In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 15 november 2022 beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de brief van verweerder van 17 mei 2022, waarin verweerder stelde dat er geen sprake was van een omgevingsvergunning van rechtswege. De rechtbank heeft op 25 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Dit is niet omdat er geen besluit is, maar omdat de brief van verweerder een bestuurlijk rechtsoordeel bevatte waartegen geen bezwaar en beroep openstaat. De rechtbank legt uit dat een bestuurlijk rechtsoordeel een zelfstandig oordeel is van een bestuursorgaan over de toepasselijkheid van een wettelijk voorschrift, en dat eiser in dit geval de mogelijkheid had om het geschil aan de bestuursrechter voor te leggen.
De rechtbank oordeelt verder dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, maar dat eiser niet is benadeeld door de wijze van besluitvorming. De rechtbank draagt verweerder op om het door eiser betaalde griffierecht en de gemaakte reiskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. T.M. Weeda en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.