In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een huurprijs geschil tussen partij A, de verhuurder, en partij B, de huurder. Partij A verhuurde een woning aan partij B en was van mening dat de huurcommissie te weinig huurpunten aan de woning had toegekend. De kern van het geschil betrof de redelijkheid van een huurverlagingsvoorstel van partij B en de overeengekomen huurprijs. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 november 2022 geoordeeld dat de maximale huurprijsgrens met 15% mag worden verhoogd wegens investeringen in verband met een Rijksbeschermd stadsgezicht. Tevens werd partij A 2 niet ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen.
In het vonnis van 9 januari 2024 heeft de kantonrechter de zaak verder beoordeeld, waarbij de antwoorden van de Hoge Raad op prejudiciële vragen over de energieprestatie zijn meegenomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de energieprestatie van de woning moet worden gewaardeerd aan de hand van het energielabel, dat op 16 augustus 2021 is geregistreerd. Dit leidde tot een puntentotaal van 130, wat resulteert in een maximale huurprijs van € 775,31 per maand. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeengekomen huurprijs van € 719,00 redelijk is en dat het huurverlagingsvoorstel van partij B niet redelijk is.
De rechtbank heeft partij B veroordeeld om binnen veertien dagen een bedrag van € 350,64 aan partij A te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is partij B in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 1.006,64. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.