De voorzieningenrechter ziet in het standpunt van verzoekers geen aanleiding voor het voorlopige oordeel dat verweerder de effecten van de opvanglocatie op het verkeer en de parkeerbehoefte hiermee onvoldoende heeft onderzocht of dat de hierboven genoemde conclusies niet deugden en het bestreden besluit niet kunnen dragen. Voor dit voorlopige oordeel acht de voorzieningenrechter doorslaggevend dat de ruimtelijke onderbouwing is opgesteld door een deskundige en de conclusies te volgen en concludent zijn. Daar staat tegenover dat verzoekers hebben volstaan met de enkele betwisting van deze conclusies, zonder hun standpunt te concretiseren of te onderbouwen met bijvoorbeeld een rapport van een deskundige. Het enkele feit dat (nog) geen inzicht is gegeven in de gebruikte rekentool, heeft de voorzieningenrechter niet tot een ander voorlopig oordeel gebracht. Dit kan in de beroepsprocedures nog aan de orde komen.
Ruimtelijke onderbouwing: redelijke eisen van welstand
15.1
Volgens verzoekers is de beoogde ingebruikname van het voormalige hotel [naam hotel] als opvanglocatie voor asielzoekers en statushouders, in strijd met de redelijke eisen van welstand.
15.2
De voorzieningenrechter overweegt hierover dat alleen inpandige verbouwingen plaatsvinden, zodat het uiterlijk van het gebouw niet verandert. Daarom bestaat ook geen aanknopingspunt voor het voorlopige oordeel dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om het project toe toetsen aan de redelijke eisen van welstand.
15.3
Voor zover verzoekers met dit standpunt hebben beoogd te stellen dat het bestreden besluit hun woon- en leefklimaat onaanvaardbaar aantast, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Ruimtelijke onderbouwing: woon- en leefklimaat
16.1
Volgens verzoekers leidt de omgevingsvergunning tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat. Ter onderbouwing van dit standpunt voeren zij aan dat niet alleen de belangen van de bewoners en ondernemers in de directe omgeving onvoldoende in kaart zijn gebracht, maar ook de gevolgen voor het centrum van Almelo. In het voormalige hotel [naam hotel] konden aanzienlijk minder mensen verblijven (80 mensen) dan waarin de opvanglocatie voorziet (150 mensen). De aard van het verblijf is ook anders. Toeristen bezochten de omgeving, asielzoekers en statushouders zullen de meeste tijd in en rondom de opvanglocatie doorbrengen. Er zijn verkeersonveilige situaties, parkeeroverlast en geluidsoverlast te verwachten. Ook het gevoel van (sociale) veiligheid zal worden aangetast. Verzoekers vinden het onbegrijpelijk dat de belangen van de bewoners en ondernemers in de directe omgeving minder zwaar wegen dan het belang om voor de opvanglocatie een omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij wijzen verzoekers tot slot op de maatschappelijke onrust en het grote aantal, tegen het ontwerpbesluit ingediend zienswijzen (ongeveer 150).
De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende.
16.2
De door verzoekers aangevoerde aspecten, zijn in de ruimtelijke onderbouwing beoordeeld. De voorzieningenrechter ziet niet in dat de belangen van de bewoners en ondernemers in de directe omgeving onvoldoende in kaart zijn gebracht. De stelling dat verweerder de gevolgen voor het centrum van Almelo onvoldoende in kaart heeft gebracht is niet geconcretiseerd en ook niet nader onderbouwd. Deze stelling laat de voorzieningenrechter daarom verder onbesproken.
16.3
De voorzieningenrechter kan verzoekers volgen, voor zover zij stellen dat de aard van het verblijf van toeristen en asielzoekers en statushouders verschilt. In dit licht is het de vraag of de ruimtelijke implicaties door verweerder onvoldoende zijn onderzocht en aan de belangen van de bewoners en ondernemers in de directe omgeving onvoldoende gewicht is toegekend. Voor dit voorlopige oordeel ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanknopingspunten, om de volgende redenen.
16.4
Over het standpunt van verzoekers dat verkeersonveilige situaties en parkeeroverlast is te verwachten, heeft de voorzieningenrechter al een voorlopig oordeel gegeven. Verwezen wordt naar de overwegingen onder 14.1 tot en met 14.6.
16.5
Over de veronderstelde geluidsoverlast overweegt de voorzieningenrechter het volgende. In de ruimtelijke onderbouwing zijn de te verwachten geluidseffecten afkomstig van de opvanglocatie beoordeeld. Daarbij is betrokken dat er in de toekomst meer mensen op de locatie aanwezig zullen zijn, maar het type activiteiten dat zal plaatsvinden op het buitenterrein niet wezenlijk zal verschillen van het type activiteiten behorend bij de exploitatie van een hotel en die (dus) op grond van de vigerende bestemmingsplannen al zijn toegestaan. Het betreft de aankomst en het vertrek van personen, de aanwezigheid van personen op het buitenterrein en geluiden van vermaaksactiviteiten, zoals spelen in een speeltuin en stemgeluid afkomstig van een buitenterras. Verder is bij de beoordeling betrokken dat toezicht gedurende 24/7 aanwezig is en dit ook bij zal dragen aan het beperken van de eventuele geluidseffecten afkomstig van de opvanglocatie. Geconcludeerd is dat er geen onaanvaardbare geluidseffecten zijn te verwachten.
16.6
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het voorlopige oordeel, dat de geluidseffecten onvoldoende zijn onderzocht en aan de belangen van de bewoners en ondernemers in de directe omgeving onvoldoende gewicht is toegekend. Hiervoor acht de voorzieningenrechter bepalend dat de conclusies te volgen en concludent zijn. Verzoekers hebben hun standpunt dat sprake zal zijn van een onaanvaardbare geluidsoverlast, niet geconcretiseerd en ook niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met een rapport van een deskundige. De enkele vrees van verzoekers dat van een onaanvaardbare geluidsoverlast sprake zal zijn, is onvoldoende om een voorlopige voorziening te treffen.
16.7
Om gevoelens van (sociale) onveiligheid te beperken, zijn op pagina 15 van de ruimtelijke onderbouwing ‘beheermaatregelen’ beschreven. Deze houden kort samengevat in, dat bij de receptie 24/7 een beveiliger aanwezig is. Gedurende zeven dagen per week is er ook een medewerker van het COa aanwezig. De asielzoekers en statushouders worden geïnformeerd over de gedragsregels in Nederland. Er gelden daarnaast huisregels en er wordt toegezien op de naleving daarvan. Eventuele signalen over spanningen tussen ‘bewoners’ worden direct opgepakt. Ook wordt gezorgd voor dagbesteding en wordt bijgedragen aan integratie-activiteiten. Het COa is 24 uur per dag bereikbaar voor omwonenden. Daarnaast wordt er een veiligheidsplan opgesteld waarin afspraken worden neergelegd die zijn gemaakt door de burgemeester, de politie en het openbaar ministerie. Verder zal de openbare verlichting nabij de opvanglocatie worden versterkt. Het (sociale) veiligheidsgevoel zal worden gemonitord (door Newcom Research & Consultancy) in opdracht van de gemeente Tubbergen. Het onderzoek zal gebruikt worden voor latere evaluatiemomenten.
16.8
De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat verweerder met deze beheersmaatregelen voldoende voorwaarden heeft gesteld om de (sociale) veiligheid in de omgeving van de opvanglocatie te waarborgen en overlast zoveel mogelijk te voorkomen.
16.9
Dat het bestreden besluit heeft geleid tot maatschappelijke onrust en veel zienswijzen tegen het ontwerpbesluit zijn ingediend, is niet van belang voor de beoordeling van het bestreden besluit. Die beoordeling is beperkt tot de wet- en regelgeving die in overweging 4.2 is genoemd.
16.1
Concluderend ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het voorlopige oordeel, dat het bestreden besluit zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de omwonenden en ondernemers in de directe omgeving.
Ruimtelijke onderbouwing: dieren in het nabijgelegen bosgebied
Ruimtelijke onderbouwing: brandveiligheid
17.1
Verzoekers hebben tot slot aangevoerd dat het bestreden besluit zal leiden tot verstoring van de dieren in het nabijgelegen bosgebied en de brandveiligheid onvoldoende is gewaarborgd.
17.2
Met verwijzing naar overweging 4.5 is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat artikel 8:69a van de Awb (het relativiteitsvereiste) ertoe leidt dat de verzoeken om een voorlopige voorziening niet op deze gronden kan worden toegewezen. Deze gronden laat de voorzieningenrechter daarom verder buiten beschouwing.
Ruimtelijke onderbouwing: conclusies
18.
Gelet op wat onder 12.1 tot en met 17.2 is overwogen, is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat niet gebleken is dat de ruimtelijke implicaties door verweerder onvoldoende zijn onderzocht en aan de belangen van de bewoners en ondernemers in de directe omgeving onvoldoende gewicht is toegekend.
C.
De voorschriften die aan de omgevingsvergunning zijn verbonden
De tijdelijkheid van de opvanglocatie
19.1
Voorschrift 5.1 van de omgevingsvergunning bepaalt dat de omgevingsvergunning geldt voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag na de dag dat de omgevingsvergunning in werking treedt.
19.2
Volgens verzoekers is de tijdelijkheid niet realistisch, omdat deze termijn kan worden verlengd en dit, gelet op de grote instroom van asielzoekers en het tekort aan opvangplekken, ook voor de hand ligt.
19.3
De voorzieningenrechter overweegt hierover dat de eventuele verlenging van de omgevingsvergunning na het verstrijken van de periode van vijf jaar, nu niet ter beoordeling staat. Dat die mogelijkheid bestaat en daarvan ook gebruik kan worden gemaakt, maakt dat niet anders. De voorzieningenrechter acht hierbij de ten aanzien van artikel 4, onderdeel 11 van bijlage II van het Bor ontwikkelde rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1112) van overeenkomstige toepassing. Voldoende is dat het feitelijk mogelijk en aannemelijk moet zijn dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat daarvan sprake is. Bij een eventuele verlenging van de omgevingsvergunning zal verweerder een nieuw besluit moeten nemen, waartegen ook weer kan worden geageerd. Het aantal opvangplekken vs. het aantal slaapplaatsen
20.1
Volgens verzoekers is aan de omgevingsvergunning weliswaar de voorwaarde verbonden dat er aan maximaal 150 personen onderdak verleend mag worden, maar er worden 165 slaapplekken gerealiseerd. De omgevingsvergunning is daarom innerlijk tegenstrijdig en kan daarom geen stand houden.
20.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de omgevingsvergunning de voorschriften zijn verbonden dat er op de locatie maximaal 150 personen aanwezig mogen zijn en dat op de locatie maximaal 165 slaapplekken aanwezig mogen zijn. Zoals in de ruimtelijke onderbouwing (op pagina 14) en de omgevingsvergunning is vastgelegd, wordt deze ‘afwijking’ verklaard doordat het COa gezinnen zoveel mogelijk privacy wil bieden door hen niet met andere personen op een kamer te huisvesten. In verband hiermee is enige flexibiliteit met betrekking tot de kamerindeling nodig en zullen nooit alle slaapplekken bezet worden.
20.3
De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat met deze verklaring geen sprake is van een innerlijke tegenstrijdigheid. Daarbij komt dat het maximale aantal personen dat gelijktijdig aanwezig mag zijn is beperkt tot 150. Op de naleving van dit voorschrift kan zelfstandig worden toegezien.