3.7.Bij beschikking van 16 april 2014 heeft de Dienst Toeslagen de kinderopvang-toeslag voor 2011 definitief als volgt vastgesteld:
- kind 2: € 1.665,79,
- kind 3: € 1.978,19 en
- kind 4: € 2.530,54,
totaal dus € 6.165,-. Omdat aan eiseres een bedrag van € 12.614,- aan voorschotten is toegekend, betekent dit dat zij een bedrag van € 6.449,- moet terugbetalen.
4. De rechtbank stelt vast dat de definitieve berekening is gebaseerd op het door eiseres ingevulde en aan de Dienst Toeslagen teruggezonden antwoordformulier, alsmede op de jaaropgave van het gastouderbureau. Uit deze informatie volgt dat het totaal aantal door eiseres afgenomen uren in 2011 minder is geweest dan het aantal uren dat eiseres bij haar melding op 20 maart 2011 heeft doorgegeven:
- kind 2: 351 uren volgens de jaaropgave, (12 x 60 =) 720 uren volgens de melding van eiseres op 20 maart 2011,
- kind 3: 419,5 uren volgens de jaaropgave, (12 x 60 =) 720 uren volgens de melding van eiseres op 20 maart 2011,
- kind 4: 814 uren volgens de jaaropgave, (12 x 150 =) 1.800 uren volgens de melding van eiseres op 20 maart 2011.
Dit betekent dat het voorschot op de kinderopvangtoeslag gebaseerd is geweest op een te hoog aantal opvanguren en dat aan eiseres een te hoog voorschot is uitbetaald. De kinderopvangtoeslag, die op voorschotbasis te veel aan eiseres is uitbetaald, is door de Dienst Toeslagen tot een bedrag van € 6.449,- van eiseres teruggevorderd.
5. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat over het jaar 2011 ten onrechte geen compensatie is toegekend. In november 2011 is kind 1 14 jaar oud geworden. Over de maanden januari tot november 2011 bestond voor dit kind wel recht op kinderopvangtoeslag. De Dienst Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag voor dit kind ten onrechte stopgezet. Eiseres heeft daar ter zitting aan toegevoegd dat in het vonnis van de civiele meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel van 25 april 2023 zou zijn geoordeeld dat ook het toeslagjaar 2011 moet worden gecompenseerd. Verder is eiseres in 2011 gewisseld van gastouderbureau. Het eerdere gastouderbureau heeft gefraudeerd en heeft buiten het systeem om uren gefactureerd. Dat was voor eiseres niet zichtbaar en is door haar ook niet aan te tonen. Uit de bankafschriften volgt dat er wel degelijk voor opvang is betaald. Bij de Dienst Toeslagen is dat echter niet terug te vinden en eiseres heeft deze bankafschriften ook niet overgelegd. Eiseres kan geen verifieerbaar inzichtelijke opgave doen van deze uren en kan die niet onderbouwen.
6. De Dienst Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat voor toeslagjaar 2011 geen aanleiding bestaat om eiseres te compenseren. De definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag voor 2011 heeft plaatsgevonden aan de hand van de gegevens die eiseres zelf heeft verstrekt en die overeenkomen met de jaaropgave gastouderopvang 2011 van Gastouderbureau Oostnederland. Uit de door eiseres zelf verstrekte gegevens en uit de jaaropgave van het gastouderbureau volgt dat voor de kinderen 2, 3 en 4 in totaal respectievelijk 351, 419,5 en 814 uren gastouderopvang zijn afgenomen. Gelet op de door eiseres zelf verstrekte gegevens is in het toeslagjaar 2011 volgens de Dienst Toeslagen van institutionele vooringenomenheid daarom geen sprake geweest.
7. De rechtbank is van oordeel dat de Dienst Toeslagen voor het toeslagjaar 2011 op goede gronden geen compensatie aan eiseres heeft toegekend. Uit de hiervoor onder rechtsoverweging 3 geschetste gang van zaken, zoals die uit de dossierstukken blijkt, volgt niet dat bij het vaststellen van de kinderopvangtoeslag voor 2011 sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen. In de voorschotbeschikking van 4 december 2010 is het voorschot op de kinderopvangtoeslag op basis van de opvang voor vier kinderen vastgesteld. Eiseres heeft vervolgens op 20 maart 2011 voor drie kinderen een melding gedaan en voor deze kinderen opvanguren doorgegeven. Vervolgens is door de Dienst Toeslagen naar aanleiding van die melding het voorschot op de kinderopvangtoeslag voor 2011 bij beschikking van 2 april 2011 voor drie kinderen verlaagd en is het voorschot voor kind 1 op € 0 bepaald. Uit de dossierstukken volgt niet dat eiseres naar aanleiding van deze laatste voorschotbeschikking bij de Dienst Toeslagen heeft gemeld dat het voorschot voor kind 1 ten onrechte op € 0 is bepaald en dat ook voor dit kind opvanguren worden afgenomen. Ook uit het door eiseres zelf ingevulde Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2011 en de jaaropgave van Gastouderbureau Oostnederland volgt niet dat voor kind 1 opvanguren zijn afgenomen. Zowel in het Antwoordformulier als in deze jaaropgave worden alleen voor de kinderen 2, 3 en 4 de opvanggegevens voor januari tot en met december 2011 verstrekt en wordt niets vermeld over de gestelde opvanguren van kind 1.
De rechtbank constateert dat eiseres ook tijdens de hoorzitting bij de BAC op 9 december 2021 heeft gesteld dat in het jaar 2011 door vier kinderen gebruik is gemaakt van de opvang en dat zij over de maanden januari tot en met oktober 2011 ook voor kind 1 recht heeft op kinderopvangtoeslag. In het verslag van deze hoorzitting is te lezen dat de BAC aan eiseres heeft verzocht om informatie te verstrekken waaruit blijkt dat kind 1 in het betreffende jaar (2011) opvang heeft genoten. De voorzitter van de BAC heeft eiseres in dat kader expliciet gevraagd om alle relevante stukken over het toeslagjaar 2011 over te leggen.
Uit de dossierstukken (en ook uit het advies van de BAC) volgt dat eiseres geen verifieerbare informatie heeft overgelegd waaruit volgt dat ook voor kind 1 in 2011 daadwerkelijk opvanguren zijn afgenomen. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat uit haar bankafschriften wel volgt dat ook voor de opvang van dit kind is betaald. Eiseres heeft deze bankafschriften, ondanks het daartoe strekkende verzoek van bijvoorbeeld de voorzitter van het BAC en ondanks de op haar rustende stelplicht om haar verzoek te onderbouwen, aan de BAC noch aan de Dienst Toeslagen overgelegd. De rechtbank constateert dat eiseres ook aan de rechtbank dit bewijs niet heeft overgelegd. Zij heeft ter zitting wel verklaard dat een ander gastouderbureau heeft gefraudeerd door opvanguren niet in te dienen en deze buiten het systeem om te declareren, maar dat dit door haar niet is aan te tonen. Daarmee heeft eiseres evenwel nog geen begin van onderbouwing geleverd dat bij het vaststellen van de kinderopvangtoeslag voor 2011 sprake zou zijn geweest van institutionele vooringenomenheid door de Dienst Toeslagen.
8. Eiseres heeft ter zitting gewezen op de betekenis van het vonnis van de civiele meervoudige kamer van deze rechtbank van 25 april 2023.
9. Uit dit vonnis volgt dat eiseres en haar echtgenoot de Staat aansprakelijk hebben gesteld voor schade die jegens hen is ontstaan door vaststellings- en terugvorderingsbesluiten met betrekking tot de kinderopvangtoeslag in de periode 2008 tot en met 2015. Eisers hebben een verklaring voor recht gevorderd dat de Staat jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij daarvoor aansprakelijk is.
De rechtbank heeft in dit vonnis voor recht verklaard dat de Staat der Nederlanden jegens eiseres en haar echtgenoot onrechtmatig heeft gehandeld door bij de vaststellings- en terugvorderingsbesluiten over de periode 2008 tot en met 2015 geen rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel en dat de Staat voor de schade die daardoor voor eiseres en haar echtgenoot is ontstaan, aansprakelijk is.
10. De rechtbank overweegt in dit kader dat het in deze procedure er om gaat of de Dienst Toeslagen in 2011 vooringenomen heeft gehandeld bij de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag over dit jaar en of aan eiseres over dit jaar terecht compensatie is geweigerd. De rechtbank heeft daarover in rechtsoverweging 7 al overwogen dat het aan eiseres was om bijvoorbeeld door middel van bankafschriften te onderbouwen dat ook voor kind 1 in 2011 kinderopvang is afgenomen. Dat heeft eiseres echter niet gedaan. Omdat eiseres heeft gesteld dat een ander gastouderbureau zou hebben gefraudeerd, mag van haar verwacht worden dat zij deze stelling met verifieerbare documenten zou hebben onderbouwd. Ook dit heeft zij echter nagelaten. Een beroep op het evenredigheidsbeginsel ten aanzien van dit punt kan haar dan ook niet baten. Ook voor het overige heeft eiseres geen feiten en omstandigheden aangevoerd die maken dat bij de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag en de terugvordering van het teveel betaalde over het toeslagjaar 2011 het evenredigheidsbeginsel is geschonden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep van eiseres op voormeld vonnis dan ook niet slagen.
Heeft de Dienst Toeslagen de compensatie voor de jaren 2008 tot en met 2010 en 2012 tot en met 2015 correct vastgesteld?
11. Volgens eiseres heeft de Dienst Toeslagen een bedrag van € 8.877,- te weinig aan haar uitbetaald. Op de lijst van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) staat dat eiseres een bedrag van € 35.535,- in totaal aan kinderopvangtoeslag heeft terugbetaald. Op de compensatiebeschikking staat echter dat zij maar € 26.902,- aan kinderopvangtoeslag heeft teruggekregen. Daarnaast moeten nog de materiële en immateriële schadevergoeding, de gemiste rente, de vergoeding van juridische hulp, de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag en de aanvullende vergoeding van 1 % afgetrokken worden.
12. De Dienst Toeslagen heeft in het verweerschrift onder punt 7.1 tot en met 7.38 voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 en 2012 tot en met 2015 uitvoerig uiteengezet, onder verwijzing naar de daarbij relevante documenten, hoe de toegekende compensatie tot stand is gekomen en een uitleg gegeven bij enkele onderdelen van de compensatiebeschikking en de corresponderende overzichten van het LIC.
13. De rechtbank overweegt dat zij uit het door eiseres in het beroepschrift gestelde niet kan afleiden dat de haar toegekende compensatie onjuist is. Eiseres heeft verder de hiervoor onder 12. vermelde uiteenzetting van de Dienst Toeslagen in het verweerschrift schriftelijk, noch ter zitting, gemotiveerd bestreden. De rechtbank ziet dan ook geen reden voor de conclusie dat de Dienst Toeslagen het bedrag van de toegekende compensatie niet correct heeft vastgesteld.
14. Eiseres heeft aangevoerd dat de Dienst Toeslagen eenzijdig en zonder haar medeweten een wijzigingsformulierheeft ingevuld, dat is ondertekend met “[letters]”.
15. De Dienst Toeslagen heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat het niet mogelijk is gebleken om te achterhalen hoe dit wijzigingsformulier tot stand is gekomen. Door dit wijzigingsformulier is de kinderopvangtoeslag echter niet opnieuw vastgesteld. Eiseres is door dit wijzigingsformulier ook niet benadeeld.
16. De rechtbank overweegt in dit kader dat het gaat om een formulier “Verzoek om aanvulling aanvraag of wijziging kinderopvangtoeslag 2011”. Aangegeven wordt dat in de aanvraag of wijziging van kinderopvangtoeslag voor 2011 het registratienummer van de opvang in het Landelijk Register Kinderopvang ontbreekt. Vervolgens is in het formulier bij “Registratienummer LRK” de cijfers 999999990 ingevuld en is in het vakje voor de handtekening “[letters]” ingevuld.
De rechtbank overweegt verder dat uit de dossierstukken niet volgt dat dit formulier in de beoordeling van het recht op compensatie een rol van betekenis heeft gespeeld. In de beoordeling is niet aan de orde geweest dat eiseres geen recht op kinderopvangtoeslag heeft gehad omdat het gastouderbureau geen registratie in het LRK zou hebben. In de jaaropgave 2011 van Gastouderbureau Oostnederland is zowel van dit bureau als van de gastouder het LRK-registratienummer vermeld. Voor zover dit formulier nog enige betekenis heeft, is niet gebleken dat dit formulier in het nadeel van eiseres is geweest.
17. Eiseres heeft verder nog betoogd dat de Dienst Toeslagen in de beslissing op het bezwaar ten onrechte niet is ingegaan op haar melding van fraude door het gastouderbureau.
18. De Dienst Toeslagen heeft hierover in het verweerschrift en ter zitting opgemerkt dat een dergelijke fraudemelding niet aanwezig is in het dossier.
19. De rechtbank overweegt in dit verband dat, wat er ook zij van een al dan niet gedane fraudemelding, dit de rechtmatigheid van het besluit over het niet toekennen van compensatie voor 2011 niet raakt. Bovendien constateert de rechtbank dat eiseres ondanks meerdere verzoeken om met bewijsmiddelen van haar stelling te komen, zie ook hiervoor onder 7., bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting van de BAC, geen bewijs van haar stelling heeft overlegd.