ECLI:NL:RBOVE:2024:2253

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
ak_23_2455
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen UWV-besluit over Ziektewetuitkering niet-ontvankelijk verklaard

In deze procedure heeft eiser op 14 augustus 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van het UWV van 18 juli 2023, waarbij hem een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) is geweigerd. De klachten van eiser waren echter gericht tegen een eerder besluit van het UWV van 21 juli 2017, waarbij zijn ZW-uitkering na de eerstejaars ZW-beoordeling was beëindigd. Het UWV verklaarde het bezwaarschrift niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht tot deze beslissing is gekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn is verstreken. Eiser betwist niet dat de bezwaartermijn is verstreken, maar stelt dat zijn psychische klachten hem hebben belet om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de psychische gesteldheid van eiser na de beslissing van 21 juli 2017 niet dusdanig was dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Eiser heeft in de periode na de beslissing van 2017 verschillende activiteiten ondernomen, waaronder het aanvragen van een WW-uitkering en het voeren van gesprekken bij het werkbedrijf.

De rechtbank concludeert dat het UWV het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en het UWV het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2455

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(UWV),
(gemachtigde: E.H.J.A. Olthof).

Samenvatting

In deze procedure heeft eiser op 14 augustus 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van het UWV van 18 juli 2023, waarbij hem een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) is geweigerd. Maar omdat de klachten van eiser eigenlijk gericht waren tegen een besluit van het UWV van 21 juli 2017 – waarbij een ZW-uitkering na de eerstejaars ZW-beoordeling werd beëindigd – heeft het UWV het bezwaarschrift
niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht tot die beslissing is gekomen.

Wat aan deze uitspraak voorafging

1.1.
Bij besluit van 26 februari 2016 heeft het UWV aan eiser een uitkering op grond van de Werkloostheidswet (WW) toegekend vanaf 1 maart 2016. Na een ziekmelding heeft het UWV vervolgens vanaf 15 september 2016 een ZW-uitkering toegekend.
1.2.
Bij besluit van 21 juli 2017 heeft het UWV de Ziektewetuitkering vanaf 22 augustus 2017 beëindigd, omdat bij de eerstejaars ZW-beoordeling was gebleken dat eiser op 15 juni 2017 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Hierna herleefde het recht op een WW-uitkering.
1.3.
Eiser heeft op 27 augustus 2022 een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de ZW. Bij besluit van 18 juli 2023 heeft het UWV de aanvraag van eiser afgewezen, omdat eiser niet verzekerd was voor de ZW.
1.4.
Eiser heeft tegen dit besluit van 18 juli 2023 een bezwaarschrift ingediend.
1.5.
Bij besluit van 2 november 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiser
niet-ontvankelijk verklaard, omdat het UWV tijdens de hoorzitting was gebleken dat de bezwaren van eiser zich richtten tegen de beslissing van het UWV van 21 juli 2017 om
de ZW-uitkering per 22 augustus 2017 te beëindigen.
1.6.
Eiser heeft tegen dit besluit van het UWV van 2 november 2023 (het bestreden besluit) beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.7.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser en de gemachtigde van eiser deelgenomen. Ook waren andere familieleden aanwezig. De gemachtigde van het UWV heeft zich afgemeld voor de zitting.
1.9.
De rechtbank heeft het onderzoek tijdens de zitting geschorst. Het UWV is gevraagd om te reageren op de informatie die eiser tijdens de zitting heeft overgelegd en toegelicht. Deze reactie is op 27 maart 2024 door de rechtbank ontvangen en doorgestuurd aan eiser.
1.10.
De rechtbank heeft aan partijen gevraagd of zij opnieuw op een zitting willen worden gehoord. Het UWV heeft aangegeven dat een nadere zitting niet nodig is. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het UWV het bezwaar tegen de beslissing van
21 juli 2017 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank licht dit als volgt toe.
3. De termijn voor het indien van een bezwaarschrift is zes weken. Deze termijn begint met ingang van de dag na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Als het bezwaarschrift niet voor het einde van deze termijn is ingediend dan is de hoofdregel dat het UWV het bezwaar niet inhoudelijk kan behandelen en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaart. Maar dat kan anders zijn, indien sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Dat is het geval wanneer redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener door de late indiening in verzuim is geweest. Dat kan worden aangenomen als de termijnoverschrijding aan de indiener niet kan worden toegerekend en het bezwaar- of beroepschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd [1] .
4. Eiser betwist niet dat de bezwaartermijn is verstreken. Eiser is van mening
– zo begrijpt de rechtbank – dat de ZW-uitkering in 2017 ten onrechte is beëindigd, omdat zijn psychische klachten bij de Eerste Jaars Ziektewet Beoordeling niet zijn beoordeeld. Hij was door deze klachten ook niet in staat om dat zelf kenbaar te maken of om tegen het besluit van het UWV bezwaar in te stellen. Hij heeft daarna jarenlang hulp van familie afgehouden. Sinds enkele jaren staat hij wel hulp toe en zijn onderzoeken gedaan. Tijdens de zitting is dit toegelicht en zijn er medische stukken overgelegd, te weten een verslag radiologie en een verslag neuropsychologisch onderzoek van het Centrum voor Neuropsychiatrie.
5. Volgens het UWV geven deze omstandigheden geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank is het daarmee eens. Uit de reactie van het UWV en de bijlagen blijkt dat eisers psychische gesteldheid na de beslissing van 21 juli 2017 niet dusdanig was dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Op 28 augustus 2017 heeft hij een WW-uitkering aangevraagd. Tijdens de WW-uitkering was hij in staat om gesprekken te voeren bij het werkbedrijf op 17 oktober 2017, 22 februari 2018, 28 december, 2018 en 1 februari 2019. Daarnaast heeft hij van mei 2018 tot en met oktober 2018 via een uitzendbureau gewerkt. Na de beëindiging van de WW-uitkering is eiser nog werkzaam geweest bij Flexchauffeurs van 5 juni 2019 tot en met 3 november 2019. Eiser heeft deze feiten niet weersproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6. Het UWV heeft bij het bestreden besluit laten weten dat zij van mening is dat de beslissing van 21 juli 2017 opnieuw bekeken moet worden en dat de afdeling Ziektewet is verzocht om op die beslissing terug te komen en dat de afdeling Ziektewet opnieuw zal beoordelen of de beslissing van 21 juli 2017 juist is. Helaas is tijdens deze beroepsprocedure niet gebleken dat het UWV hieraan al uitvoering heeft gegeven. Maar dat helpt eiser in deze beroepsprocedure niet aan een andere uitkomst.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het UWV het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 30 januari 2024, te vinden op https://uitspraken.rechtspraak.nl/ onder nummer ECLI:NL:CBB:2024:31