ECLI:NL:RBOVE:2024:1094

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
10890866 \ CV EXPL 24-242
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en incassokosten in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, die in dienst was bij gedaagde, een kort geding aangespannen om betaling van achterstallig loon en buitengerechtelijke incassokosten te vorderen. Eiseres was sinds 17 oktober 2022 in dienst bij gedaagde en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die liep tot 31 juli 2024. Na een ziekmelding op 13 november 2023 en een non-actiefstelling door gedaagde, hebben partijen onderhandeld over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Gedaagde heeft echter het salaris van eiseres over de maanden december 2023 en januari 2024 niet uitbetaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de financiële problemen die zij ondervindt door het uitblijven van haar loon. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde in strijd handelt met haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst door het loon niet te betalen. De vorderingen van eiseres tot betaling van het achterstallige loon, wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. Gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De kantonrechter heeft de wettelijke verhoging gematigd tot 40% van het achterstallige loon en de buitengerechtelijke incassokosten gedeeltelijk toegewezen. De proceskosten worden begroot en gedaagde moet deze vergoeden. Het vonnis is uitgesproken op 1 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10890866 \ CV EXPL 24-242
Vonnis in kort geding van 1 maart 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. E. Baldan,
toevoegingsnummer: 2GS1812,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[gedaagde 2],
wonende in [woonplaats 2] en zaakdoende in [vestigingsplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde 2],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 februari 2024;
- de mondelinge behandeling van 16 februari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is sinds 17 oktober 2022 in dienst bij [gedaagde 2]. Sinds 1 augustus 2023 werkt zij 32 uur per week tegen een brutoloon van € 1.802,67 per maand. De arbeidsovereenkomst geldt voor bepaalde tijd en loopt – na verlenging – tot en met 31 juli 2024.
2.2.
Op 18 oktober 2023 heeft [gedaagde 2] [eiseres] op non-actief gesteld. [eiseres] heeft laten weten daar niet mee in te stemmen en zich beschikbaar te houden voor werk.
2.3.
Op 12 november 2023 heeft [gedaagde 2] [eiseres] gesommeerd haar werkzaamheden weer op te pakken. Op 13 november 2023 heeft [eiseres] zich ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft [gedaagde 2] geadviseerd om door middel van mediation naar een oplossing te zoeken. Daar is geen uitvoering aan gegeven. Ondertussen hebben partijen per e-mail gecorrespondeerd over een eventuele beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
2.4.
[gedaagde 2] heeft het salaris van [eiseres] over de maanden december 2023 en januari 2024 niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde 2] veroordeelt om:
I. een bedrag van € 1.802,67 bruto per maand aan achterstallig loon over december 2023 en januari 2024 aan [eiseres] te betalen, met overlegging van de loonstroken;
II. een bedrag van € 1.802,67 bruto aan wettelijke verhoging aan [eiseres] te betalen;
III. een bedrag van € 645,40 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres] te betalen;
IV. de wettelijke rente over het loon van december 2023 vanaf 1 januari 2024 en over het loon van januari 2024 vanaf 1 februari 2024, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling te betalen;
V. het verschuldigde loon uit te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt;
VI. de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten te betalen.
3.2.
[gedaagde 2] heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang en toetsingskader
4.1.
Het gaat hier om een procedure in kort geding. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. Gelet op het feit dat het hier een loonvordering betreft en dat [eiseres] heeft toegelicht dat zij in financiële problemen raakt omdat haar loon niet wordt uitbetaald, heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft.
4.2.
In dit kort geding moet de kantonrechter beoordelen of aannemelijk is dat de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de vorderingen in dit kort geding gerechtvaardigd is.
De loonvordering
4.3.
[gedaagde 2] heeft erkend dat het loon over december 2023 en januari 2024 niet is uitbetaald. [gedaagde 2] handelt daarmee in strijd met haar – contractuele en wettelijke – verplichting tot betaling van het loon. Niet gesteld of gebleken is dat er gronden zijn om de loonbetaling te staken. De omstandigheid dat [gedaagde 2] niet de financiële middelen heeft om het loon te betalen of de omstandigheid dat [eiseres] zich heeft ziekgemeld, ontslaan [gedaagde 2] niet van haar verplichting tot betaling van het loon. [gedaagde 2] heeft nog aangevoerd dat [eiseres], althans mr. Baldan, onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om het loon alsnog uit te betalen voordat zij tot dagvaarding overging. Dat verweer slaagt niet, omdat de plicht tot betaling van het loon al voortvloeit uit het bestaan van een arbeidsovereenkomst en niet afhankelijk is van de beschikbaarheid van partijen voor overleg of het wel of niet slagen van een eventueel mediationtraject.
4.4.
Tussen partijen bestaat geen geschil over de hoogte van het te betalen loon. De vordering tot betaling van het achterstallig loon van € 1.802,67 bruto per maand over zowel december 2023 als januari 2024 zal daarom worden toegewezen. Daarbij zal [gedaagde 2] ook worden veroordeeld om de bijbehorende loonstroken over te leggen.
4.5.
Ook de vordering tot betaling van het verschuldigde loon tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt zal worden toegewezen.
4.6.
Omdat [gedaagde 2] het loon te laat heeft betaald, zal daarover ook de wettelijke rente worden toegewezen. [gedaagde 2] is direct na afloop van de maand waarin het loon had moeten worden betaald zonder nadere ingebrekestelling in verzuim. [1] De wettelijke rente over het achterstallige loon van december 2023 zal worden toegewezen vanaf 1 januari 2024 en de wettelijke rente over het achterstallige loon van januari 2024 zal worden toegewezen vanaf 1 februari 2024, beide tot de dag van volledige betaling.
De wettelijke verhoging
4.7.
Omdat [gedaagde 2] het loon niet op tijd heeft uitbetaald, moet zij op grond van artikel 7:625 BW ook de wettelijke verhoging over het achterstallige loon betalen. De kantonrechter zal de wettelijke verhoging over het loon matigen tot 40% van het loon. Dat komt neer op € 1.442,14 over het (totale) loon van de maanden december 2023 en januari 2024. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat er geen enkele – geldige – reden bestond om het loon niet uit te betalen. Weliswaar stelt [gedaagde 2] financiële problemen te hebben, maar zij heeft de andere werknemers wel gewoon betaald en zij heeft hen dus selectief betaald.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt gedeeltelijk toegewezen. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden gebaseerd op de toegewezen loontermijnen. De enige aanmaning die namens [eiseres] voor de wettelijke verhoging is gestuurd, is verstuurd terwijl bekend was dat de heer [gedaagde] op vakantie was en deze aanmaning had een betalingstermijn van drie dagen, waarvan twee dagen in het weekend. Naar het oordeel van de kantonrechter kan [eiseres] zich daarom voor wat betreft de incassokosten over de wettelijke verhoging in redelijkheid niet beroepen op intreding van het verzuim door middel van die brief. De buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden gebaseerd op de toegewezen loontermijnen en komen daarmee voor een bedrag van € 587,50 van toewijzing in aanmerking.
De proceskosten
4.9.
[gedaagde 2] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eiseres] betalen. [eiseres] heeft geprocedeerd met een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [eiseres] gekomen.
De proceskosten van [eiseres] worden tot op heden begroot op:
- informatiekosten € 0,62
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde
€ 543,00
totaal € 630,62
4.10.
De nakosten worden begroot op € 135,00 (½ punt van het salaristarief met een maximum van € 135,00).
4.11.
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] om een bedrag van € 1.802,67 bruto per maand aan achterstallig loon over december 2023 en januari 2024 aan [eiseres] te betalen, met overlegging van de loonstroken, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het loon van december 2023 vanaf 1 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, en over het loon van januari 2024 vanaf 1 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om een bedrag van € 1.442,14 bruto aan wettelijke verhoging aan [eiseres] te betalen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] om het verschuldigde loon uit te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] om een bedrag van € 587,50 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres] te betalen;
5.5.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van € 630,62, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt [gedaagde 2] in de nakosten van € 135,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.(SB)

Voetnoten

1.Gerechtshof Leeuwarden 12 november 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BX9673.