Uitspraak
1.Inleiding en samenvatting
2.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiser, [eiser], betoogd dat de deurwaarder, [gedaagde], onrechtmatig heeft gehandeld door beslag te leggen op zijn bankrekening voor de incasso van een openstaande CJIB-vordering. De kantonrechter heeft dit standpunt verworpen en het beroep op de doorkruisingsleer niet gehonoreerd. De vordering van eiser is afgewezen, waarbij de kantonrechter geen aanleiding zag om af te wijken van het gebruikelijke forfaitaire proceskostentarief.
De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 3 april 2024. Eiser had een geldboete van € 410,00 opgelegd gekregen wegens het met een trekker op de snelweg rijden, en na het uitblijven van betaling heeft het CJIB een dwangbevel uitgevaardigd. De deurwaarder heeft vervolgens beslag gelegd op de bankrekening van eiser, wat leidde tot deze rechtszaak.
Eiser vorderde een schadevergoeding van € 7.500,00 op de grond dat de deurwaarder onrechtmatig heeft gehandeld. Hij stelde dat er sprake was van schuldeisersverzuim en dat de deurwaarder niet bevoegd was om publiekrechtelijk te handelen. De kantonrechter oordeelde echter dat de deurwaarder bevoegd was om het dwangbevel uit te voeren en dat er geen grond was om het handelen van de deurwaarder als onrechtmatig te beschouwen. Eiser werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die op € 813,00 werden begroot.