Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties genummerd 1 en 2
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
2.Inleiding
3.De feiten
(…)Mede ter voldoening aan mijn verzorgingsplicht ten behoeve van mijn genoemde echtgenote bepaal ik, dat gemelde overbedelingsuitkeringen eerst opeisbaar zullen zijn bij het overlijden van mijn genoemde echtgenote (…) en door mijn genoemde echtgenote tot die opeisbaarheid zullen worden schuldig gebleven onder verplichting om over gemelde bedragen een rente te betalen van zes procent per jaar, ingaande op de dag van mijn overlijden, verschijnende eenmaal per jaar, voor het eerst een jaar na mijn overlijden en zo vervolgens tot aan de algehele voldoening dier uitkeringen. (…)
4.Het geschil
5.De beoordeling
‘Uw zus [gedaagde 1] en uw broer [gedaagde 2] hebben in de maand mei beiden een verklaring getekend dat zij de nalatenschap van uw moeder beneficiair hebben aanvaard. Deze verklaringen zijn tot nu toe nog niet naar de griffie van de rechtbank verstuurd. De reden daarvan is geweest, dat ik in afwachting was van een ook door u getekende verklaring. Het was de bedoeling om dan alle verklaringen tegelijkertijd naar de rechtbank te versturen (dat bespaart kosten). U blijkt in dit verband uw eigen weg te hebben gekozen. De verklaringen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn daarom vandaag alsnog naar de rechtbank verzonden’. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de nalatenschap door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beneficiair is aanvaard, zoals ook is aangetekend in het boedelregister.
Voor de goede orde doe ik U hierbij een overzicht toekomen van de stand van de renteloze vorderingen welke Uw drie kinderen op U hebben op grond van hun wettelijk erfdeel. Volgens het testament worden de vorderingen – welke overigens niet opeisbaar zijn – jaarlijks enkelvoudig verhoogd met een rente van 6%’. Van gehele of gedeeltelijke verjaring van de rentevorderingen is geen sprake, omdat de rentevorderingen opeisbaar waren vanaf het moment op overlijden van erflaatster op [overlijdensdatum 2] .
zo vervolgens tot aan de algehele voldoening dier uitkeringen(zie hiervoor onder 3.2).
6.De beslissing
15 mei 2024voor een akte aan de zijde van [eiser] zodat hij zich kan uitlaten over hetgeen in r.o. 5.23. is overwogen. Vervolgens krijgen gedaagden twee weken daarna de gelegenheid voor een antwoordakte;