6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van [verdachte], zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
[verdachte] heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan aanranding. Hij verbleef op een vakantiepark en heeft daar, op een afgelegen plek, twee keer de (zwem/onder)broek van de 9-jarig [slachtoffer] naar beneden getrokken, zijn piemel vastgepakt en hem gedwongen [verdachte] (stijve) piemel vast te houden. Met dit handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. [verdachte] is over een grens gegaan die hij echt niet had mogen overgaan. [verdachte] heeft zich bij het plegen van de seksuele handelingen laten leiden door zijn eigen seksuele behoeftes en heeft daarbij geen rekening gehouden met de eventuele schadelijke gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer]. Een kind van zijn leeftijd behoort zulke seksuele ervaringen niet mee te maken. De rechtbank rekent dit [verdachte] aan.
De persoon van [verdachte]
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 5 maart 2024, waaruit volgt dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het rapport van de Raad van 2 mei 2024 en de hierop door de deskundigen ter zitting gegeven toelichting en van wat [verdachte] en zijn ouders op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden hebben verteld.
[verdachte] is een 15-jarige jongen. Hij heeft ADHD en kenmerken van autisme en gebruikt daar medicatie voor. [verdachte] heeft moeite zijn gedachten en emoties onder controle te hebben en kan zich ten opzichte van leeftijdsgenoten minder goed in de gevoelens van een ander inleven. Hij woont (mede) vanwege zijn persoonlijke problematiek sinds 9-jarige leeftijd niet meer bij zijn ouders, al heeft hij wel goed contact en een hechte band met hen. De ouders van [verdachte] hopen dat hun zoon de juiste hulp krijgt. [verdachte] heeft op veel verschillende plaatsen gewoond en verblijft nu bij de instelling Ambiq, op een intensieve behandelgroep. Omdat het risico op het plegen van een zedendelict op dit moment wordt ingeschat als hoog, heeft [verdachte] bij Ambiq 1-op-1-toezicht. Dit is onderdeel van de veiligheidsregels die na het incident met [slachtoffer] aan [verdachte] zijn opgelegd. Hij mag nergens alleen heen, met uitzondering van zijn stageplek. Dit frustreert hem. [verdachte] ervaart een gevoel van onrechtvaardigheid nu er eerder namens hem aangifte is gedaan van een vergelijkbaar feit als waarvoor hij nu moet voorkomen en met die aangifte niets is gedaan. [verdachte] heeft spijt van wat hij heeft gedaan en zegt hij dit niet meer te gaan doen. Ondanks zijn persoonlijke problematiek, de veiligheidsregels en de spanning die [verdachte] rondom dit strafproces ervaart, doet [verdachte] het goed op school. Ook heeft [verdachte] een bijbaantje. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat hij in de toekomst weer strafbare feiten zal plegen, adviseert de Raad een voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de jeugdreclassering, een contactverbod met [slachtoffer] (zoals zijn ouders hebben verzocht), een ambulante behandeling (bijvoorbeeld systeemtherapie) bij FJP Accare, zinvolle vrijetijdsbesteding en een (verplicht) verblijf bij Ambiq.
De strafoplegging
Omdat [verdachte] minderjarig is, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. De rechtbank houdt vervolgens bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Doorgaans wordt bij een aanranding zoals in deze strafzaak aan de orde is een taakstraf van 120 uren opgelegd.
De rechtbank houdt er rekening mee dat [verdachte] heeft gezegd dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan. Ook vindt de rechtbank het positief dat [verdachte] het mediationtraject met de ouders van [slachtoffer] positief heeft afgerond, iets wat de rechtbank in strafmatigende zin zal meewegen. Daarbij hebben de beide ouders van [verdachte] en – en dat is knap – ook die van [slachtoffer] een zeer positieve bijdrage geleverd. De ouders van [slachtoffer] zijn boos dat [verdachte] seksuele handelingen met hun kind heeft verricht, maar hebben ook oog kunnen hebben voor wat [verdachte] zelf heeft meegemaakt in zijn jonge leven. Zij hebben de hoop geuit dat [verdachte] zich ontwikkelt tot een volwassen man met een fijn leven en daar hulp bij krijgt. Dit heeft de moeder van [slachtoffer] ook op de zitting kenbaar gemaakt, met de woorden: ‘[verdachte], ik wens je echt het allerbeste toe en ik hoop dat je de dromen die je als onbezorgde jongen had alsnog kunt waarmaken. Wees goed voor jezelf en voor anderen en ga nooit meer deze grens over.’ De rechtbank is het met die woorden eens.
[verdachte] verdient een straf voor wat hij heeft gedaan, maar het is ook van belang dat hij deze strafzaak nu kan afsluiten en zich stapsgewijs tot een volwassen man kan ontwikkelen. De rechtbank hoopt dat [verdachte] doet wat hij heeft beloofd en dus in de toekomst niet meer de fout in zal gaan. Om dit waar te kunnen maken, vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] daar hulp bij krijgt. [verdachte] heeft ook gezegd dat hij daar aan mee wil werken.
Taakstrafverbod
De rechtbank is zich ervan bewust dat het taakstrafverbod uit artikel 77ma Sr van toepassing is. Dit houdt kort gezegd in dat door de wetgever is bepaald dat bij de door verdachte gepleegde misdrijven geen taakstraf (werkstraf/leerstraf) kan worden opgelegd, tenzij ook jeugddetentie of een maatregel wordt opgelegd. In het geval van [verdachte] is geen maatregel geadviseerd. Het komt er dus op neer dat artikel 77ma Sr zou verplichten om [verdachte] te veroordelen tot een jeugddetentie. De rechtbank gaat dit niet doen. De rechtbank sluit zich aan bij de overwegingen uit het arrest van 22 juni 2022 van het Hof Den Boschen overweegt als volgt.
Het jeugdstrafrecht heeft een aparte positie in het strafrecht. Een belangrijk kenmerk is het pedagogische karakter ervan. Het doel van het jeugdstrafrecht is (her)opvoeding en resocialisatie. Het jeugdstrafrecht is steeds maatwerk, afhankelijk van de individuele situatie van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Toepassing van artikel 77ma Sr kan strijd opleveren met het bepaalde in artikel 37 lid 1 aanhef en onder b en artikel 40 lid 4 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (afgekort: IVRK). Volgens deze artikelen zijn Staten verplicht om vrijheidsbeneming slechts als uiterste maatregel te hanteren en dienen zij ervoor te zorgen dat de strafrechtelijke aanpak van minderjarigen hun welzijn niet schaadt en in de juiste verhouding staat tot zowel hun omstandigheden als het strafbare feit.
Toepassing van artikel 77ma Sr kan ook strijd opleveren met het bepaalde in artikel 40 lid 1 van het IVRK. Op grond van deze bepaling dienen Staten minderjarigen die worden verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld ter zake van een strafbaar feit zo te behandelen dat dit hun herintegratie en opbouwende rol in de maatschappij bevordert.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf in deze zaak pedagogisch gezien de enige juiste interventie is. De rechtbank vindt een voorwaardelijke taakstraf met voorwaarden op zijn plaats. De rechtbank ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan het rechterlijk pardon, dan wel de oplegging van een lagere taakstraf, zoals de raadsvrouw heeft verzocht. Dat past niet bij de ernst van het feit. Bovendien is jeugdreclasseringstoezicht nodig.
De rechtbank acht, alles afwegend, de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke taakstraf van 80 uren met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst weer de fout ingaat, zal de rechtbank aan die voorwaardelijke straf de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen zoals deze hierna aan het eind van dit vonnis zijn geformuleerd. Als [verdachte] tijdens de proeftijd opnieuw een strafbaar feit pleegt of de andere voorwaarden niet naleeft, moet hij de taakstraf alsnog uitvoeren.