ECLI:NL:RBOVE:2024:2825

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
AK_24_797
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de draagkracht bij bijzondere bijstand en de rol van energietoeslag

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel zich gebogen over de vraag of de energietoeslag die eiseres in 2022 heeft ontvangen, moet worden meegerekend bij de vaststelling van haar draagkracht voor bijzondere bijstand. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet WIA en een toeslag op grond van de Toeslagenwet, en heeft een inkomen op bijstandsniveau. In 2022 is haar een energietoeslag van € 1.300,- toegekend. De bewindvoerder van eiseres heeft het college verzocht om bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten, maar het college heeft vastgesteld dat eiseres geen draagkracht uit inkomen heeft, maar wel uit vermogen, waarbij de energietoeslag als vermogen is aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de energietoeslag niet is uitgezonderd van de middelen bij de bepaling van de draagkracht, zoals bepaald in artikel 35 van de Participatiewet (PW). De rechtbank oordeelt dat het college de energietoeslag terecht heeft meegeteld bij de draagkrachtberekening. De rechtbank wijst erop dat de wettekst geen ruimte biedt voor een andere interpretatie, en dat de werkinstructie van het college, die bepaalt dat de energietoeslag alleen als vermogen wordt aangemerkt als deze niet voor energiekosten hoeft te worden aangewend, niet in strijd is met de PW.

De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft vastgesteld dat het meetellen van de energietoeslag in de draagkrachtberekening niet onevenredig is. Eiseres heeft haar energiekosten kunnen voldoen uit haar inkomen op bijstandsniveau, en de rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit van het college in stand blijft, en eiseres krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/797

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. T.E. van der Bent,
en

het college van burgemeester en wethouders van Twenterand,

gemachtigde: K.S. Protzman.

Inleiding

1.1
Bij besluit van 1 mei 2023 (het primaire besluit) heeft het college eiseres op grond van de Participatiewet (PW) bijzondere bijstand toegekend voor bewindvoeringskosten. Daarbij heeft het college de draagkracht van eiseres vastgesteld op € 105,19 per maand.
1.2
Met het bestreden besluit van 13 december 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. De gemachtigde van eiseres is met berichtgeving niet verschenen. Eiseres is evenmin op zitting verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Zij heeft een inkomen op bijstandsniveau. Aan eiseres is in 2022 een energietoeslag toegekend van € 1.300,-.
2.2
ZEKER Financiële Zorgverlening B.V. te Almere is bij uitspraak van 8 januari 2021 van deze rechtbank benoemd tot bewindvoerder. Op 21 februari 2023 heeft de bewindvoerder het college verzocht eiseres bijzondere bijstand toe te kennen voor de bewindvoeringskosten met ingang van 1 januari 2023. Hierop heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld in de Inleiding.

Standpunten van partijen

3.1
Het college heeft de draagkracht van eiseres vastgesteld op € 105,19 per maand. Zij heeft geen draagkracht uit inkomen, maar heeft volgens het college wel draagkracht uit vermogen. Het college heeft het vermogen van eiseres vastgesteld op € 8.867,23. Daarbij heeft het college rekening gehouden met het saldo op haar bankrekeningen en een schuld. Het vermogen boven het vrij te laten vermogen heeft het college betrokken in de draagkrachtberekening.
Het college stelt zich daarbij in navolging van het advies van 20 september 2023 van de Commissie bezwaarschriften gemeente Twenterand (de Commissie) op het standpunt dat de energietoeslag die eiseres heeft ontvangen niet buiten beschouwing gelaten dient te worden bij de vaststelling van de draagkracht uit vermogen. Eiseres heeft een zeer laag bedrag aan energiekosten, dat zonder meer kan worden voldaan uit het inkomen op bijstandsniveau. Daardoor is de energietoeslag van € 1.300,- volledig ter vrije besteding van eiseres. Het college acht het daarom evenredig om dit bedrag bij de vaststelling van de draagkracht mee te nemen.
3.2
Eiseres stelt dat het college bij de vaststelling van de draagkracht ten onrechte de energietoeslag heeft aangemerkt als vermogen. Zij wijst erop dat het college verwijst naar beleid, maar dat onduidelijk is om welk beleid c.q. welke beleidsregels en werkinstructies het hier gaat. Volgens eiseres is hiermee sprake van een motiveringsgebrek.
Eiseres heeft gewezen op de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen (de Wijzigingswet) [1] . Hieruit blijkt volgens eiseres dat het de landelijke overheid duidelijk voor ogen heeft gestaan dat de energietoeslag geen middel betreft. De beoordelingsruimte waarvan het college zich bedient is er derhalve niet (meer), zeker niet nu dit duidelijk leidt tot een verlaging van haar uitkering.
Eiseres stelt verder dat het college geen volledige c.q. juiste toets heeft uitgevoerd aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur ingeval buitenwettelijk begunstigend beleid dient te worden getoetst. Eiseres is van mening dat de toets aan de beleidsregels niet marginaal maar "vol" dienen te worden uitgevoerd. Een dergelijke toetsing heeft niet plaatsgevonden. Daarbij heeft eiseres gewezen op de conclusie van raadsheer advocaat-generaal De Bock over buitenwettelijk beleid [2] . Volgens eiseres is de overweging van het college, dat het evenwichtig is om de energietoeslag bij het vaststellen van het vermogen uit draagkracht mee te nemen, vreemd, aangezien dit strijdig is met de gedachte van te verlenen bijzondere bijstand, zoals de overheid dat heeft bepaald. Daarbij heeft zij gewezen op hetgeen in de Memorie van Toelichting bij de Wijzigingswet is vermeld over de keuze voor een meer generieke oplossing voor de verstrekking van de energietoeslag. Volgens eiseres is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
Ten slotte stelt eiseres dat het bezwaar gegrond had moeten worden verklaard en het
bestreden besluit had moeten worden herroepen onder toekenning van een
kostenvergoeding.
3.3
Het aangevoerde is voor het college geen aanleiding zijn standpunt te wijzigen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt vast dat eiseres de draagkrachtberekening alleen heeft bestreden, voor zover het college daarbij de energietoeslag, die zij in 2022 heeft ontvangen van € 1.300,-, heeft meegerekend als vermogen. De rechtbank is van oordeel dat het college deze energietoeslag heeft kunnen betrekken bij de draagkrachtberekening en overweegt hiertoe als volgt.
4.1
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de PW worden tot de middelen gerekend alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
In artikel 31, tweede lid, aanhef en onderdeel o, van de PW, zoals deze bepaling luidde op 21 februari 2023, is bepaald dat niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend de eenmalige energietoeslag, bedoeld in artikel 35, vierde lid.
In artikel 35, eerste lid, van de PW is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand heeft, voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 16, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, van de PW zijn hierbij niet van toepassing. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
4.2
De rechtbank stelt vast dat gelet op de tekst van het bepaalde in artikel 35, eerste lid, van de PW, de energietoeslag niet is uitgezonderd van de middelen bij de bepaling of een belanghebbende voor bijzondere bijstand in aanmerking komt. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college terecht heeft vastgesteld dat de energietoeslag moet worden meegeteld bij de draagkrachtberekening. Voor zover de regering, zoals door eiser onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting (kennelijk) wordt gesteld, een andere intentie heeft gehad, moet worden vastgesteld dat die intentie niet zijn weerslag heeft gevonden in de wettekst. De energietoeslag is weliswaar uitgezonderd van de middelen door toevoeging in onderdeel o van het tweede lid van artikel 31 van de PW, maar toepassing van artikel 31, tweede lid, van de PW is in het kader van de bijzondere bijstand nu juist uitgesloten, zo volgt uit de tekst van artikel 35 van de PW. Het staat de rechter in beginsel niet vrij om tegen deze uitdrukkelijke bewoordingen van de wettekst (contra-legem) in te gaan.
4.3
Voor zover eiser nog stelt dat strikte toepassing van de wetgeving zou leiden tot onevenredige gevolgen die niet door de wetgever zijn voorzien, dan wel dat sprake is van beleid waarvan dient te worden getoetst of deze niet onevenredig uitpakt, overweegt de rechtbank als volgt. Het college heeft bezien of het meetellen van de energietoeslag bij de vaststelling van de draagkracht in het geval van eiseres leidt tot onevenredigheid aan de hand van een werkinstructie. Deze houdt in dat de energietoeslag alsnog wordt uitgezonderd van de middelen, indien de betrokkene de jaarafrekening van de energiekosten nog niet heeft ontvangen. Indien de betrokkene de jaarafrekening van de energiekosten al wél heeft ontvangen, wordt onderzocht of de eenmalige energietoeslag voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand tot het vermogen moet worden gerekend. Ter zitting heeft het college verklaard dat deze interne werkinstructie consequent wordt toegepast. De rechtbank acht deze werkinstructie niet in strijd met de PW en een redelijke en evenredige uitoefening van de bevoegdheid die het college heeft bij de vaststelling van de draagkracht. Op deze wijze wordt door het college immers enkel de ontvangen energietoeslag tot het vermogen gerekend, voor zover komt vast te staan dat deze niet voor de energiekosten hoeft te worden aangewend en de betrokkene aldus daadwerkelijk vrij over dit vermogen kan beschikken. Van een onevenredige uitwerking van de wetgeving is tegen die achtergrond in zoverre evenmin sprake.
4.4
De rechtbank is verder van oordeel dat het college op goede gronden heeft kunnen concluderen dat het meetellen van de energietoeslag die eiseres in 2022 heeft ontvangen in de draagkrachtberekening niet onevenredig is. De kosten van eiseres voor energie bedroegen volgens de jaarafrekening van februari 2023 € 627,95 voor het jaar voorafgaand aan de jaarafrekening. Eiseres heeft geld terug ontvangen van de energiemaatschappij. Vastgesteld moet dus worden dat eiseres de energiekosten tot februari 2023 heeft kunnen voldoen uit haar inkomen op bijstandsniveau. Uit de jaarafrekening blijkt verder dat eiseres vanaf februari 2023 een termijnbedrag betaalt van € 100,- per maand. Eiseres moet dit bedrag kunnen voldoen uit haar inkomen op bijstandsniveau. Uit de jaarafrekening leidt de rechtbank af dat dit termijnbedrag gelijk is aan het termijnbedrag dat zij eerder betaalde, aangezien zij over het jaar voorafgaande aan de jaarafrekening € 1.200,- aan termijnbedragen heeft betaald. Gelet hierop, heeft eiseres voor het voldoen van de energiekosten geen gebruik hoeven maken van de energietoeslag. Het college heeft de energietoeslag daarom niet buiten aanmerking hoeven laten bij de vaststelling van de draagkracht.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
W. Veldman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.MvT,
2.Conclusie van raadsheer advocaat-generaal mr. R.H. de Bock van 10 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2086.