ECLI:NL:RBOVE:2024:1931

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
ak_23_2491
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 voor een 82-jarige vrouw met beperkingen

In deze zaak gaat het om een 82-jarige vrouw (eiseres) die sinds 2017 zelfstandig in een seniorenwoning woont. De woning bestaat uit een benedenverdieping met een keuken, woonkamer, badkamer en een slaapkamer, en op de bovenverdieping zijn twee slaapkamers. Eiseres heeft te maken met hartritmestoornissen, wat haar snel vermoeid en soms duizelig maakt. Daarnaast ondervindt zij beperkingen door incontinentie en de gevolgen van een schaambeenbreuk. Vanwege deze beperkingen ontvangt zij huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) vanuit Zorgaccent. Op 30 januari 2023 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verlenging van de maatwerkvoorziening. Het college heeft een maatwerkvoorziening toegekend in de vorm van huishoudelijke ondersteuning en wasverzorging, maar van beperkte omvang en duur. Eiseres is het hier niet mee eens en stelt dat het college deze maatwerkvoorziening niet terecht heeft toegekend.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het college de maatwerkvoorziening op basis van de Wmo 2015 heeft toegekend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college, dat op 30 oktober 2023 gedeeltelijk gegrond werd verklaard, maar de wasverzorging werd niet verder uitgebreid. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de noodzaak van wasverzorging en de indicatieomvang, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het college voldoende tijd heeft toegekend en dat de beëindiging van de wasverzorging niet onterecht is, aangezien eiseres zelf heeft aangegeven dat zij de was met hulp van familie en kennissen kan doen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2491

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Twenterand, het college

(gemachtigde: K.S. Protzman).

Samenvatting

In deze zaak gaat het om een vrouw van 82 jaar (eiseres), die sinds 2017 zelfstandig in een seniorenwoning woont. De woning bestaat uit een benedenverdieping met een keuken, woonkamer, badkamer en een slaapkamer. Op de bovenverdieping zijn twee slaapkamers. Eiseres gebruikt één van die kamers als slaapkamer. Eiseres is door hartritmestoornissen snel vermoeid en soms duizelig. Verder ondervindt zij beperking in haar functioneren door incontinentie en de gevolgen van een schaambeenbreuk. Vanwege haar beperkingen ontvangt zij huishoudelijke ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) vanuit Zorgaccent. Op 30 januari 2023 heeft eiseres een aanvraag voor een (verlenging van de) maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 ingediend. Het college heeft daarop een maatwerkvoorziening toegekend in de vorm van huishoudelijke ondersteuning (module basis) en wasverzorging, maar van beperkte omvang en beperkte duur. Eiseres is het daar niet mee eens. In deze procedure gaat het erom of het college deze maatwerkvoorziening terecht en op goede gronden heeft toegekend.

Wat aan deze procedure voorafging

1.1.
Bij besluit van 7 februari 2023 heeft het college een maatwerkvoorziening aan eiseres toegekend voor huishoudelijke hulp. Daarbij gaat het om de module basis voor de periode van 5 december 2022 tot 8 februari 2026 voor in totaal 110 minuten per week.
De module wasverzorging is toegekend over de periode van 5 december 2022 tot en met
5 februari 2023 voor 12 minuten per week.
1.2.
Eiseres heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 30 oktober 2023 heeft het college het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de toekenning van de maatwerkvoorziening herzien. Eiseres heeft voor de periode van 5 december 2022 tot 8 februari 2026 recht op in totaal 129 minuten per week aan huishoudelijke ondersteuning. Er is 2 minuten extra per week toegekend voor het incidenteel schoonmaken van één extra kamer (een niet regulier in gebruik zijnde ruimte) en 12 minuten per week voor het schoonmaken van de eetkamer (een regulier in gebruik zijnde kamer). Ook is niet langer 5 minuten per week in mindering gebracht op de basismodule voor het opruimen van het afval. Het besluit is met betrekking tot de wasverzorging in stand gebleven.
1.4.
Eiseres heeft tegen dit besluit op bezwaar beroep ingesteld.
1.5.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd om het beroep op 4 maart 2024 op zitting te behandelen. De gemachtigde van eiseres heeft zich op 3 maart 2024 afgemeld, waarna ook de gemachtigde van het college heeft laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Standpunten van partijen

2. Volgens het college is de maatwerkvoorziening van 12 minuten per week wasverzorging niet langer nodig, omdat eiseres tijdens het huisbezoek heeft aangegeven dat zij de was zelf doet met hulp van familie en kennissen en dat dit ook altijd zo is geweest. Mocht dat in de toekomst niet meer mogelijk zijn dan kan eiseres gebruik maken van een algemene voorziening. De was- en strijkservice, maar dat is nu nog niet aan de orde. Met de toegekend module basis van in totaal 129 minuten per week wordt de hulpvraag van eiseres voldoende gecompenseerd.
3. Eiseres is het oneens met de beëindiging van de module wasverzorging per
5 februari 2023. Hiertoe voert eiseres – samengevat weergegeven – aan dat zij hierdoor verplicht extra beperkt wordt doordat zij de volledige wasverzorging uit huis moet doen. Het college handelt volgens eiseres in strijd met de essentie van de Wmo 2015. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst eiseres op de Memorie van Toelichting.
3.1.
Ook is eiseres het niet eens met de gebruikte tijden en de indicatieomvang. Het college heeft daarbij de normering gevolgd van het KPMG- en HHM-rapport Utrecht en het Twentse HHM-rapport. Volgens eiseres zijn deze rapporten niet objectief en onafhankelijk tot stand gekomen. Toen de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over deze rapporten oordeelde in de uitspraken van 10 december 2018 [1] was nog niet bekend dat ambtenaren van de gemeente Utrecht vergaand betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het (Utrechtse) KPMG-rapport. Dit is eiseres wel duidelijk geworden uit de weigering van het college van Utrecht om het concept van dit rapport openbaar te maken. Dit gegeven, in combinatie met een rapport van prof. dr. A.C. Homan, levert volgens eiseres voldoende reden op om aan te nemen dat de totstandkoming van het oorspronkelijke KPMG-rapport en HHM-rapport Utrecht, waarop het Twente-rapport is gebaseerd, niet berust op een deugdelijke en objectieve werkmethode.
3.2.
Ook stelt eiseres dat het college niet actief heeft onderzocht of de basismodule daadwerkelijk volstaat. De CRvB heeft immers ook geoordeeld dat er beïnvloedingsfactoren zijn die maken dat meer tijd nodig is. Daarnaast is er geen rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Hierbij voert eiseres ook aan dat de toekenning van 2 minuten per week voor de slaapkamer volstrekt ontoereikend is en nergens op is gebaseerd.
3.3.
Verder stelt eiseres dat doorverwijzing naar een was- en strijkservice onrechtmatig is, omdat het abonnementstarief daarmee wordt omzeild. Als zij haar was door de was- en strijkservice laat doen, moet zij daarvoor namelijk een eigen bijdrage betalen van € 4,50 per waszak. Volgens eiseres moeten de kosten van de algemene voorziening onder het abonnementstarief vallen omdat sprake is van een langdurige ondersteuningsaanvraag. De wasverzorging zou daarom via een maatwerkvoorziening moeten worden geregeld. Verder blijkt volgens eiseres uit de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 november 2017 (ECLI:NL:RBGEL:2017:6055) dat de was- en strijkservice niet kan worden gekwalificeerd als een algemene voorziening. Daarvoor is in de Verordening namelijk te weinig geregeld over de was- en strijkservice en ook is niet duidelijk wat precies de relatie is tussen de
was- en strijkservice en de gemeente. Ook heeft zij aangevoerd dat particulieren zonder
Wmo-indicatie € 17,50 per waszak moeten betalen. Dat maakt volgens eiseres dat de
was- en strijkservice geen voorziening is die voor eenieder toegankelijk is, in ieder geval niet zonder voorafgaand onderzoek. De algemene voorziening heeft dan ook veel meer weg van een maatwerkvoorziening.
3.4.
Eiseres is van mening dat de indicatie gebaseerd moet worden op het CIZ-protocol. Daarin staat voor het zware werk 90 minuten, voor het lichte werk 60 minuten en voor de deels wasverzorging 12 minuten. De totale indicatieomvang zou daarom moeten worden vastgesteld op 2 uur en 42 minuten per week.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Op grond van artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo 2015 onderzoekt het college:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht, of met gebruikelijke hulp, zijn zelfredzaamheid te verbeteren;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid.
4.2.
Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak moet het college een stappenplan volgen wanneer er een melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Het college moet onderzoeken:
( a) wat de hulpvraag is;
( b) wat de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie zijn;
( c) wat de aard en omvang is van de gewenste en nodige maatschappelijke ondersteuning;
( d) of de nodige hulp en ondersteuning kan worden geboden door de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen.
Alleen als de in (d) genoemde mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 te verlenen. Als voor het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid is vereist, moet het college zo’n onderzoek laten uitvoeren.
4.4.
Het college heeft de indicatie vastgesteld op basis van de Verordening maatschappelijk ondersteuning Twenterand 2022 (Verordening) en de Beleidsregels van de gemeente Twenterand 2022 (Beleidsregels). De normtijden voor de basismodule zijn gebaseerd op het rapport van Bureau HHM ‘norm huishoudelijke ondersteuning in Twente’ uit 2017. De normen van de overige modules zijn deels gebaseerd op het CIZ-protocol en het onderzoek door HHM.
4.5.
Het bestreden besluit dient te berusten op een zorgvuldig onderzoek en een deugdelijke motivering die inzicht biedt in de keuzes die zijn gemaakt. Aan de hand van de gegeven motivering kan worden vastgesteld of de door verweerder gemaakte afweging in overeenstemming is met de wettelijke eisen.
KPMG- en Twenterapport
4.6.
Een meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een andere zaak waarin gemachtigde ook naar voren heeft gebracht dat het KPMG-rapport niet deugdelijk is omdat het niet tot stand is gekomen door derden die geen belang hadden bij de inhoud. [2] De rechtbank oordeelde in die uitspraak geen aanleiding te zien anders te concluderen over het KPMG-rapport dan de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft gedaan in de uitspraken van 10 december 2018. Uit het feit dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft geweigerd het concept van het KPMG-rapport openbaar te maken kan niet worden afgeleid dat ambtenaren van de gemeente Utrecht zodanige invloed hebben uitgeoefend op de totstandkoming van dit rapport, dat dit niet zou berusten op deugdelijk en onafhankelijk onderzoek. Dit geldt ook voor het Twente-rapport, aangezien bij het opstellen van dit rapport gebruik is gemaakt van de resultaten van het KPMG-rapport. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college de in het beleid neergelegde normering voor de basismodule huishoudelijke ondersteuning heeft kunnen baseren op het onderzoek van KPMG en het Twente-rapport en het daarop gebaseerde normenkader.
Huishoudelijke ondersteuning
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende tijd heeft toegekend. Eiseres heeft aangevoerd dat onvoldoende tijd is toegekend omdat het college niet actief heeft onderzocht of voldoende tijd is toegekend en of er sprake is van beïnvloedingsfactoren. Deze beroepsgrond slaagt niet, omdat tijdens de bezwaarprocedure een tweede huisbezoek heeft plaatsgevonden. Vervolgens is ook extra tijd toegekend voor het schoonmaken van een kamer en voor het schoonmaken van de eetkamer. Dit komt overeen met de normtijden. Ook is niet langer 5 minuten per week in mindering gebracht op de basismodule voor het opruimen van afval. Tijdens het huisbezoek is gebleken dat eiseres het afval niet meer zelf kan wegbrengen.
Wasverzorging
4.8.
De beroepsgronden met betrekking tot de was- en strijkservice slagen niet, omdat deze service niet aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. Het college heeft de wasmodule beëindigd, omdat eiseres tijdens het huisbezoek heeft aangegeven dat zij de was zelf doet met hulp van familie en kennissen en dat dit ook altijd zo is geweest. Mocht dat in de toekomst niet meer mogelijk zijn dan kan zij eventueel gebruik maken van de was- en strijkservice, maar dat is nu nog niet aan de orde.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak met het kenmerk: ECLI:NL:CRVB:2018:3835
2.Uitspraak van 13 mei 2022 met kenmerk: ECLI:NL:RBOVE:2022:1379.