ECLI:NL:RBOVE:2024:2825
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de draagkracht bij bijzondere bijstand en de rol van energietoeslag
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel zich gebogen over de vraag of de energietoeslag die eiseres in 2022 heeft ontvangen, moet worden meegerekend bij de vaststelling van haar draagkracht voor bijzondere bijstand. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet WIA en een toeslag op grond van de Toeslagenwet, en heeft een inkomen op bijstandsniveau. In 2022 is haar een energietoeslag van € 1.300,- toegekend. De bewindvoerder van eiseres heeft het college verzocht om bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten, maar het college heeft vastgesteld dat eiseres geen draagkracht uit inkomen heeft, maar wel uit vermogen, waarbij de energietoeslag als vermogen is aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de energietoeslag niet is uitgezonderd van de middelen bij de bepaling van de draagkracht, zoals bepaald in artikel 35 van de Participatiewet (PW). De rechtbank oordeelt dat het college de energietoeslag terecht heeft meegeteld bij de draagkrachtberekening. De rechtbank wijst erop dat de wettekst geen ruimte biedt voor een andere interpretatie, en dat de werkinstructie van het college, die bepaalt dat de energietoeslag alleen als vermogen wordt aangemerkt als deze niet voor energiekosten hoeft te worden aangewend, niet in strijd is met de PW.
De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft vastgesteld dat het meetellen van de energietoeslag in de draagkrachtberekening niet onevenredig is. Eiseres heeft haar energiekosten kunnen voldoen uit haar inkomen op bijstandsniveau, en de rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit van het college in stand blijft, en eiseres krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.