RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres], uit [woonplaats 1], eisers,
(gemachtigde: mr. D. Quakernaat,
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [woonplaats 2].
(vergunninghouder)
Inleiding
1. Bij besluit van 20 augustus 2020 heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van een bijgebouw in de achtertuin op het perceel [adres] voor een Bed & Breakfast (hierna: B&B).
1.1Bij besluit van 31 mei 2021 heeft verweerder het door eisers daartegen gemaakte bezwaar, zoals door verweerder op 29 september 2020 ontvangen, ongegrond verklaard.
1.2Bij uitspraak van 16 december 2021 heeft de rechtbank het door eisers daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 31 mei 2021 vernietigd.
1.3Bij besluit van 16 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eisers tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 20 augustus 2020 herroepen en vergunninghouder wederom een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van een bijgebouw in de achtertuin op het perceel [adres] voor een Bed & Breakfast (hierna: B&B).
1.4Tegen deze uitspraak hebben eisers beroep ingesteld
1.5De rechtbank heeft de zaak op 13 februari 2024 op zitting behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken met procedurenummers 22/1452 en 22/1136. Verschenen zijn eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, namens verweerder [naam], alsmede vergunninghouder (verder ook te noemen: [vergunninghouder]). In de zaken wordt apart uitspraak gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
2.1[vergunninghouder] is eigenaar van het perceel [adres] (het perceel). Het perceel is gelegen binnen het bestemmingsplan “Zwolle-zuidwest” en heeft daarin de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Tuin’. Daarnaast ligt het perceel binnen het bestemmingsplan “Zwolle, parapluplan parkeren”.
2.2Op 17 februari 2017 is door het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van een deel van een bestaande schuur op zijn perceel als B&B. Van deze vergunning is geen gebruik gemaakt.
2.3Bij brief van 20 april 2020 heeft verweerder een voornemen last onder dwangsom bekend gemaakt ter beëindiging van het illegale gebruik als B&B van het bijgebouw en ter verwijdering van het teveel aan bebouwing.
2.4Op 29 april 2020 heeft [vergunninghouder] een aanvraag ingediend voor een nieuwe omgevingsvergunning ter vervanging van de vergunning van 17 februari 2017 om in strijd met het bestemmingplan een nieuw bijgebouw in de achtertuin te mogen gebruiken als B&B (activiteit handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening). Het bijgebouw was ten tijde van de aanvraag al (zonder omgevingsvergunning) gerealiseerd en in gebruik en bevat twee units die geschikt zijn voor afzonderlijke verhuur als B&B. Eisers hebben zienswijzen ingediend tegen voorgenomen vergunningverlening.
2.5Bij besluit van 20 augustus 2020 heeft verweerder onder intrekking van de bij besluit van 17 februari 2017 verleende omgevingsvergunning onder toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) (binnenplanse afwijking) aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van een bijgebouw in de achtertuin op het perceel [adres] voor een B&B.
2.6Bij besluit van 31 mei 2021 heeft verweerder het door eisers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.7Bij uitspraak van 16 december 2021 heeft de rechtbank het door eisers daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 31 mei 2021 vernietigd, overwegende dat de verleende vergunning ten onrechte is verleend via de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.
Bestreden omgevingsvergunning
3.1Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder wederom omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder ziet de aanvraag niet op bouwactiviteiten, maar is de aanvraag beperkt tot planologisch strijdig gebruik.
3.2Door realisatie van het bijgebouw met logiesfunctie wordt het ingevolge artikel 19.2.2 onder d van de planvoorschriften toegestane maximale oppervlakte van bijbehorende bijgebouwen buiten het bouwvlak volgens vaststelling door de toezichthouder overschreden met 34 m3 (toegestaan is 100 m2).
Ook is het plan in strijd is met artikel 19.1 van het bestemmingsplan “Zwolle-zuid” omdat het gebruik van het bijgebouw niet passend is binnen de doelomschrijving ‘Wonen’.
3.3Verweerder heeft onder toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, 2⁰, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, onderdelen 1 en 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan.
Beoordeling
4. Op 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
5. Partijen zijn het met elkaar eens dat het bouwplan voor wat betreft gebruik en het aantal maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken strijdig is met het bestemmingsplan.