Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 2] B.V.,
[gedaagde 3] B.V.,
[gedaagde 1],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief van 29 september 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
3.De feiten
- Zichtbaarheid: Duidelijk zichtbaar op wielertenue (Logo, Bijlage 1)
- Zichtbaarheid: Duidelijk in beeld in de startgeneriek en einde (Logo, Bijlage 2)
- Zichtbaarheid: Duidelijk zichtbaar op wagen Skoda (Logo, Bijlage 1)
- Aanleveren van snippet video’s voor socials (1 per YouTube video)
- 4 mogelijkheden op jaarbasis om in overleg Bingoal te activeren in videocontent
- 16 mogelijkheden op jaarbasis om social content te laten maken (giveaway, voorbeschouwing, live)
- Frequentie: [bedrijf] zal minimum 42 video’s op jaarbasis uploaden op YouTube, waarbij het streeft naar long-form (langer dan 8 minuten) contentitems. Indien er meer video’s worden gepubliceerd, zal dit niet van invloed zijn op het door Bingoal beschikbaar gestelde budget. [bedrijf] streeft er naar om een maximale hoeveelheid content te publiceren, waarbij haar kernwaarden kwaliteit en creativiteit leidend zijn.
- Programma: [bedrijf] zal haar globale contentschema jaarlijks voorleggen aan Bingoal. [bedrijf] blijft te allen tijde creatief en eindverantwoordelijk voor de content.
4.Het geschil
5.De beoordeling
het verstrekken van (…) bijdragen als tegenprestatie voor het neutraal vermelden of vertonen van de naam, het merk, het beeldmerk of enig ander onderscheidend teken van de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand’.
contentitems’ (video’s) op jaarbasis op hun YouTube-kanaal. [gedaagde 2] was daarbij ‘
creatief en eindverantwoordelijk voor de content’. De rechtbank leidt hieruit af dat de Overeenkomst niet ziet op het louter (passief) tonen van de naam of het logo van de sponsor. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde 1], [naam 1] en [naam 2] als rolmodellen in de zin van de RWRVK de naamsbekendheid van Bingoal trachten te vergroten door tegen betaling videocontent voor hun YouTube-kanaal te produceren en publiceren waarin de naam en het logo van Bingoal te zien zijn. Het produceren en publiceren van deze videocontent betreft wervings- en reclameactiviteiten waarop de Wet op de kansspelen en daarop gebaseerde regelgeving (het Besluit en de RWRVK) van toepassing is. Vanaf 1 juli 2022 geldt als uitgangspunt dat Bingoal Nederland B.V. als Nederlandse vergunninghouder voor wervings- en reclamedoeleinden geen gebruik meer mag maken van rolmodellen en dat de enige uitzondering hierop (passieve) sponsoring van individuele beroepssporters en teams bestaande uit beroepssporters is. Nu die uitzondering zich hier niet voordoet, kon [gedaagde 2] geen uitvoering meer geven aan haar verplichtingen als bedoeld in artikel 3 van de Overeenkomst zonder daarmee in strijd te handelen met het Besluit en/of de RWRVK. Dat niet WFA maar Bingoal Nederland B.V. vergunninghouder is, maakt dit niet anders. Het voorgaande betekent dat de stelling van WFA dat de samenwerking ook na 1 juli 2022 in overeenstemming is met de RWRVK, niet klopt, en dat [gedaagde 2] de Overeenkomst vanwege die wetswijziging tussentijds kon beëindigen. Daarbij betrekt de rechtbank dat WFA kennelijk zelf ook wist dat het produceren en publiceren van videocontent door rolmodellen – zoals gezegd was dit een essentiële verplichting van [gedaagde 2] – in strijd is met de per 1 juli 2022 gewijzigde RWRVK, gelet op het Whatsapp-bericht van de marketing manager van Bingoal NL aan [gedaagden] van 28 juni 2022, waarin hij schijft: “
Vanaf donderdag kunnen en mogen we hier namelijk niet meer mee communiceren vanwege het verbod op inzet van rolmodellen”. Ook is duidelijk dat beide partijen zich bewust waren dat sponsoring van beroepssporters nog wel mogelijk was, vanwege de (mislukte) onderhandelingen die partijen vanaf medio juni tot begin oktober 2022 met elkaar hebben gevoerd over een nieuwe overeenkomst met als inzet het oprichten van een professionele wielerploeg.
[bedrijf] en Bingoal’ het recht hebben om de Overeenkomst tussentijds te beëindigen en dat ‘
partijen (…) een einde kunnen stellen aan deze overeenkomst’.
op geen enkele wijze enig recht op een bestaand of toekomstig intellectueel eigendomsrecht” van de andere partij zal verwerven. Volgens [gedaagden] hebben de contractspartijen met artikel 8.2 van de Overeenkomst slechts bedoeld om aan WFA/Bingoal het gebruiksrecht te verlenen op de tijdens de looptijd van de Overeenkomst voor WFA/Bingoal gemaakte content, welke bedoeling ook blijkt uit artikel 8.4 van de Overeenkomst. De door WFA gewenste uitleg van artikel 8 van de Overeenkomst zou feitelijk betekenen dat [gedaagde 2] haar onderneming aan WFA heeft overgedragen en dat is zeker niet de bedoeling geweest. Bovendien zou bij die lezing artikel 8.4 zinledig zijn, aldus [gedaagden]
in het kader van en tijdens het bestaan van deze overeenkomst en binnen het toepassingsgebied ervan”, waaraan WFA ook zelf in haar dagvaarding refereert (zie randnr. 96). Van een feitelijke en/of juridische levering van alle (bestaande en toekomstige) IE-rechten van [gedaagde 2] aan WFA in de door WFA bedoelde zin, is daarom geen sprake.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)