ECLI:NL:RBOVE:2024:1812

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
8965236 \ CV EXPL 21-199
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor verlies van verdienvermogen en hulp door familie in letselschadezaak

In het tussenvonnis van 12 december 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat eiser recht heeft op schadevergoeding over de jaren 2009 tot augustus 2022. De schadeposten met betrekking tot eigen risico, de kosten van het opvragen van medische informatie en de immateriële schade zijn al vastgesteld in het tussenvonnis. In dit vonnis worden het verlies van verdienvermogen en de kosten van hulp door de zus van eiser vastgesteld. Eiser heeft het verlies van verdienvermogen over de periode 2009 tot 2022 begroot op € 118.618,00, terwijl gedaagde dit bedrag op € 94.431,00 heeft begroot. De kantonrechter oordeelt dat de berekening van gedaagde, gebaseerd op een rapport van [bedrijf 2], als uitgangspunt wordt genomen, omdat eiser geen gemotiveerde bezwaren heeft aangevoerd tegen deze berekening. De kantonrechter staat ook de vordering voor pensioenschade toe, ondanks dat dit niet expliciet in de dagvaarding was opgenomen, omdat dit een gevolg is van het verlies van verdienvermogen. Daarnaast wordt eiser recht toegekend op schadevergoeding voor de hulp van zijn zus, die gemiddeld 4 uur per maand heeft geholpen bij doktersbezoeken en contacten met uitkeringsinstanties. De totale schadevergoeding bedraagt € 116.525,58, inclusief immateriële schade, verlies van verdienvermogen, pensioenschade, eigen risico en hulp door de zus. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en tot afgifte van een belastinggarantie. Gedaagde moet ook de proceskosten van eiser vergoeden, die zijn begroot op € 4.542,89.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 8965236 \ CV EXPL 21-199
Vonnis van 2 april 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. E. Tas,
tegen
[gedaagde] B.V. , H.O.D.N. [bedrijf 1],
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J. Streefkerk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 december 2023
- de akte van [eiser]
- de akte van [gedaagde]
- de antwoordakte van [eiser]
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
In het tussenvonnis van 12 december 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiser] recht heeft op schadevergoeding over de jaren 2009 tot augustus 2022. De schadeposten met betrekking tot eigen risico, de kosten van het opvragen van medische info en de immateriële schade zijn al vastgesteld in het tussenvonnis. In dit vonnis zullen het verlies van verdienvermogen en de kosten van hulp door de zus van [eiser] worden vastgesteld.

3.De verdere beoordeling

verlies van verdienvermogen
3.1.
[eiser] heeft de schade als gevolg van verlies van verdienvermogen over de periode 2009 tot 2022 in de aktes na het tussenvonnis begroot op € 118.618,00. Dit bestaat uit inkomensverlies van € 95.115,00, verlies van eindejaarsuitkeringen van € 12.990,00 en pensioenschade van € 10.513,00. De pensioenschade zal de kantonrechter hierna apart beoordelen. Los van de pensioenschade bedraagt de schade in verband met verlies van verdienvermogen volgens [eiser] dus € 108.105,00 (€ 95.115,00 + € 12.990,00).
3.2.
[gedaagde] begroot het verlies van verdienvermogen in de aktes na het tussenvonnis op een bedrag van € 94.431,00 inclusief het verlies van eindejaarsuitkeringen. [gedaagde] heeft dit bedrag gebaseerd op een rekenkundig rapport van [bedrijf 2].
3.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De uitgangspunten voor de berekening van het verlies van verdienvermogen zijn weergegeven in r.o. 3.13 van het tussenvonnis. [eiser] heeft op basis daarvan zelf een berekening gemaakt en [gedaagde] heeft op basis daarvan [bedrijf 2] gevraagd deze schadepost te berekenen.
3.4.
De kantonrechter zal bij de beoordeling uitgaan van het rapport van [bedrijf 2]. Daarbij is relevant dat in het rapport de uitgangspunten uit het tussenvonnis zijn gehanteerd en [bedrijf 2] in lijn met het tussenvonnis bijvoorbeeld ook de ontslagvergoeding niet heeft meegewogen in de berekening. [eiser] heeft in de antwoordakte bovendien geen gemotiveerde inhoudelijke bezwaren aangevoerd tegen de berekening van [bedrijf 2], zodat de kantonrechter ook om die reden als vaststaand aanneemt dat [bedrijf 2] de juiste en dezelfde uitgangspunten heeft gehanteerd. [eiser] heeft in reactie op het rapport alleen nog in algemene zin aangevoerd dat hij in zijn berekening is uitgegaan van de netto maandsalarissen, terwijl [bedrijf 2] het bruto jaarinkomen hanteert en die bedragen netto maakt. Dat is een onvoldoende concrete weerlegging van het rapport. Te meer, omdat [gedaagde] juist heeft toegelicht dat in de berekening van [bedrijf 2] nauwkeurig rekening is gehouden met de fiscale gevolgen. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarin en zal het rekenkundige rapport van [bedrijf 2] als uitgangspunt nemen.
3.5.
Het verlies van verdienvermogen over de periode 13 augustus 2009 tot 13 augustus 2022 bedraagt
€ 94.431,00netto.
pensioenschade
3.6.
[eiser] heeft de pensioenschade in de akte na het tussenvonnis begroot op € 10.513,00. [gedaagde] heeft de pensioenschade in de akte na het tussenvonnis niet begroot. Volgens [gedaagde] kan die pensioenschade niet (meer) worden gevorderd in deze procedure, omdat [eiser] deze schade niet al concreet heeft gevorderd bij dagvaarding. Als de kantonrechter de vordering wel toestaat, dan stemt [gedaagde] subsidiair om pragmatische redenen in met de door [eiser] gestelde omvang van de pensioenschade.
3.7.
[eiser] heeft inderdaad in de dagvaarding – anders dan ten aanzien van de jaarschade als gevolg van het verlies van inkomsten – geen bedrag gevorderd voor de vergoeding van pensioenschade. Dat bedrag is voor het eerst becijferd en gevorderd in de akte na het tussenvonnis. De kantonrechter is echter van oordeel dat de begroting van de pensioenschade gelet op het verloop van de procedure nog is toegestaan. Eerst naar aanleiding van het tussenvonnis van 12 december 2023 waren de uitgangspunten voor de schadevergoeding namelijk compleet. Bovendien hangt een verlies aan pensioenopbouw samen met het verlies van verdienvermogen omdat dit daar een gevolg van is. De kantonrechter staat daarom deze vordering nog toe. Gelet op het feit dat [gedaagde] – om pragmatische redenen – geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van
€ 10.513,00toewijzen.
schadevergoeding in verband met hulp door zus
3.8.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiser] recht heeft op vergoeding van de begeleiding door zijn zus bij gesprekken met artsen en bij de contacten met uitkeringsinstanties (r.o. 3.23) tegen een uurtarief van € 11,00 uur. De kantonrechter heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld te onderbouwen welke hulp van zijn zus nodig was in de periode tot 2016 (toen de medische behandeling van de psychische klachten is gestopt) en daarna tot 2022.
3.9.
[eiser] heeft in de aktes na het tussenvonnis betoogd dat over de gehele periode moet worden uitgegaan van gemiddeld 2 uur per week begeleiding gedurende 48 weken per jaar en verwijst ter onderbouwing van dat standpunt naar een verklaring van zijn zus. [eiser] vordert een bedrag van € 13.728,00 in verband met de hulp van zijn zus. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: € 11,00 x 2 x 48 weken x 13. [eiser] heeft toegelicht dat op zijn minst uitgegaan moet worden van een gemiddelde van 2 uur per week, omdat zijn zus hem niet alleen heeft bijgestaan bij de contacten met de artsen, maar ook bij de contacten met zijn belangenbehartigers in de letselschadeprocedure en de bezwaarprocedure tegen het UWV.
3.10.
[gedaagde] betoogt in de aktes na het tussenvonnis primair dat deze post integraal zou moeten worden afgewezen. Subsidiair betoogt [gedaagde] dat de post zou moeten worden begroot op 1 uur per maand gedurende 7 jaar (tot aan het laatste doktersbezoek in 2016) en begroot deze schadepost op die manier op een bedrag van € 924,00.
3.11.
Het primaire standpunt van [gedaagde] wordt niet gevolgd. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter namelijk al geoordeeld dat [eiser] recht heeft op vergoeding van deze schadepost, maar dat partijen zich alleen nog mochten uitlaten over de omvang daarvan en de uitgangspunten voor de berekening. De kantonrechter zal daar niet op terugkomen.
3.12.
De kantonrechter volgt [eiser] en zijn zus niet in hun betoog dat alle begeleidingsuren voor vergoeding in aanmerking komen. Hoewel de zus van [eiser] in de verklaring heeft uitgelegd dat de begeleiding van haar broer veel tijd heeft gekost, is dat niet genoeg voor toewijzing van de gehele vordering. In lijn met toepasselijke jurisprudentie kan schadevergoeding voor begeleiding en verzorging abstract worden begroot als schadevergoeding aan [eiser] voor zover [eiser] zijn zorgbehoefte aannemelijk heeft gemaakt en voor de hand ligt dat in verband met die specifieke zorg professionele hulp normaal en gebruikelijk zou zijn. [1] De kantonrechter heeft ten aanzien van de hulp door de zus van [eiser] geoordeeld dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat de begeleiding bij doktersbezoeken en bezoeken aan uitkeringsinstanties nodig was. Als zijn zus hem niet had begeleid, had hij een persoonlijk begeleider kunnen inschakelen voor een goed begrip van deze gesprekken. Dit is overigens anders voor de begeleiding bij de bezoeken aan de belangenbehartiger en advocaat in de letselschadeprocedure en de bestuursrechtelijke procedures, omdat die personen juist al zijn ingeschakeld om [eiser] te begeleiden en zijn belangen te behartigen. Het is niet gebruikelijk voor die gesprekken nog meer professionele hulp in te schakelen. Ten aanzien van de administratieve ondersteuning bij de procedures komt de kantonrechter ook niet tot een vergoeding. Het verzamelen van stukken ten behoeve van procedures is daarvoor niet genoeg. Bovendien is onvoldoende duidelijk hoeveel tijd daarmee is gemoeid nu de procedures ook op enig moment waren afgerond en de letselschadezaak ook geruime tijd heeft stilgelegen.
3.13.
De kantonrechter zal schattenderwijs de begeleiding voor doktersbezoeken en de bezoeken aan uitkeringsinstanties vaststellen op gemiddeld 4 uur per maand over de periode van 2009 tot 2016. Aan het begin van die jaren zal het doktersbezoek mogelijk frequenter zijn geweest, maar richting 2016 minder vaak, zo volgt uit de brief van Dimence waarin wordt geschreven dat incidenteel behandeling plaatsvond. In de periode na 2016 zijn er helemaal geen doktersbezoeken meer geweest in verband met psychische klachten. Uit de verklaring van de zus van [eiser] leidt de kantonrechter af dat ook de medische beoordelingen in het bestuursrechtelijke traject in die beginjaren plaatshadden. Onvoldoende onderbouwd is dat in de periode na 2016 nog bezoeken aan uitkeringsinstanties of keuringsinstanties ten behoeve van uitkeringen nodig waren.
3.14.
De kantonrechter is dus van oordeel dat [eiser] recht heeft op een schadevergoeding in verband met hulp van zijn zus voor gemiddeld 4 uur per maand tegen een tarief van € 11,00 over 7 jaar. Dit komt op een bedrag van
€ 3.696,00(4 uur per maand x € 11,00 uur x 7 jaar).
samenvatting schadevergoeding
3.15.
[eiser] heeft recht op de volgende schadevergoeding:
  • immateriële schade (tussenvonnis r.o. 3.26) € 7.500,00 (met rente)
  • verlies van verdienvermogen (r.o. 3.5 hiervoor) € 94.431,00
  • pensioenschade (r.o. 3.7 hiervoor) € 10.513,00
  • eigen risico (tussenvonnis r.o. 3.11) € 335,00
  • hulp door zus (r.o. 3.14 hiervoor) € 3.696,00
  • kosten medische info (tussenvonnis r.o. 3.24) € 50,58
totaal € 116.525,58
3.16.
Het bedrag van de immateriële schadevergoeding van € 7.500,00 moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2009 (r.o. 3.26 van het tussenvonnis). Dit nu bij de begroting van dit bedrag is uitgegaan van een bedrag zonder wettelijke rente zoals gemotiveerd in het tussenvonnis.
3.17.
De overige schadebedragen van in totaal € 109.025,58 moeten – zoals gevorderd en niet weersproken – worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding.
3.18.
Als voorschot heeft [gedaagde] een bedrag van € 7.500,00 betaald. Dit bedrag is onder algemene titel voldaan en zal in mindering worden gebracht op de overige schadeposten. Dit betekent dat [gedaagde] naast het betalen van de immateriële schadevergoeding van € 7.500,00 nog zal worden veroordeeld tot betaling van € 101.525,58 (€ 109.025,58 - € 7.500,00).
Belastinggarantie
3.19.
[eiser] heeft gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot afgifte van een belastinggarantie. [gedaagde] heeft erkend dat indien een vergoeding voor het verlies van verdienvermogen wordt toegekend, een belastinggarantie in verband met die vergoeding op zijn plaats is. De kantonrechter zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen.
Proceskosten
3.20.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
100,89
- griffierecht
507,00
- salaris gemachtigde
3.800,00
(4,00 punten × € 950,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.542,89

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een immateriële schadevergoeding van € 7.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 augustus 2009 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 101.525,58 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van een belastinggarantie;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.542,89, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.

Voetnoten

1.O.a. HR 5 december 2008, NJ 2009, 387.