Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij B.1] B.V.,
2.
[partij B.2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met vordering in reconventie
- de brief van 8 september 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Overijssel
In deze civiele zaak heeft partij A geldleningen verstrekt aan partij B en vordert terugbetaling van deze leningen. Partij B erkent de verplichting tot terugbetaling, maar stelt dat partij B.2 een vordering heeft op partij A vanwege een vermeende koopovereenkomst voor de verkoop van aandelen in partij B.1. De rechtbank heeft de vorderingen van partij A in conventie grotendeels toegewezen en de vorderingen van partij B in reconventie afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van vereenzelviging tussen partij B.2 en partij B.1, en dat de geldleningen afzonderlijk moeten worden terugbetaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat partij B.1 nog € 122.000,- moet terugbetalen aan partij A, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 19 juni 2023. Daarnaast moet partij B.2 € 174.300,- aan partij A betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 juli 2023. De rechtbank heeft ook buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten toegewezen aan partij A, en partij B hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van partij B.2 afgewezen, omdat er geen geldige koopovereenkomst tot stand is gekomen.