervoert, in strijd met het bepaalde in artikel 1.43 lid 2 van het Besluit houders van dieren, niet over elk vervoermiddel de gegevens als bedoeld onder artikel 1 lid a tot en met f gedurende drie jaar heeft bewaard.
Toerekening aan de rechtspersoon
De rechtbank overweegt dat het voeren van administratie van (het vervoer van) dieren onder de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 1] valt en ook dienstig is aan het bedrijf. Immers, de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] bestonden uit het houden en fokken van verschillende dieren en de verhuur van die dieren. Gebleken is dat [verdachte] op de hoogte was van de gedragingen en daarbij actief betrokken was. Gelet op hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over de gedragingen, heeft [verdachte] namens [bedrijf 1] niet de benodigde zorg betracht die in redelijkheid van hem mag worden gevergd met het oog op voorkoming van de gedragingen.
De rechtbank is concluderend van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen kunnen worden toegerekend aan [bedrijf 1] .
Opzet van de rechtspersoon
Bij de onder feit 1 en 3 bewezenverklaarde gedragingen stelt de rechtbank vast dat aan [bedrijf 1] economische delicten ten laste zijn gelegd. Zoals hiervoor onder 4.3.1.2 overwogen betekent dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk begaan van een dergelijk delict niet vereist is dat het opzet van [bedrijf 1] was gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaring bedoelde wettelijke verplichtingen. Voldoende is dat het opzet is gericht op de gedragingen.
Vereist is in dit geval dus slechts dat [bedrijf 1] ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde in strijd met artikel 6 lid 3 van de EG-verordening nr. 1/2005 heeft gehandeld en ten aanzien van het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde in de ten laste gelegde periode er geen zorg voor heeft gedragen dat de in de tenlastelegging genoemde administratie werd bewaard en dat de bevoegde autoriteit onmiddellijk inzage kon krijgen in deze administratie.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] als vennoot de professionele plicht heeft om de onderneming van [bedrijf 1] op orde te houden door de geldende wettelijke verplichtingen na te komen. Zoals hiervoor onder 4.3.1.2 overwogen leiden de door de raadsman aangevoerde persoonlijke omstandigheden van [verdachte] niet tot het oordeel dat geen sprake zou zijn van opzet bij [verdachte] . Gelet op het voorgaande en hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] het tenlastegelegde opzettelijk heeft begaan.
Feitelijke leidinggeven
[verdachte] heeft op de terechtzitting van 6 mei 2024 verklaard dat hij als vennoot (tijdelijk) de administratieve taken van zijn medevennoot, zijn vrouw, heeft waargenomen omdat zij gedurende de ten laste gelegde periode wegens persoonlijke omstandigheden met regelmaat afwezig was. Aldus was [verdachte] niet alleen verantwoordelijk voor de verzorging van de dieren en evenementen, maar ook het bijhouden en van de administratie en was hij actief betrokken bij de bewezenverklaarde gedragingen. Gelet op de door [verdachte] als vennoot verrichte gedragingen zoals eerder beschreven, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan de bewezenverklaarde gedragingen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 84-156190-23
1.
[bedrijf 1] opof omstreeks13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en Waal,in elk geval in Nederland,als houder van dieren, te weten schapen en/ofezels en/ofrunderen en geiten en/ofpony’s en/ofpaarden en/ofalpaca’s en/ofkatten en/ofhonden,al dan nietopzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 73 schapen (in de hokken 1, 7, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of17 ezels
(in de hokken 5, 8, 10, 19 en in wei D, zie p. 36 proces-verbaal) en/of16 runderen (in de hokken 5, 13, 14, 22 en in wei D, N, Q, P en R, zie p. 36 proces-verbaal) en/of23 geiten (in de hokken 6, 7, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of14 pony’s (in de hokken 11 en 12 en in wei M, zie p. 36 proces-verbaal) en/of7 paarden (in wei P, zie p. 36 proces-verbaal) en/of8 alpaca’s (in de hokken 6, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of6 katten (in de buitenkooi 24, zie p. 36 proces-verbaal) en/of11 honden (in de hokken 20 en 23, zie p. 36 proces-verbaal),althans één of meer schapen en/of ezels en/of runderen en/of geiten en/of pony’s en/of paarden en/of alpaca’s en/of katten en/of honden,toegang had(den)tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de drinkbakken en/ofvlotterbakken en/ofspeciekuipen niet voorzien van water en/ofwas het water bevroren en/ofwas er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar(telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of(telkens) aan die verboden gedraging(en)feitelijk leiding heeft gegeven;
EN/OF
[bedrijf 1] op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, als houder van dieren, te weten alpaca’s en/of katten en/of honden, de nodige verzorging aan een of meer van deze dieren heeft onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat:
- 8 alpaca’s (in de hokken 6, 8, 12, 13 en 14, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 6 katten
(in de buitenkooi 24, zie p. 36 proces-verbaal) en/of 11 honden (in de hokken 20 en
23, zie p. 36 proces-verbaal), althans één of meer alpaca’s en/of katten en/of honden, toegang had(den) tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de drinkbakken en/of vlotterbakken en/of speciekuipen niet voorzien van water en/of was het water bevroren en/of was er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf 1] opof omstreeks13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maas en Waal,in elk geval in Nederland,als houder van varkens, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 5 varkens (in hok 8 en in wei S, zie p. 36 proces-verbaal), zijnde varkens ouders dan twee weken,althans één of meer varkens,permanent beschikte(n)over voldoende vers water, immers waren de drinkbakken niet voorzien van water en/ofwas het water bevroren en/ofwas er geen alternatieve drinkwatervoorziening aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden,
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of(telkens) aan die verboden gedraging(en)feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
[bedrijf 1] opof omstreeks13 december 2022 te Appeltern, in de gemeente West Maas en Waal,in elk geval in Nederland,als houder van een ezel,al dan nietopzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 1 ezel (in hok 8, zie p. 29, 39, 40 en 42 proces-verbaal), zijnde een dier dat ziek of
gewond is, werd afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig is voorzien
van droog strooisel, immers was de ezel niet gehuisvest in een adequate box omdat
de ezel met meerdere verschillende diersoorten in een paardenbox was gehuisvest
en lijdt als gevolg van de mogelijke concurrentie voor ruimte, voer en/ofwater van
zijn stalgenoten,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar(telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of(telkens) aan die verboden gedraging(en)feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
[bedrijf 1] opof omstreeks13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maast en Waal, in elk geval in Nederland,
als houder van dieren, te weten schapen en/ofgeiten en/ofrunderen en/ofalpaca’s,
al dan nietopzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
er voor de dieren in de hokken 7 en 13(zie p. 36 en 39 proces-verbaal), te weten:
- 1 geit en 16 schapen, althans één of meer geiten en/of schapen, in hok 7, en/of
- 9 geiten, 12 schapen, 1 rund en 1 alpaca, althans één of meer geiten en/of schapen
en/of runderen en/of alpaca’s, in hok 13,
voldoende ruimte was voor de fysiologische en ethologische behoeften van die
dieren,
immers was in bovengenoemde hokken sprake van overbezetting en/ofwaren
verschillende diersoorten, met en zonder hoorns, met elkaar gemengd in kleine
stallen waarvan als gevolg dieren met hoorns andere, ongehoornde, dieren in de zij
porden om elkaar te verdringen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden,
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens)tot vorenomschreven feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of (telkens)aan die verboden gedraging(en)feitelijk
leiding heeft gegeven;
EN/OF
[bedrijf 1] op of omstreeks 13 december 2022 te Appeltern, in de
gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland,
als houder van dieren, te weten een alpaca, de nodige verzorging aan dat dier heeft
onthouden, immers heeft zij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat er voor de
dieren in hok 13 (zie p. 36 proces-verbaal), waaronder 1 alpaca, voldoende ruimte
was voor de fysiologische en ethologische behoeften van dat dier,
immers was in bovengenoemd hok sprake van overbezetting en/of waren
verschillende diersoorten, met en zonder hoorns, met elkaar gemengd in kleine
stallen waarvan als gevolg dieren met hoorns andere, ongehoornde, dieren in de zij
porden om elkaar te verdringen,
zulks terwijl hij, verdachte, toen en daar (telkens) tot vorenomschreven feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die verboden gedraging(en) feitelijk
leiding heeft gegeven;
parketnummer 84-156736-23
1.
dat [bedrijf 1] V.O.F. opof omstreeks27 april 2022 in de gemeente West Maas en Waal,althans in Nederland, al dan nietopzettelijk, alsdatvervoerder, heeft gehandeld in strijd met artikel 6 lid 3 van de EG-verordening nr. 1/2005, immers heeft verdachte een schaap en/ofdiens lammeren, niet in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage 1 bij die Verordening vervoerd, immers was de draagtijd van voornoemd schaap reeds voor 90% of meer gevorderd en/ofwerden twee, althans één of meerlammeren van minder dan drie weken vervoerd over meer dan 100 kilometer, en/ofwerd voornoemd schaap binnen één week na de bevalling vervoerd,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan welaan welke bovenomschreven verboden gedraging(en)verdachteal dan niet tezamen met één of meer anderen,(telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
dat [bedrijf 1] V.O.F. van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023,althans op of omstreeks 20 april 2023in de gemeente Maas en Waal,althans in Nederland, al dan nietopzettelijk, als vervoerder van dieren, heeft gehandeld in strijd met artikel 104 van de EG-verordening nr. 2016/429, immers heeft zij als vervoerder (in ieder gevalbetreffende het vervoer van dieren op of omstreeks 27 april 2022) geen documentatie bijgehouden en bewaard betreffende de door hen aangedane inrichtingen, de categorieën, soorten en het aantal vervoerde gehouden landdieren en/ofde reiniging, ontsmetting en desinfectie van de gebruikte vervoermiddelen en/ofnadere gegevens over de documenten die de betrokken dieren begeleiden, met inbegrip van de documentnummers, en/ofheeft zij als vervoerder (in ieder gevalbetreffende het vervoer van dieren opof omstreeks27 april 2022) de bedoelde documentatie niet op een dusdanige wijze bewaard dat de bevoegde autoriteit er op haar verzoek onmiddellijk toegang toe kon krijgen en/ofgedurende een door de bevoegde autoriteit voor te schrijven minimumduur van minimaal drie jaar;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan welaan welke bovenomschreven verboden gedraging(en)verdachteal dan niet tezamen met één of meer anderenfeitelijke leiding heeft gegeven;
3.
dat [bedrijf 1] V.O.F. van 27 april 2022 tot en met 20 april 2023,althans op of omstreeks 20 april 2023in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland,al dan nietopzettelijk, als vervoerder die hoefdieren en/of pluimvee uitsluitend binnen Nederland vervoerd, in strijd met het bepaalde in artikel 1.43 lid 2 van het Besluit houders van dieren niet over elk vervoermiddel de gegevens als bedoeld onder artikel 1 lid a t/m f:
a. het kenteken- of registratienummer;
b. de data en de tijdstippen waarop de dieren bij de inrichting van oorsprong worden ingeladen;
c. de naam, het adres en het unieke registratie- of erkenningsnummer van elke bezochte inrichting;
d. de data en tijdstippen waarop de dieren bij de inrichting van bestemming worden uitgeladen;
e. de data en plaatsen van de reiniging, ontsmetting en desinfectie van vervoermiddelen;
f. de referentienummers van de documenten die de dieren vergezellen,
drie jaar heeft bewaard,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan welaan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen,feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij:
parketnummer 84-156190-23
feit 1:
artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder d, Wet dieren juncto artikel 1.7, aanhef en onder f, Besluit houders van dieren,
feit 2: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder d, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder d, Wet dieren juncto artikel 2.26, tweede lid Besluit houders van dieren;
feit 3: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder b (sub 5), Wet dieren juncto artikel 2.4, vierde lid Besluit houders van dieren;
feit 4: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto
artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder c (sub 5), Wet dieren juncto artikel 1.6, tweede lid Besluit houders van dieren;
parketnummer 84-156736-23
feit 1: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 6.2, eerste lid, Wet dieren juncto artikel 4.8, derde lid Regeling houders van dieren;
feit 2: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 6.2, eerste lid, Wet dieren juncto artikel 1.14 Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren;
feit 3: artikel 1 onder 2°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.5, tweede lid, Wet dieren juncto artikel 1.43, tweede lid, Besluit houders van dieren.
Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 84-156190-23
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, achtste lid en tiende lid, onderdeel c (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
parketnummer 84-156736-23
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.5, tweede lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] strafbaar is voor het ten laste gelegde.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 84-156190-23, feiten 1 en 2, op grond van afwezigheid van alle schuld niet strafbaar is. De vorst op de tenlastegelegde datum was voor [verdachte] een onverwachtse gebeurtenis waarop niet tijdig kon worden gereageerd. Ten tijde van de controle was een werknemer druk bezig de dieren te voorzien van drinkwater maar dat kan niet binnen korte tijd worden bewerkstelligd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier ondubbelzinnig volgt dat het meerdere dagen voorafgaande aan de tenlastegelegde datum al had gevroren. In zoverre kon de vorst op de tenlastegelegde datum voor [verdachte] geen onverwachte gebeurtenis zijn waarop niet (tijdig) had kunnen worden gereageerd om te voorkomen dat de dieren geen toegang zouden hebben tot water. Bovendien had [verdachte] de weersverwachting kunnen (en onder de gegeven omstandigheden moeten) raadplegen. Daarnaast heeft [verdachte] tijdens de ruim twee uur durende inspectie door de NVWA geen zorg gedragen dat de dieren terstond water kregen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] onder deze omstandigheden geen beroep toekomt op afwezigheid van alle schuld af en acht hem strafbaar voor de onder parketnummer 84-156190-23, feiten 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
Ook voor de overige bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank [verdachte] strafbaar.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] een taakstraf op te leggen voor de duur van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. Aan deze voorwaardelijke straf moeten de volgende voorwaarden worden verbonden:
  • veroordeelde mag gedurende de proeftijd geen dieren houden voor zichzelf of voor anderen;
  • toezicht op de naleving van het verbod op het houden van dieren moet worden uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (verder: de NVWA).
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan [verdachte] als bijkomende straf een beroepsverbod wordt opgelegd, inhoudende dat hij voor de duur van vijf jaren geen dieren mag houden, geen handelingen met dieren mag verrichten en niet mag fokken met dieren en/of dieren anderszins mag exploiteren en/of verhuren. Tot slot heeft de officier van justitie als bijkomende straf de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak gevorderd. De publicatiekosten heeft zij vastgesteld op € 2.500,00.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de op te leggen straf en/of maatregelen rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, meer in het bijzonder de gevolgen van de (negatieve) publiciteit door een opname van het programma BOOS uit 2022 en de acties ondernomen door [bedrijf 2] waardoor bedreigingen ontvangen worden en de vrouw van medeverdachte [verdachte] niet eens meer durft te winkelen omdat ze overal wordt gevolgd en in de gaten wordt gehouden, de gemeente West Maas en Waal die weigert het gezin rust te geven, het faillissement van zowel [bedrijf 1] als medeverdachte [verdachte] en zijn vrouw, de (lichamelijke) conditie van [verdachte] en zijn zoon en de gevolgen van dit alles en andere gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer op het gezin van [verdachte] en de (lichamelijke) conditie van [verdachte] en zijn zoon. De zoon van [verdachte] heeft kanker en [verdachte] zelf heeft ook nog twee keer een longembolie gehad. Verder zijn zowel [verdachte] als het gezin geconfronteerd met de zelfmoord van de zwager van [verdachte] en het overlijden van zijn vader en schoonvader. Het gezin van [verdachte] kan onder deze omstandigheden nauwelijks meer nadenken en functioneren. Zij hebben rust nodig, maar dat hebben ze tot nu toe niet gekregen.
Het opleggen van een houdverbod zou het gezin onder deze omstandigheden kapot maken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de gepleegde feiten
[verdachte] is vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijf 1] en heeft zich als bedrijfsmatige houder/fokker van dieren structureel schuldig gemaakt aan economische delicten en overtredingen van de Wet dieren door in 2022 en 2023 niet de zorg te geven aan zijn dieren die op grond van geldende wet- en regelgeving is vereist en niet te beschikken over de vereiste administratie/documenten. Bij meerdere inspecties en controles in en rondom het bedrijf van [bedrijf 1] zijn ernstige misstanden geconstateerd. Uit het dossier komt een zeer zorgelijke situatie naar voren en de tijdens de inspecties door de ambtenaren van de NVWA gemaakte foto’s tonen het onnodige leed dat de dieren is aangedaan. Adequate huisvesting en verzorging zijn vanuit het welzijnsoogpunt van groot belang voor ieder dier. Dat dit alles grote gevolgen heeft gehad voor veel dieren was duidelijk te zien aan hun lichamelijke conditie. Het houden van dieren is niet vrijblijvend. Wie dieren houdt, draagt daarvoor ook de verantwoordelijkheid. [verdachte] heeft de dieren van zijn bedrijf de benodigde zorg onthouden en is in diverse opzichten zeer ernstig tekortgeschoten in de verzorging van de van hem afhankelijke dieren. [verdachte] heeft bovendien nagelaten om – naar aanleiding van de vele controles – verbeteringen te tonen op het gebied van het welzijn van de aanwezige dieren. De rechtbank rekent [verdachte] het grootschalige dierenleed dat hij heeft veroorzaakt zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met hetgeen door [verdachte] en de raadsman op de terechtzitting van 6 mei 2024 is toegelicht over de nijpende omstandigheden van zowel [verdachte] als zijn gezin. Voorts is gebleken dat zowel [verdachte] als [bedrijf 1] eind 2023 failliet zijn verklaard. Tegen de beslissing van het gerechtshof om het faillissement in stand te houden is cassatie ingesteld. De huidige verdiensten van [bedrijf 1] bestaan uit de verkoop van honden. Met deze verdiensten worden de dieren verzorgd en moet hij zichzelf en zijn gezin in onderhoud voorzien. Op het bedrijf werkt sinds het faillissement geen personeel meer en is [verdachte] verantwoordelijk voor de verzorging van de dieren. In totaal worden op het bedrijf nog steeds ongeveer180 dieren gehouden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 februari 2024. Hieruit blijkt dat [verdachte] eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De op te leggen (hoofd)straf
Ter terechtzitting heeft [verdachte] geen enkel inzicht in het kwalijke van zijn handelen getoond. [verdachte] blijft halsstarrig volhouden dat het niet aan hem ligt, maar aan anderen waaronder de NVWA en de gemeente. Zelfs nadat [verdachte] meermaals op zitting is geconfronteerd met de misstanden en de (zeer) slechte toestand van de dieren, betwist hij de bevindingen en kennis van betrokken instanties en experts en blijft hij volhouden dat de dieren gezond waren en dat de huisvesting voldeed. Maatregelen ter verbetering van deze situatie zijn niet, althans onvoldoende getroffen. De rechtbank maakt zich ernstige zorgen over de bereidheid van [verdachte] om zich aan de regels te houden die voor het houden en fokken van dieren gelden.
Gelet op het voorgaande, het structurele tekortschieten in de zorg van dieren en het feit dat [verdachte] namens [bedrijf 1] tot op de dag van vandaag dieren houdt en verkoopt, acht de rechtbank het noodzakelijk een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, als laatste dringende waarschuwing, op te leggen. Bij de hoogte van de taakstraf houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de hierboven beschreven persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uren, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een met een hierna te bespreken proeftijd, passend en geboden is.
De rechtbank acht het, gelet op de hiervoor aangehaalde ernst en omvang en structurele karakter van de gepleegde feiten, de rol van [verdachte] bij deze feiten als feitelijke leidinggevende en zijn proceshouding, waaruit volgt dat hij de hem verweten gedragingen bagatelliseert en daarvoor telkens de schuld buiten zichzelf zoekt, noodzakelijk dat recidive moet worden voorkomen door het opleggen van een houdverbod van dieren in de vorm van een bijzondere voorwaarde (met uitzondering van vijf huisdieren).
Gelet op de structurele weigering van [verdachte] om zich aan de regels te (gaan) houden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] wederom een misdrijf zal begaan dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt. De rechtbank zal daarom, op grond van het ten tijde van de bewezen verklaarde feiten geldende artikel 14b lid 3 Sr, aan deze bijzondere voorwaarde een proeftijd voor de duur van vijf jaren verbinden. Aan [verdachte] wordt tevens bevolen dat hij gedurende de gehele proeftijd zal meewerken aan de controles van de NVWA. Aan de NVWA wordt de opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Bijkomende straf
Ingevolge artikel 7, onder g, van de Wet op de economische delicten, kan de rechter in onderhavig geval openbaarmaking van zijn uitspraak gelasten. Gelet op het beperkte zelfinzicht van [verdachte] en teneinde de samenleving/potentiële klanten te waarschuwen voor de handelwijze van [verdachte] en zijn [bedrijf 1] alsmede ter voorkoming van verdere recidive, zal de rechtbank gelasten dat na het onherroepelijk worden van dit vonnis deze uitspraak openbaar zal worden gemaakt onder vermelding van de volledige naam van [verdachte] . Die publicatie geschiedt op de website van een regionale krant en op de website van [bedrijf 1] . De rechtbank schat de kosten daarvan op € 2.500,00, te betalen door verdachte, en draagt het Openbaar Ministerie en CJIB/AICE op de uitspraak aan de redacties van de genoemde sites aan te leveren.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 84-156190-22
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.2, achtste lid en tiende lid, onderdeel c (sub 5) van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
parketnummer 84-156736-23
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.5, tweede lid, van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij daaraan feitelijke leiding heeft gegeven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 5 (vijf) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- gedurende
de gehele proeftijdgeen dieren houdt voor zichzelf of voor een ander, met uitzondering van vijf huisdieren, of door een ander laat houden voor zichzelf of voor een aan hem te relateren onderneming;
- gedurende
de gehele proeftijdmeewerkt aan controles op bovengenoemde voorwaarde door de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit en daartoe - voor zover de controles ertoe dienen toezicht te houden op de gestelde voorwaarde - aan genoemde ambtenaren toegang verschaft tot de erven aan [adres 1] en [adres 2] en de bijbehorende weilanden, de woning en de overige op de erven aanwezige gebouwen. Aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit wordt de opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van deze bijzondere voorwaarden;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- gelast de
openbaarmaking van dit vonnisna het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van de veroordeelde, door publicatie ervan in en op de website van een regionale krant en op de website van [bedrijf 1] , met kosten geschat op € 2.500,00, welke kosten voor rekening van verdachte komen (bij niet betaling te vervangen door 35 dagen vervangende hechtenis), waartoe het Openbaar Ministerie en CJIB/AICE dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde websites.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. H. Stam en mr. F.M.A.. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.L. Struik en mr. D.N. Esajas, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.
Buiten staat
Mr. F.M.A. ’t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier, mr. D.N. Esajas is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met nummer 176401/141056/3002447/5. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 7 tot en met 8.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 8, en p. 6, alinea 1.
4.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 2] van 5 januari 2023, p. 36.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 8, en p. 6, alinea 1.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 36.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 8, en p. 6, alinea 1.
8.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 2] van 5 januari 2023, p. 40.
9.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 2] van 5 januari 2023, p. 43, vraag 5b.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 5, alinea 8, en p. 6, alinea 1.
11.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 2] van 5 januari 2023, p. 39, punt 2 en p. 40, vraag 2, ad 2.
12.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 2] van 5 januari 2023, p. 43, vraag 5b.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 178050/142725/6017327. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 3, alinea 2 tot en met 5.
15.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 3] van 26 april 2023, p. 2.
16.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 3] van 26 april 2023, p. 8, vraag 3.
17.Een geschrift, te weten een veterinaire verklaring van [naam 3] van 26 april 2023, p. 7, vraag 2, en p. 8, vraag 3.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van de NVWA, p. 7, alinea 2 tot en met 5.