In deze zaak gaat het om een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eisers tegen een ontheffing die is verleend aan [bedrijf] op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). De ontheffing betreft handelingen die geen ruimtelijke uitstraling hebben op de woon- en leefomgeving van de eisers. De rechtbank heeft op 3 mei 2024 uitspraak gedaan en geoordeeld dat de eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij het primaire besluit, omdat zij geen voldoende objectief en actueel belang hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelingen waarvoor de ontheffing is verleend, namelijk het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten van de huismus en voortplantings- of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis, geen directe gevolgen hebben voor de woon- en leefomgeving van de eisers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers niet kunnen aanvoeren dat het niet zijn van belanghebbende hen in dit geval niet kan worden tegengeworpen, omdat de wetssystematiek die gevolgd is, niet in strijd is met Europese regels. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eisers geen vergoeding van proceskosten ontvangen.