ECLI:NL:RBOVE:2024:2578

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
C/08/314376 / KG ZA 24-108
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in kort geding over fraude met cryptovaluta en ex parte ordemaatregel

Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een tussenvonnis gewezen in een kort geding tussen eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Hupkes, en de gedaagde partijen Kyrrex Ltd, gevestigd in Londen en Kingstown. Eisers hebben een voorlopige voorziening verzocht op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vanwege vermeende fraude met cryptovaluta. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat eisers slachtoffer zijn van boilerroomfraude, waarbij zij aanzienlijke schade hebben geleden. De voorzieningenrechter heeft besloten om ex parte ordemaatregelen te treffen, omdat het noodzakelijk is om te voorkomen dat de gedaagde partijen de maatregelen kunnen ontlopen.

In het vonnis is bepaald dat Kyrrex c.s. verplicht is om de gebruikers te identificeren die betrokken zijn bij de frauduleuze transacties en hun accounts te bevriezen. Daarnaast is het Kyrrex c.s. verboden om de betrokken gebruikers vooraf in kennis te stellen van deze maatregelen. De voorzieningenrechter heeft ook een dwangsom opgelegd voor eventuele overtredingen van deze bevelen. De verdere behandeling van de zaak zal plaatsvinden tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdvordering in juli 2024. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en gepubliceerd onder ECLI:NL:RBOVE:2024:2578.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/314376 / KG ZA 24-108
Tussenvonnis in kort geding van 17 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen (in mannelijk enkelvoud) te noemen: [eisers],
advocaat: mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap naar Brits recht
KYRREX LTD,
te Londen (Verenigd Koninkrijk),
2. de vennootschap naar het recht van St. Vincent & The Grenadines
KYRREX LTD,
te Kingstown (St. Vincent & The Grenadines)
gedaagde partijen,
hierna samen (in vrouwelijk enkelvoud) te noemen: Kyrrex c.s..

1.De procedure

Op 6 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van mr. Hupkes, namens [eisers], een brief met bijgevoegd een conceptdagvaarding ontvangen voor een tegen Kyrrex c.s. aanhangig te maken kort geding. In de conceptdagvaarding heeft [eisers] verzocht om hangende het kort geding een voorlopige voorziening te treffen op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

2.De beoordeling

2.1.
Strikt genomen gaat artikel 223 Rv over het treffen van een voorlopige voorziening tijdens een aanhangige bodemprocedure. Gezien het eigen en flexibele karakter kan ook tijdens een aanhangig kort geding om een voorlopige voorziening (een ordemaatregel voor de duur van het kort geding) worden verzocht. In artikel 254 Rv is immers bepaald dat in alle spoedeisende zaken waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening is vereist, de voorzieningenrechter bevoegd is deze te geven. Bij de redactie van de te verlenen voorziening heeft de voorzieningenrechter een grote mate van vrijheid, binnen het raamwerk van de vordering(en).
2.2.
[eisers] vordert bij wijze van ordemaatregel onder meer om Kyrrex c.s. ex parte, dus zonder Kyrrex c.s. te horen, te bevelen om de gebruiker(s) die zij kan vinden door middel van de transactie hashes, zoals vermeld in bijlage B van het overgelegde rapport van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf]) van 3 april 2024 (productie 33/34 bij de dagvaarding [1] ) te identificeren en om het account van deze gebruiker(s) te bevriezen binnen vier dagen nadat [eisers] het te wijzen tussenvonnis, alsmede de Engelse vertaling daarvan, en het hiervoor genoemde rapport, ter kennis heeft gebracht van Kyrrex c.s. door toezending aan het e-mailadres [e-mailadres].
2.3.
Daarnaast vordert [eisers] dat het Kyrrex c.s. wordt verboden de gebruiker(s) van vorenbedoelde ordemaatregel vooraf in kennis te stellen en dat Kyrrex c.s. wordt bevolen om binnen twee weken na de hiervoor bedoelde kennisgeving per e-mail aan de advocaat van [eisers] bekend te maken op welke dag en tijdstip de onder 2.2 bedoelde bevriezing is ingegaan en welke soort en kwantiteit activa door de ordemaatregel zijn getroffen, met toezending van een schermafbeelding van het/de bevroren account(s), alsmede om de naam en het adres van de entiteit(en) bekend te maken waar deze activa worden aangehouden.
2.4.
Het voorgaande wordt gevorderd op straffe van een dwangsom en met bepaling dat de verdere behandeling van de provisionele voorziening wordt voortgezet op de mondelinge behandeling van dit kort geding, waar de hoofdvordering wordt behandeld.
2.5.
Uitgangspunt is dat hoor en wederhoor wordt toegepast voordat een beslissing wordt gegeven. Dat fundamentele recht kan alleen wijken indien dat nodig is voor een adequate rechtsbescherming in een specifieke zaak. Dat kan het geval zijn indien een ordemaatregel nodig is om te voorkomen dat wat in kort geding wordt gevorderd anders geheel of gedeeltelijk illusoir zou worden.
2.6.
[eisers] heeft aan zijn verzoek om de onder 2.2. en 2.3 beschreven ordemaatregelen te treffen - kort gezegd - het volgende ten grondslag gelegd. [eisers] stelt dat hij slachtoffer is geworden van zogenoemde boilerroomfraude, ofwel het verkopen van nepbeleggingen via een malafide, inmiddels verdwenen website. De
“inleg” – die nooit is belegd, maar van meet af aan in een geprepareerd wegsluistraject terecht is gekomen – werd als storting zichtbaar gemaakt in een verdwenen persoonlijk account bij de boilerroom (niet zijnde Kyrrex c.s.) en in door sjoemelsoftware aangestuurde illusionaire beleggingen omgezet. Deze nepbeleggingen hadden aanvankelijk een op manipulatie gebaseerd stijgend koersverloop, zodat [eisers] er toe werd aangezet steeds meer bij te storten. Toen al zijn geld in de scam zat, werd [eisers] wijsgemaakt dat hij nog meer moest bijstorten om zijn winst op te kunnen nemen. In deze eindfase doorzag [eisers] dat hij was bedrogen en dat hij in de netten van boilerroomfraudeurs verstrikt was geraakt. [eisers] stelt dat hij € 100.000,- (in hoofdsom) schade heeft geleden.
Bij blockchainonderzoek door [bedrijf] (via blockchaintracing) is een bitcoinadres bij exchange Huobi/HTX gevonden, dat veel vaker bij fraude betrokken blijkt te zijn. Uit het onderzoek volgt dat de verduisterde crypto (de buit van de beleggingsfraude) voor het leeuwendeel is terecht gekomen op het bitcoinadres [adres](hierna: [adres]). [adres] blijkt te worden gebruikt in meerdere (gelijkaardige) cryptofraudezaken. Kyrrex is de gebruiker van dit bitcoinadres. Er bestaan echter twee entiteiten die de naam Kyrrex Ltd dragen: een Britse entiteit en een entiteit uit St. Vincent & The Grenadines. [eisers] ziet zich genoodzaakt om beide entiteiten in dit kort geding te betrekken. Ter onderbouwing van zijn verzoek wordt door [eisers] (uitgebreid) verwezen naar een vergelijkbare zaak van een ander slachtoffer die heeft geleid tot een (tussen)vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van
28 augustus 2023 [2] .
2.7.
Op grond van artikel 6 sub e Rv heeft de voorzieningenrechter rechtsmacht en acht hij zich bevoegd om van het verzoek van [eisers] kennis te nemen. Het verzoek is gestoeld op een (beweerde) onrechtmatige daad en het schadebrengende feit heeft zich in Nederland voorgedaan, in die zin dat de schade in Nederland (waar [eisers] woont) is ingetreden.
2.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eisers] aan de hand van de conceptdagvaarding en de daarbij behorende producties voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij het slachtoffer is geworden van fraude. Eveneens heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de verzochte ordemaatregel(en) en dat die ordemaatregel(en) in dit geval ex parte moet(en) worden gegeven, omdat die anders te gemakkelijk kan/kunnen worden ontlopen. Een parallel kan worden getrokken met het leggen van conservatoir beslag waarvoor de voorzieningenrechter het verlof in de regel ook ex parte verleent, indien het bestaan van de vordering summierlijk deugdelijk wordt geacht. Dit alles maakt dat voldoende aanleiding bestaat de ordemaatregel(en) te verlenen zoals verzocht.
2.9.
[eisers] heeft voorts gewezen op betekeningsproblematiek in het onderhavige kort geding. Omdat Kyrrex c.s. op St. Vincent & The Grenadines en in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd, zal het onaanvaardbaar lang duren alvorens de dagvaarding conform alle daarvoor geldende voorschriften kan worden betekend, als de betekeningscertificaten al retour komen, zo stelt [eisers]
2.10.
Omdat een ordemaatregel naar zijn aard niet (te) lang mag duren, stelt de voorzieningenrechter het volgende tijdpad vast. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de voorzieningenrechter in spoedeisende gevallen in kort geding verstek kan verlenen tegen een in het buitenland gevestigde gedaagde wanneer nog niet is gebleken dat de betekeningsvoorschriften in acht zijn genomen, indien zoveel mogelijk is gewaarborgd dat de dagvaarding degene voor wie die is bestemd daadwerkelijk heeft bereikt en wel zo tijdig dat hij nog de mogelijkheid heeft gehad verweer te voeren. [eisers] heeft gemotiveerd toegelicht dat Kyrrex c.s. goed bereikbaar is via het emailadres [e-mailadres] en steeds snel – dat wil zeggen binnen enkele dagen – heeft gereageerd. De voorzieningenrechter overweegt dat indien [eisers] de dagvaarding stuurt naar voormeld e-mailadres van Kyrrex c.s. – en wel zo tijdig dat zij nog verweer kan voeren – verstek kan worden verleend indien Kyrrex c.s. ervoor kiest om niet op de mondelinge behandeling te verschijnen. De mondelinge behandeling zal derhalve in juli 2024 moeten plaatsvinden. De datum zal worden bepaald na opgave van de verhinderdata door de advocaat van [eisers] via de Digitale Toegang (Postkamer). Zodra een datum voor de mondelinge behandeling is verkregen, dient [eisers] de dagvaarding zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 14 juni 2024 per e-mail aan Kyrrex c.s. te verzenden.
2.11.
De ordemaatregel(en) zal/zullen in ieder geval duren totdat in het kort geding eindvonnis is gewezen. Verdere behandeling van de ordemaatregel(en) zal plaatsvinden op de mondelinge behandeling van dit kort geding. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
beveelt Kyrrex c.s. voor de duur van dit kort geding om de gebruiker(s) die zij
kan vinden door middel van de transactie hashes zoals vermeld in bijlage B van het rapport van [bedrijf] B.V. d.d. 3 april 2024 te identificeren en om het account van deze gebruiker(s) te bevriezen binnen vier dagen nadat [eisers] dit tussenvonnis, alsmede de Engelse vertaling daarvan, alsmede het bedoelde rapport ter kennis heeft gebracht door toezending aan emailadres [e-mailadres];
3.2.
verbiedt Kyrrex c.s. om de hiervoor bedoelde gebruiker(s) vooraf in kennis te
stellen van de ordemaatregel als vermeld onder 3.1.;
3.3.
beveelt Kyrrex c.s. om binnen twee weken na de hiervoor bedoelde
kennisgeving per e-mail aan de advocaat van [eisers] bekend te maken op welke dag en tijdstip de onder 3.1. bedoelde bevriezing van rechten is ingegaan en welke soort en kwantiteit activa door de ordemaatregel zijn getroffen, met toezending van een schermafbeelding van het/de bevroren account(s), alsmede om de naam en het adres van de entiteit(en) bekend te maken waar deze activa worden aangehouden;
3.4.
veroordeelt Kyrrex c.s. tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere overtreding van elk van de onder 3.1., 3.2. en 3.3. genoemde bevelen en verboden, te vermeerderen met een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, een en ander met een totaalmaximum van € 150.000,- aan te verbeuren dwangsommen;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
bepaalt dat de verdere behandeling van deze ordemaatregel(en) wordt voortgezet ter zitting van de hoofdvordering in dit kort geding op de wijze zoals beschreven onder 2.10. van dit vonnis,
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.

Voetnoten

1.Productie 33 betreft de Nederlandse versie van het rapport, productie 34 betreft de Engelse vertaling daarvan.
2.Dit vonnis is gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RBAMS:2023:6218.