In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee besloten vennootschappen, waarbij eiseres vorderde dat gedaagde een door een accountant gevalideerde verklaring zou verstrekken over haar winst- en verliesrekening voor de periode van 1 oktober 2022 tot en met 31 december 2022. Eiseres stelde dat deze informatie noodzakelijk was om de waarde van de aandelen in een derde vennootschap te bepalen, aangezien gedaagde in het laatste kwartaal van 2022 klanten van die vennootschap had bediend en de daaruit voortvloeiende omzet in eigen zak had gestoken. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat niet ter discussie stond dat de gevraagde verklaring geen bestaand stuk was en er geen accountant-verklaring beschikbaar was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet toewijsbaar was, omdat niet aan de voorwaarden voor inzage in of afgifte van bescheiden was voldaan. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.385,- werden begroot.