Uitspraak
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 543,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiseres, die in dienst was bij gedaagde, een kort geding aangespannen om betaling van achterstallig loon en buitengerechtelijke incassokosten te vorderen. Eiseres was sinds 17 oktober 2022 in dienst bij gedaagde en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die liep tot 31 juli 2024. Na een ziekmelding op 13 november 2023 en een non-actiefstelling door gedaagde, hebben partijen onderhandeld over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Gedaagde heeft echter het salaris van eiseres over de maanden december 2023 en januari 2024 niet uitbetaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de financiële problemen die zij ondervindt door het uitblijven van haar loon. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde in strijd handelt met haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst door het loon niet te betalen. De vorderingen van eiseres tot betaling van het achterstallige loon, wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. Gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De kantonrechter heeft de wettelijke verhoging gematigd tot 40% van het achterstallige loon en de buitengerechtelijke incassokosten gedeeltelijk toegewezen. De proceskosten worden begroot en gedaagde moet deze vergoeden. Het vonnis is uitgesproken op 1 maart 2024.