10.3.De opslag van afvalstoffen op perceel [adres 1] resulteert in bodemverontreiniging.
11. De rechtbank zal de beroepsgronden hierna bespreken in de volgorde zoals hiervoor is weergegeven.
Opslag windmolenonderdelen in strijd met het bestemmingsplan/omgevingsvergunning?
12. De planologische situatie op perceel [adres 1] is geregeld in het bestemmingsplan “Buitengebied Hof van Twente, herziening [adres 1] ” (hierna: het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan is op 15 oktober 2019 vastgesteld door de raad van de gemeente Hof van Twente (hierna: de raad). Tegen dit vaststellingsbesluit is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) en gedurende de beroepstermijn is de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 12 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1205, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat, tot de einduitspraak, artikel 4, lid 4.3.2, van de planregels als volgt komt te luiden: “De maximale hoogte van opslag ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ bedraagt 5 meter.” In de tussenuitspraak van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3751, heeft de Afdeling de raad opgedragen een gebrek in het bestemmingsplan te herstellen. Dit betrof het aan het zicht onttrekken van de buitenopslag, of een gewijzigd besluit te nemen. Op 30 mei 2023 is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De maximale hoogte van de buitenopslag in het gewijzigde bestemmingsplan bedraagt 4 meter. Het hiertegen gerichte beroep is door de Afdeling in haar uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4151, ongegrond verklaard. 13. Ten tijde van de besluitvorming, zowel in primo als op het moment dat het bestreden besluit werd genomen, gold artikel 4, lid 4.3.2 van de planregels zoals door de voorzieningenrechter van de Afdeling was bepaald. Op grond van deze planregel was op het deel van perceel [adres 1] met de functieaanduiding ‘opslag’, buitenopslag met een hoogte van 5 meter toegestaan.
Uit de stukken blijkt dat de buitenopslag, bestaande uit windmolenonderdelen, een hoogte heeft van circa 3 meter. Deze hoogte is in overeenstemming met het bestemmingsplan zoals dit luidde ten tijde van de besluitvorming. Van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is daarom geen sprake.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
14. Een milieu-omgevingsvergunning of een milieu-melding is volgens het college niet nodig omdat sprake is van een type A-inrichting als bedoeld in het Activiteitenbesluit. Eiser heeft niet aangegeven waarom dit standpunt niet juist is.
De rechtbank onderschrijft het door het college ingenomen standpunt. Van een handelen in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo en/of het Activiteitenbesluit is daarom geen sprake.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van afvalstoffen?
15. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de windmolenonderdelen geen afvalstoffen zijn. Hierbij heeft het college verwezen naar het door de toezichthouder van de ODT opgestelde controlerapport. Daarin wordt de (goede) staat van de onderdelen beschreven en dat er volgens de toezichthouder geen redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat sprake is van een opslag van afvalstoffen. Ook heeft het college verwezen naar de mededeling van de eigenaar aan de toezichthouder dat hij de onderdelen gebruikt als reserveonderdelen voor de windmolens van zijn bedrijf [bedrijf] . Gelet op de aard en conditie van de windmolenonderdelen en de specialisatie van de bedrijfsvoering van [bedrijf] , is deze mededeling volgens het college niet onaannemelijk.
De rechtbank onderschrijft dit standpunt van het college en de daarvoor gebruikte motivering. Dit betekent dat van opslag van afvalstoffen op perceel [adres 1] geen sprake is. De hiermee samenhangende vermeende overtredingen zijn daarom niet aan de orde. Voor de volledigheid verwijst de rechtbank naar het oordeel van de voorzieningenrechter hierover in zijn hiervoor aangehaalde uitspraak van 12 mei 2020, overweging 18.3, laatste alinea.
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
16. De overtreding van artikel 3.36, eerste lid, van het Activiteitenbesluit is opgeheven doordat [bedrijf] de drie olie bevattende transformatoren heeft verkocht en heeft geleverd aan de koper. Deze transformatoren zijn dus van perceel [adres 1] verwijderd en hiermee is het daarmee samenhangende gevaar voor bodemverontreiniging weggegenomen.
Deze beroepsgrond slaagt niet.