ECLI:NL:RBOVE:2024:1825

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10909363 \ CV EXPL 24-394
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsvordering wegens onvoldoende bewijs van huurrechtelijke tekortkomingen

In deze zaak vorderde WBO Wonen de ontruiming van de huurwoning van [gedaagde 2] op basis van de aantreffen van 14,54 gram amfetamine in de woning. WBO Wonen stelde dat [gedaagde 2] hiermee ernstig tekortgeschoten was in zijn huurverplichtingen, wat ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De bewindvoerder van [gedaagde 2] voerde verweer en betwistte de spoedeisendheid van de vordering. De kantonrechter oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou worden ontbonden. Er werd overwogen dat de amfetamine waarschijnlijk voor eigen gebruik was en dat [gedaagde 2] geen overlast veroorzaakte. Bovendien had hij geen sociaal vangnet en zou ontruiming hem in de problemen brengen. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming af en verklaarde WBO Wonen niet-ontvankelijk in de procedure tegen [gedaagde 2]. WBO Wonen werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10909363 \ CV EXPL 24-394
Vonnis in kort geding van 5 april 2024
in de zaak van
STICHTING WBO WONEN,
gevestigd te Oldenzaal,
eisende partij,
hierna te noemen: WBO Wonen,
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink,
tegen
[gedaagde] ,handelend onder de naam
[gedaagde], gevestigd te [vestigingsplaats] in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van:
[gedaagde 2],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna respectievelijk te noemen: [gedaagde 2] en de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. A. aan het Rot.

1.Samenvatting

1.1.
[gedaagde 2] huurt een woning van WBO Wonen. De politie heeft 14,54 gram amfetamine in de huurwoning aangetroffen. WBO Wonen stelt dat [gedaagde 2] hiermee ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van zijn huurrechtelijke verplichtingen en dat dit ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Vooruitlopend op een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst, vordert zij in dit kort geding ontruiming van de huurwoning. De bewindvoerder van [gedaagde 2] voert verweer.
1.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende aannemelijk dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. Daarbij wordt (onder meer) overgewogen dat aannemelijk is dat de amfetamine voor eigen gebruik en niet voor handel bedoeld was, dat niet is gebleken dat [gedaagde 2] overlast veroorzaakt of zich om andere redenen niet als een goed huurder gedraagt, dat [gedaagde 2] geen sociaal vangnet heeft en dat hij bij ontruiming mogelijk weer zal terugvallen in het criminele circuit, terwijl hij veel moeite heeft gedaan om zijn leven op de rit te krijgen. De gevorderde ontruiming wordt daarom afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 16 februari 2024,
- de producties 1 tot en met 6 van de bewindvoerder,
- de mondelinge behandeling van 29 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van WBO Wonen,
- de pleitnota van de bewindvoerder.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 2] is op 1 februari 2019 onder beschermingsbewind gesteld, waarbij mevrouw [gedaagde] tot zijn bewindvoerder is benoemd.
3.2.
[gedaagde 2] huurt sinds 1 juni 2022 de woning aan de [adres] van WBO Wonen. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden van 1 januari 2022 van toepassing verklaard.
3.3.
Op 13 november 2023 is de politie de woning van [gedaagde 2] binnengetreden. Hiervan is op 11 december 2023 een bestuurlijke rapportage opgesteld. In de rapportage staat dat er een onderzoek is gestart, omdat bij een bezorgservice een pakket met vijf kilo hasj is onderschept, waar het adres van [gedaagde 2] op stond. Bij het binnentreden van de woning is een zak met een witte substantie gevonden en inbeslaggenomen, wat later 14,54 gram amfetamine bleek te zijn. Daarnaast zijn (onder andere) twee weegschalen en twee knalpatronen in de woning aangetroffen en inbeslaggenomen.
3.4.
Op 7 februari 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Oldenzaal een brief aan [gedaagde 2] gestuurd. In deze brief staat dat de burgemeester voornemens was om de woning van [gedaagde 2] voor drie maanden te sluiten en dat daar een gesprek met [gedaagde 2] over heeft plaatsgevonden. De burgemeester heeft naar aanleiding van het gesprek besloten om niet over te gaan tot sluiting van de woning, omdat de gevolgen voor [gedaagde 2] onevenredig groot zouden zijn. Daarbij heeft hij meegewogen dat de woning niet is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk en dat de gemeente geen signalen of meldingen heeft ontvangen dat vanuit de woning drugs wordt verhandeld. Aan [gedaagde 2] is wel een waarschuwing opgelegd.

4.Het geschil

4.1.
WBO Wonen vordert – samengevat – ontruiming van de woning aan de [adres] .
4.2.
WBO Wonen stelt dat [gedaagde 2] ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van zijn huurrechtelijke verplichtingen door harddrugs in de woning aanwezig te hebben. De hoeveelheid aangetroffen drugs (14,54 gram amfetamine) is aan te merken als een handelshoeveelheid. Daarnaast zou een pakket met vijf kilo hasj op het adres van [gedaagde 2] bezorgd worden. [gedaagde 2] heeft volgens WBO Wonen dus kennelijk bedrijfsmatige activiteiten vanuit de huurwoning verricht. Dit is in strijd met artikel 6.4 van de Algemene Huurvoorwaarden, waarin staat dat het gehuurde overeenkomstig de bestemming (wonen) moet worden gebruikt. Daarnaast heeft [gedaagde 2] in strijd met artikel 6.9, onder a, van de Algemene Huurvoorwaarden gehandeld. In dit artikel staat namelijk dat de huurder geen activiteiten mag verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld, waaronder het in bezit hebben van verdovende middelen in het gehuurde. Ook heeft [gedaagde 2] in strijd gehandeld met artikel 6.9, onder e, van de Algemene Huurvoorwaarden, waarin staat dat de huurder vanuit het gehuurde geen aanleiding mag geven tot bestuursdwang door de overheid. De politie heeft namelijk aan de gemeente Oldenzaal verzocht om bestuurlijke maatregelen op te leggen. Ten slotte heeft [gedaagde 2] zich niet als goed huurder in de zin van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gedragen. WBO Wonen voert een zerotolerancebeleid voor de aanwezigheid van drugs in de door haar verhuurde woningen. Zij stelt dat de tekortkoming van [gedaagde 2] ontbinding van de huurovereenkomst en – daarop vooruitlopend – ontruiming van de huurwoning rechtvaardigt.
4.3.
De bewindvoerder voert verweer. Zij betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang en voert aan dat deze zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding. Daarnaast rechtvaardigt de tekortkoming van [gedaagde 2] ontbinding van de huurovereenkomst en de gevolgen daarvan niet. [gedaagde 2] heeft het hasj-pakket namelijk niet besteld en de amfetamine was voor eigen gebruik bedoeld. [gedaagde 2] heeft ADD en gebruikt de drugs om rust in zijn hoofd te creëren. Hij is niet betrokken bij het vervaardigen of verhandelen van drugs. Daarnaast is er geen huurachterstand, gedraagt [gedaagde 2] zich al jaren als goed huurder, zijn er geen overlastklachten over hem bekend, heeft de gemeente nooit signalen of meldingen van de politie ontvangen dat vanuit de woning drugs wordt verhandeld, heeft de burgemeester slechts een waarschuwing opgelegd en is er geen enkele aanwijzing dat alsnog tot sluiting van de woning zal worden overgegaan. Ten slotte zal [gedaagde 2] in grote problemen komen als de ontruiming wordt toegewezen. Hij heeft namelijk geen sociaal vangnet, heeft geen andere woonruimte waar hij terechtkan, zal op straat terechtkomen en zal dan mogelijk weer terugvallen in het criminele milieu.
4.4.
De bewindvoerder concludeert dat WBO Wonen niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat haar vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van WBO Wonen in de proceskosten.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Bewindvoerder is formele procespartij
5.1.
Als een huurder onder beschermingsbewind is gesteld, dan moet de vordering tot ontruiming van de huurwoning worden ingesteld tegen de bewindvoerder, en niet tegen de huurder zelf. Als de bewindvoerder niet is gedagvaard, maar wel in de procedure verschijnt, wordt de bewindvoerder als formele procespartij aangemerkt (ECLI:NL:HR:2014:525).
5.2.
Tijdens de procedure is gebleken dat [gedaagde 2] nog steeds onder bewind was gesteld. Hij is daarom zelf niet bevoegd om te procederen over de huurovereenkomst, die valt onder het bereik van het bewind. WBO Wonen zal voor de vorderingen tegen [gedaagde 2] niet-ontvankelijk worden verklaard.
5.3.
Voor de geplande zitting op 28 februari 2024 is het WBO Wonen gebleken dat de bewindvoerder niet was opgeroepen. De bewindvoerder is alsnog opgeroepen om het geding namens [gedaagde 2] voort te zetten. De bewindvoerder heeft kennis genomen van de stukken en tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2024 is mevrouw [naam] , waarnemend bewindvoerder, verschenen, die met haar gemachtigde namens [gedaagde 2] verweer heeft gevoerd. Niet gebleken is dat [gedaagde 2] in zijn belangen is geschaad door het late tijdstip waarop de bewindvoerder is opgeroepen. De vorderingen die zijn ingesteld tegen de bewindvoerder van [gedaagde 2] zijn wel ontvankelijk en zullen hieronder inhoudelijk worden beoordeeld.
Spoedeisend belang
5.4.
Voor toewijzing van een vordering in een kort geding moet er sprake zijn van een spoedeisend belang.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft WBO Wonen voldoende spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming van het gehuurde. Zij heeft er namelijk belang bij dat zij in het kader van haar zerotolerancebeleid voor de aanwezigheid van drugs in de door haar verhuurde woningen kan optreden en daarmee een signaal kan afgeven aan andere huurders. Van WBO Wonen kan niet worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Dat zou de geloofwaardigheid van een strikte uitvoering van haar beleid ondermijnen.
5.6.
De kantonrechter passeert in dit kader het verweer van de bewindvoerder dat de Algemene Huurvoorwaarden de mogelijkheid van een kort geding zouden uitsluiten, omdat daarin staat dat de verhuurder bij een gebleken tekortkoming in de huurverplichtingen een gerechtelijke procedure kan beginnen waarbij ontbinding én ontruiming wordt gevorderd. Een letterlijke lezing zou, volgens de bewindvoerder, betekenen dat een vordering enkel kan worden ingesteld in een bodemprocedure. De kantonrechter ziet in deze bepaling, mede gelet op de betwisting door WBO Wonen, echter geen contractuele belemmering om een vordering in kort geding in te stellen.
5.7.
De vraag of de gevorderde ontruiming gerechtvaardigd is, zal hierna worden beantwoord.
Tekortkoming
5.8.
In artikel 6.9, onder a, van de Algemene Huurvoorwaarden staat:
“Het is huurder niet toegestaan:
a.
in het gehuurde hennep te (doen) kweken, drogen of knippen, dan wel (andere) activiteiten te (doen) verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld zoals (maar niet beperkt tot) het in bezit hebben van verdovende middelen en/of daarin handel te drijven vanuit het gehuurde. Verhuurder zal in het geval van het aantreffen van hennep(plantage) bij overtreding van deze bepaling handelen conform het Regionaal Hennepconvenant waartoe zij zich contractueel heeft verbonden;”
5.9.
[gedaagde 2] mag op grond van de Algemene Huurvoorwaarden dus geen activiteiten verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Op grond van artikel 2, onder C, en lijst I van de Opiumwet, is het verboden om amfetamine aanwezig te hebben. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde 2] een hoeveelheid van 14,54 gram amfetamine in de huurwoning aanwezig had. Hiermee is hij dus tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en de bijbehorende Algemene Huurvoorwaarden.
Ontbinding en ontruiming
5.10.
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verplichtingen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit staat in artikel 6:265 BW.
5.11.
De bewindvoerder beroept zich op de tenzij-bepaling van artikel 6:265 BW en voert aan dat de tekortkoming van [gedaagde 2] ontbinding van de huurovereenkomst in dit geval niet rechtvaardigt.
5.12.
De kantonrechter stelt voorop dat in een kortgedingprocedure een voorlopige beslissing wordt gevraagd, dat ontruiming diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder, dat de gevolgen van ontruiming vaak vergaand en onomkeerbaar zijn en dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een (diepgaand) onderzoek naar bestreden feiten. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet daarom – volgens vaste jurisprudentie – grote terughoudendheid in acht worden genomen.
5.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in dit geval niet met voldoende mate van zekerheid worden gezegd dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de tekortkoming van [gedaagde 2] ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
5.14.
De kantonrechter acht het namelijk aannemelijk dat de amfetamine die in de huurwoning van [gedaagde 2] is aangetroffen, voor eigen gebruik bedoeld was. De bewindvoerder heeft immers aangevoerd dat [gedaagde 2] ADD heeft, dat hij hier ook methylfenidaat voor gebruikt en dat amfetamine een vergelijkbare en versterkende werking heeft. De enkele omstandigheid dat de aangetroffen hoeveelheid amfetamine de in de Aanwijzing Opiumwet genoemde geringe hoeveelheid voor eigen gebruik (van 0,5 gram) overschrijdt, doet daar niet aan af. Dit betreft immers een “geringe” hoeveelheid voor eigen gebruik. Dat betekent dus niet dat een grotere hoeveelheid niet voor eigen gebruik bedoeld kan zijn. Daarnaast heeft [gedaagde 2] onbetwist aangevoerd dat het niet mogelijk is om amfetamine in kleine hoeveelheden van 0,5 gram af te nemen. Dat standpunt vindt de kantonrechter niet onaannemelijk.
5.15.
De aangetroffen hoeveelheid amfetamine is bovendien onvoldoende om met zekerheid te kunnen vaststellen dat dit bestemd moet zijn geweest voor handelsdoeleinden. Het enkele feit dat volgens de rapportage van de politie ook twee weegschalen en twee knalpatronen zijn gevonden, maakt dat niet anders. Met betrekking tot de weegschalen heeft [gedaagde 2] namelijk verklaard dat het zijn hobby is om elektronische spullen te repareren en dat de weegschalen kapot waren. Daarnaast is de enkele aanwezigheid van twee knalpatronen onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde 2] in drugs handelt. WBO Wonen stelt dat er ook droognetten en slakkenhuizen (een afzuigsysteem dat onderdeel is van een hennepkwekerij) in de huurwoning van [gedaagde 2] zijn aangetroffen, maar dit blijkt niet uit de rapportage van de politie die WBO aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. Bovendien blijkt uit de brief van de burgemeester dat de gemeente geen signalen of meldingen van de politie heeft ontvangen dat vanuit de woning drugs wordt verhandeld.
5.16.
Met betrekking tot het hasj-pakket is niet vast komen te staan dat dit pakket door [gedaagde 2] besteld is. Uit de rapportage van de politie blijkt weliswaar dat het adres van [gedaagde 2] op het pakket stond, maar niet dat zijn naam er als ontvanger op stond. Volgens de bewindvoerder heeft zij inzicht in de rekeningen van [gedaagde 2] en heeft zij daar ook geen verdachte afschrijving(en) op gezien. Daarnaast acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat [gedaagde 2] een dergelijke hoeveelheid hasj (vijf kilo) contant heeft kunnen betalen.
5.17.
Ten slotte overweegt de kantonrechter dat niet is gebleken dat [gedaagde 2] zich om andere redenen dan de aanwezigheid van amfetamine in de huurwoning niet als een goed huurder heeft gedragen. Zo heeft hij geen huurachterstand en is niet gebleken dat hij overlast veroorzaakt. WBO Wonen heeft weliswaar gesteld dat er (in het verleden) overlastklachten zijn geweest, maar heeft verklaard dat dit ook te maken heeft met het feit dat er ouderen boven [gedaagde 2] wonen, dat partijen hier goed overleg over hebben gevoerd en dat dit niet ten grondslag wordt gelegd aan de vordering. Bovendien hebben de bewindvoerder en de begeleidster van [gedaagde 2] verklaard dat [gedaagde 2] zijn best heeft gedaan om zijn leven op de rit te krijgen, dat hij veel moeite heeft gedaan om uit het criminele circuit te komen, dat hij geen sociaal vangnet heeft om op terug te vallen en dat als hij de huurwoning moet verlaten, hij mogelijk op straat komt te staan en zal terugvallen in het criminele circuit. [gedaagde 2] heeft toegezegd dat hij geen amfetamine meer in de woning bewaart en de begeleiding is verder opgeschroefd.
5.18.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. De gevorderde ontruiming van de huurwoning zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.19.
WBO Wonen krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 2] worden begroot op nihil. De proceskosten van de bewindvoerder worden vastgesteld op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
+
totaal
678,00

6.De beslissing

De kantonrechter
In de procedure tegen [gedaagde 2]
6.1.
verklaart WBO Wonen niet-ontvankelijk.
In de procedure tegen de bewindvoerder
6.2.
wijst de vorderingen van WBO Wonen af;
6.3.
veroordeelt WBO Wonen in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als WBO Wonen de proceskosten niet tijdig betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij ook de kosten van betekening betalen;
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. ing. M.S. de Waard en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.