ECLI:NL:RBOVE:2024:2706

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
AK_22_613
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de compensatie voor kinderopvangtoeslag door de Dienst Toeslagen in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 24 mei 2024, wordt de zaak behandeld van een eiseres die compensatie heeft aangevraagd voor de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2015. De Dienst Toeslagen had eerder besloten om voor de jaren 2011 en 2013 geen compensatie toe te kennen, omdat er geen sprake zou zijn van institutionele vooringenomenheid. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en stelt dat zij recht heeft op compensatie voor het jaar 2011, omdat haar kind in dat jaar recht had op kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft de zaak op 7 maart 2024 behandeld en de eiseres is verschenen met haar echtgenoot. De Dienst Toeslagen werd vertegenwoordigd door meerdere gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Dienst Toeslagen op goede gronden heeft besloten om voor het jaar 2011 geen compensatie toe te kennen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat er sprake was van fraude door een gastouderbureau, niet overtuigend geacht. Eiseres heeft geen verifieerbare bewijsstukken overgelegd die haar stellingen onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen de compensatie voor de jaren 2008 tot en met 2010 en 2012 tot en met 2015 correct heeft vastgesteld. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/613

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,

en

de Dienst Toeslagen,

gemachtigde: mr. M. Burghout.

Inleiding

De Dienst Toeslagen heeft bij besluit van 15 maart 2021 (het primaire besluit I) de compensatie voor eiseres in het kader van de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2012, 2014 en 2015 vastgesteld op € 71.584,-. Voor de jaren 2011 en 2013 is geen compensatie toegekend, omdat in deze jaren geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen en eiseres als gevolg daarvan niet voor de compensatieregeling in aanmerking komt.
Eiseres heeft zowel tegen de hoogte van de compensatie als tegen het niet toekennen van compensatie voor de jaren 2011 en 2013 bezwaar gemaakt.
De Dienst Toeslagen heeft bij besluit van 29 september 2021 (het primaire besluit II) ook voor het jaar 2013 compensatie toegekend en het eerder genoemde compensatiebedrag met
€ 8.634,- verhoogd tot € 80.218,-.
De Dienst Toeslagen heeft het bezwaar van eiseres voor advies voorgelegd aan de bezwaarschriftenadviescommissie (BAC). De BAC heeft eiseres op 9 december 2021 op haar bezwaar gehoord en heeft op 24 december 2021 een advies uitgebracht.
Bij besluit van 7 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en een aanvullende compensatie van € 1.697,- toegekend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 ter zitting behandeld. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot [naam 1]. De Dienst Toeslagen heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Burghout, mr. [naam 2] en mr. [naam 3].

Totstandkoming van het besluit

Eiseres heeft van 2008 tot en met 2015 wisselend kinderopvangtoeslag aangevraagd voor haar kinderen:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum 1], BSN: [BSN-nummer 1], hierna: kind 1;
- [kind 2], geboren op [geboortedatum 2], BSN: [BSN-nummer 2], hierna: kind 2;
- [kind 3], geboren op [geboortedatum 3], BSN: [BSN-nummer 3], hierna: kind 3;
- [kind 4], geboren op [geboortedatum 4], BSN: [BSN-nummer 4], hierna: kind 4.
Eiseres heeft de Dienst Toeslagen gevraagd om een herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag in deze jaren.
De Dienst Toeslagen heeft bij brief van 16 december 2020 aan eiseres een vooraankondiging gezonden. Daarin staat dat in de jaren 2008, 2009, 2010, 2012, 2014 en 2015 bij de beoordeling van de situatie van eiseres fouten zijn gemaakt en dat zij recht heeft op een compensatie van € 71.013,-.
Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals deze hiervoor onder het kopje “Inleiding” is weergegeven.

Het toetsingskader

De besluitvorming van de Dienst Toeslagen is gebaseerd op de beleidsregels zoals neergelegd in het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken. Onder meer deze regeling is met ingang van 5 november 2022 ondergebracht in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Op grond van het overgangsrecht [1] worden beschikkingen, die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen voor de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht.

Beoordeling door de rechtbank

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of over 2011 aan eiseres terecht geen compensatie is toegekend en of de compensatie over de jaren 2008 tot en met 2010 en 2012 tot en met 2015 correct is vastgesteld. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft de Dienst Toeslagen over 2011 terecht geen compensatie aan eiseres toegekend?
3. De rechtbank ontleent aan de dossierstukken het volgende.
3.1.
Bij beschikking van 4 december 2010 is aan eiseres voor het jaar 2011 een voorschot op de kinderopvangtoeslag van € 15.179,- toegekend. Dit komt neer op een maandbedrag voor januari tot en met december 2011 van € 1.264,93. Deze beschikking ziet op de gastouderopvang voor
  • kind 1: 50 uren per maand,
  • kind 2: 60 uren per maand,
  • kind 3: 60 uren per maand en
  • kind 4: 150 uren per maand.
Het uurtarief bedraagt voor alle kinderen € 5,-.
3.2.
Op 20 maart 2011 heeft eiseres voor de kinderen 2, 3 en 4 elektronisch doorgegeven dat het aantal uren kinderopvang per maand respectievelijk 60, 60 en 150 bedraagt en dat de kosten per uur € 5,10 zijn. De datum van ingang van deze wijziging is
1 januari 2011.
3.3.
Bij beschikking van 2 april 2011 heeft de Dienst Toeslagen het voorschot op de kinderopvangtoeslag voor 2011 gewijzigd en bepaald op € 12.391,-. Dit komt neer op een maandbedrag voor januari tot en met december 2011 van € 1.032,60. De aanleiding voor deze wijziging is in de beschikking als volgt verwoord: “U hebt kinderopvangtoeslag 2011 aangevraagd, een jaaroverzicht opgestuurd, of wijzigingen in uw situatie doorgegeven, met als ingangsdatum 01-01-2011.” Bij de toelichting is aangegeven dat bij de berekening van de vermelde maandbedragen is uitgegaan van de door eiseres opgegeven situatie. Deze beschikking ziet op de gastouderopvang voor
  • kind 2: 60 uren per maand,
  • kind 3: 60 uren per maand en
  • kind 4: 150 uren per maand.
Het uurtarief bedraagt voor alle kinderen € 5,-.
Uit deze beschikking volgt dat het voorschot op de toeslag voor kind 1 op € 0 wordt berekend.
3.4.
Bij beschikking van 4 april 2011 heeft de Dienst Toeslagen het voorschot op de kinderopvangtoeslag voor 2011 gewijzigd en vastgesteld op € 12.614,-. De uren opvang voor voormelde drie kinderen is gelijk gebleven, maar het uurtarief is gewijzigd naar (maximaal) € 5,09.
3.5.
Eiseres heeft met dagtekening 19 oktober 2012 een Antwoordformulier kinderopvang 2011 aan de Dienst Toeslagen teruggezonden. In dit formulier heeft eiseres, naast de gegevens van de gastouder en het gastouderbureau, het volgende opgegeven:
  • kind 2: 351 uren opvang, opvangkosten € 1.786,86;
  • kind 3: 419,5 uren opvang, opvangkosten € 2.135,58;
  • kind 4: 814 uren opvang, opvangkosten € 3.502,90.
3.6.
Gastouderbureau Oostnederland heeft een Jaaropgave Gastouderopvang 2011 aan eiseres verstrekt. Daarin is voor de periode januari tot en met december de volgende opgave gedaan:
Kind BSN
opvanguren
opvangkosten
bureaukosten
totaal
uurprijs opvang
uurprijs totaal
[BSN-nummer 2]
351
1.510,46
276,40
1.786,86
4,30
5,09
[BSN-nummer 3]
419,5
1.805,24
330,34
2.135,58
4,30
5,09
[BSN-nummer 4]
814
3.502,90
641,-
4.143,90
4,30
5,09
3.7.
Bij beschikking van 16 april 2014 heeft de Dienst Toeslagen de kinderopvang-toeslag voor 2011 definitief als volgt vastgesteld:
  • kind 2: € 1.665,79,
  • kind 3: € 1.978,19 en
  • kind 4: € 2.530,54,
totaal dus € 6.165,-. Omdat aan eiseres een bedrag van € 12.614,- aan voorschotten is toegekend, betekent dit dat zij een bedrag van € 6.449,- moet terugbetalen.
4. De rechtbank stelt vast dat de definitieve berekening is gebaseerd op het door eiseres ingevulde en aan de Dienst Toeslagen teruggezonden antwoordformulier, alsmede op de jaaropgave van het gastouderbureau. Uit deze informatie volgt dat het totaal aantal door eiseres afgenomen uren in 2011 minder is geweest dan het aantal uren dat eiseres bij haar melding op 20 maart 2011 heeft doorgegeven:
  • kind 2: 351 uren volgens de jaaropgave, (12 x 60 =) 720 uren volgens de melding van eiseres op 20 maart 2011,
  • kind 3: 419,5 uren volgens de jaaropgave, (12 x 60 =) 720 uren volgens de melding van eiseres op 20 maart 2011,
  • kind 4: 814 uren volgens de jaaropgave, (12 x 150 =) 1.800 uren volgens de melding van eiseres op 20 maart 2011.
Dit betekent dat het voorschot op de kinderopvangtoeslag gebaseerd is geweest op een te hoog aantal opvanguren en dat aan eiseres een te hoog voorschot is uitbetaald. De kinderopvangtoeslag, die op voorschotbasis te veel aan eiseres is uitbetaald, is door de Dienst Toeslagen tot een bedrag van € 6.449,- van eiseres teruggevorderd. [3]
5. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat over het jaar 2011 ten onrechte geen compensatie is toegekend. In november 2011 is kind 1 14 jaar oud geworden. Over de maanden januari tot november 2011 bestond voor dit kind wel recht op kinderopvangtoeslag. De Dienst Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag voor dit kind ten onrechte stopgezet. Eiseres heeft daar ter zitting aan toegevoegd dat in het vonnis van de civiele meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel van 25 april 2023 zou zijn geoordeeld dat ook het toeslagjaar 2011 moet worden gecompenseerd. Verder is eiseres in 2011 gewisseld van gastouderbureau. Het eerdere gastouderbureau heeft gefraudeerd en heeft buiten het systeem om uren gefactureerd. Dat was voor eiseres niet zichtbaar en is door haar ook niet aan te tonen. Uit de bankafschriften volgt dat er wel degelijk voor opvang is betaald. Bij de Dienst Toeslagen is dat echter niet terug te vinden en eiseres heeft deze bankafschriften ook niet overgelegd. Eiseres kan geen verifieerbaar inzichtelijke opgave doen van deze uren en kan die niet onderbouwen.
6. De Dienst Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat voor toeslagjaar 2011 geen aanleiding bestaat om eiseres te compenseren. De definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag voor 2011 heeft plaatsgevonden aan de hand van de gegevens die eiseres zelf heeft verstrekt en die overeenkomen met de jaaropgave gastouderopvang 2011 van Gastouderbureau Oostnederland. Uit de door eiseres zelf verstrekte gegevens en uit de jaaropgave van het gastouderbureau volgt dat voor de kinderen 2, 3 en 4 in totaal respectievelijk 351, 419,5 en 814 uren gastouderopvang zijn afgenomen. Gelet op de door eiseres zelf verstrekte gegevens is in het toeslagjaar 2011 volgens de Dienst Toeslagen van institutionele vooringenomenheid daarom geen sprake geweest.
7. De rechtbank is van oordeel dat de Dienst Toeslagen voor het toeslagjaar 2011 op goede gronden geen compensatie aan eiseres heeft toegekend. Uit de hiervoor onder rechtsoverweging 3 geschetste gang van zaken, zoals die uit de dossierstukken blijkt, volgt niet dat bij het vaststellen van de kinderopvangtoeslag voor 2011 sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen. In de voorschotbeschikking van 4 december 2010 is het voorschot op de kinderopvangtoeslag op basis van de opvang voor vier kinderen vastgesteld. Eiseres heeft vervolgens op 20 maart 2011 voor drie kinderen een melding gedaan en voor deze kinderen opvanguren doorgegeven. Vervolgens is door de Dienst Toeslagen naar aanleiding van die melding het voorschot op de kinderopvangtoeslag voor 2011 bij beschikking van 2 april 2011 voor drie kinderen verlaagd en is het voorschot voor kind 1 op € 0 bepaald. Uit de dossierstukken volgt niet dat eiseres naar aanleiding van deze laatste voorschotbeschikking bij de Dienst Toeslagen heeft gemeld dat het voorschot voor kind 1 ten onrechte op € 0 is bepaald en dat ook voor dit kind opvanguren worden afgenomen. Ook uit het door eiseres zelf ingevulde Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2011 en de jaaropgave van Gastouderbureau Oostnederland volgt niet dat voor kind 1 opvanguren zijn afgenomen. Zowel in het Antwoordformulier als in deze jaaropgave worden alleen voor de kinderen 2, 3 en 4 de opvanggegevens voor januari tot en met december 2011 verstrekt en wordt niets vermeld over de gestelde opvanguren van kind 1.
De rechtbank constateert dat eiseres ook tijdens de hoorzitting bij de BAC op 9 december 2021 heeft gesteld dat in het jaar 2011 door vier kinderen gebruik is gemaakt van de opvang en dat zij over de maanden januari tot en met oktober 2011 ook voor kind 1 recht heeft op kinderopvangtoeslag. In het verslag van deze hoorzitting is te lezen dat de BAC aan eiseres heeft verzocht om informatie te verstrekken waaruit blijkt dat kind 1 in het betreffende jaar (2011) opvang heeft genoten. De voorzitter van de BAC heeft eiseres in dat kader expliciet gevraagd om alle relevante stukken over het toeslagjaar 2011 over te leggen.
Uit de dossierstukken (en ook uit het advies van de BAC) volgt dat eiseres geen verifieerbare informatie heeft overgelegd waaruit volgt dat ook voor kind 1 in 2011 daadwerkelijk opvanguren zijn afgenomen. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat uit haar bankafschriften wel volgt dat ook voor de opvang van dit kind is betaald. Eiseres heeft deze bankafschriften, ondanks het daartoe strekkende verzoek van bijvoorbeeld de voorzitter van het BAC en ondanks de op haar rustende stelplicht om haar verzoek te onderbouwen, aan de BAC noch aan de Dienst Toeslagen overgelegd. De rechtbank constateert dat eiseres ook aan de rechtbank dit bewijs niet heeft overgelegd. Zij heeft ter zitting wel verklaard dat een ander gastouderbureau heeft gefraudeerd door opvanguren niet in te dienen en deze buiten het systeem om te declareren, maar dat dit door haar niet is aan te tonen. Daarmee heeft eiseres evenwel nog geen begin van onderbouwing geleverd dat bij het vaststellen van de kinderopvangtoeslag voor 2011 sprake zou zijn geweest van institutionele vooringenomenheid door de Dienst Toeslagen.
8. Eiseres heeft ter zitting gewezen op de betekenis van het vonnis van de civiele meervoudige kamer van deze rechtbank van 25 april 2023. [4]
9. Uit dit vonnis volgt dat eiseres en haar echtgenoot de Staat aansprakelijk hebben gesteld voor schade die jegens hen is ontstaan door vaststellings- en terugvorderingsbesluiten met betrekking tot de kinderopvangtoeslag in de periode 2008 tot en met 2015. Eisers hebben een verklaring voor recht gevorderd dat de Staat jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij daarvoor aansprakelijk is.
De rechtbank heeft in dit vonnis voor recht verklaard dat de Staat der Nederlanden jegens eiseres en haar echtgenoot onrechtmatig heeft gehandeld door bij de vaststellings- en terugvorderingsbesluiten over de periode 2008 tot en met 2015 geen rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel en dat de Staat voor de schade die daardoor voor eiseres en haar echtgenoot is ontstaan, aansprakelijk is.
10. De rechtbank overweegt in dit kader dat het in deze procedure er om gaat of de Dienst Toeslagen in 2011 vooringenomen heeft gehandeld bij de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag over dit jaar en of aan eiseres over dit jaar terecht compensatie is geweigerd. De rechtbank heeft daarover in rechtsoverweging 7 al overwogen dat het aan eiseres was om bijvoorbeeld door middel van bankafschriften te onderbouwen dat ook voor kind 1 in 2011 kinderopvang is afgenomen. Dat heeft eiseres echter niet gedaan. Omdat eiseres heeft gesteld dat een ander gastouderbureau zou hebben gefraudeerd, mag van haar verwacht worden dat zij deze stelling met verifieerbare documenten zou hebben onderbouwd. Ook dit heeft zij echter nagelaten. Een beroep op het evenredigheidsbeginsel ten aanzien van dit punt kan haar dan ook niet baten. Ook voor het overige heeft eiseres geen feiten en omstandigheden aangevoerd die maken dat bij de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag en de terugvordering van het teveel betaalde over het toeslagjaar 2011 het evenredigheidsbeginsel is geschonden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep van eiseres op voormeld vonnis dan ook niet slagen.
Heeft de Dienst Toeslagen de compensatie voor de jaren 2008 tot en met 2010 en 2012 tot en met 2015 correct vastgesteld?
11. Volgens eiseres heeft de Dienst Toeslagen een bedrag van € 8.877,- te weinig aan haar uitbetaald. Op de lijst van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) staat dat eiseres een bedrag van € 35.535,- in totaal aan kinderopvangtoeslag heeft terugbetaald. Op de compensatiebeschikking staat echter dat zij maar € 26.902,- aan kinderopvangtoeslag heeft teruggekregen. Daarnaast moeten nog de materiële en immateriële schadevergoeding, de gemiste rente, de vergoeding van juridische hulp, de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag en de aanvullende vergoeding van 1 % afgetrokken worden.
12. De Dienst Toeslagen heeft in het verweerschrift onder punt 7.1 tot en met 7.38 voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 en 2012 tot en met 2015 uitvoerig uiteengezet, onder verwijzing naar de daarbij relevante documenten, hoe de toegekende compensatie tot stand is gekomen en een uitleg gegeven bij enkele onderdelen van de compensatiebeschikking en de corresponderende overzichten van het LIC.
13. De rechtbank overweegt dat zij uit het door eiseres in het beroepschrift gestelde niet kan afleiden dat de haar toegekende compensatie onjuist is. Eiseres heeft verder de hiervoor onder 12. vermelde uiteenzetting van de Dienst Toeslagen in het verweerschrift schriftelijk, noch ter zitting, gemotiveerd bestreden. De rechtbank ziet dan ook geen reden voor de conclusie dat de Dienst Toeslagen het bedrag van de toegekende compensatie niet correct heeft vastgesteld.
Voor het overige
14. Eiseres heeft aangevoerd dat de Dienst Toeslagen eenzijdig en zonder haar medeweten een wijzigingsformulier [5] heeft ingevuld, dat is ondertekend met “[letters]”.
15. De Dienst Toeslagen heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat het niet mogelijk is gebleken om te achterhalen hoe dit wijzigingsformulier tot stand is gekomen. Door dit wijzigingsformulier is de kinderopvangtoeslag echter niet opnieuw vastgesteld. Eiseres is door dit wijzigingsformulier ook niet benadeeld.
16. De rechtbank overweegt in dit kader dat het gaat om een formulier “Verzoek om aanvulling aanvraag of wijziging kinderopvangtoeslag 2011”. Aangegeven wordt dat in de aanvraag of wijziging van kinderopvangtoeslag voor 2011 het registratienummer van de opvang in het Landelijk Register Kinderopvang ontbreekt. Vervolgens is in het formulier bij “Registratienummer LRK” de cijfers 999999990 ingevuld en is in het vakje voor de handtekening “[letters]” ingevuld.
De rechtbank overweegt verder dat uit de dossierstukken niet volgt dat dit formulier in de beoordeling van het recht op compensatie een rol van betekenis heeft gespeeld. In de beoordeling is niet aan de orde geweest dat eiseres geen recht op kinderopvangtoeslag heeft gehad omdat het gastouderbureau geen registratie in het LRK zou hebben. In de jaaropgave 2011 van Gastouderbureau Oostnederland is zowel van dit bureau als van de gastouder het LRK-registratienummer vermeld. Voor zover dit formulier nog enige betekenis heeft, is niet gebleken dat dit formulier in het nadeel van eiseres is geweest.
17. Eiseres heeft verder nog betoogd dat de Dienst Toeslagen in de beslissing op het bezwaar ten onrechte niet is ingegaan op haar melding van fraude door het gastouderbureau.
18. De Dienst Toeslagen heeft hierover in het verweerschrift en ter zitting opgemerkt dat een dergelijke fraudemelding niet aanwezig is in het dossier.
19. De rechtbank overweegt in dit verband dat, wat er ook zij van een al dan niet gedane fraudemelding, dit de rechtmatigheid van het besluit over het niet toekennen van compensatie voor 2011 niet raakt. Bovendien constateert de rechtbank dat eiseres ondanks meerdere verzoeken om met bewijsmiddelen van haar stelling te komen, zie ook hiervoor onder 7., bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting van de BAC, geen bewijs van haar stelling heeft overlegd.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Rijksen, voorzitter en mr. A.M. den Dulk en
mr. B.S. Kats, leden, in aanwezigheid van H. Blekkenhorst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet hersteloperatie toeslagen
(in werking getreden op 5 november 2022; tekst per 1 januari 2024)
Artikel 2.1. Compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1. De Dienst Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen; of
b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
(...)
Aan een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan een bedrag als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met zevende lid, wordt door de Dienst Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend.
(…)
Artikel 2.2. Componenten compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
De compensatie bestaat uit:
een bedrag vanwege een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag of het beëindigen van voorschotverlening voor een kinderopvangtoeslag die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, of de hardheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, vermeerderd met een bedrag voor de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering;
een bedrag voor een bestuurlijke boete die is opgelegd op grond van artikel 40 of 41 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen voor een verzuim of vergrijp betreffende de kinderopvangtoeslag;
een bedrag voor materiële schade;
een bedrag voor immateriële schade;
en bedrag voor invorderingskosten;
een bedrag voor proceskosten;
een rentevergoeding voor het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de kinderopvangtoeslag of het beëindigen van de voorschotverlening kinderopvangtoeslag.
Artikel 2.3. Hoogte compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, is gelijk aan het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd, vermeerderd met het bedrag van de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering en verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met:
a. een nog niet betaald bedrag van de terugvordering en van de rente; of
b. een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan met betrekking tot het berekeningsjaar waarop de compensatie betrekking heeft.
(…)
(…)
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel d, is ongeacht het aantal berekeningsjaren waarop de compensatie betrekking heeft, gelijk aan € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar, met dien verstande dat het bedrag niet hoger is dan de som van de bedragen die overeenkomstig het eerste lid voor de berekeningsjaren zijn vastgesteld, zonder de verminderingen.
(…)
Artikel 8.6. Overgangsrecht in verband met terugwerking van de artikelen van de afdelingen 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 en 4.2
Beschikkingen ter zake van compensatie (…) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 onderscheidenlijk 4.2, worden vanaf dat tijdstip aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 of 4.2 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen.

Voetnoten

1.Artikel 8.6 van de Wht.
2.Dienst Toeslagen heeft in het verweerschrift onder punt 7.42 aangevoerd dat de opvangkosten van
3.De rechtbank wijst op rechtsoverweging 8 in deze uitspraak.
4.Dit vonnis is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBOVE:2023:1459.
5.Dit wijzigingsformulier is als productie 32 in de door Dienst Toeslagen overgelegde stukken gevoegd.