14.3.Gelet hierop is, voor wat betreft de caravanstalling, voor de activiteit ‘bouwen’ geen omgevingsvergunning nodig. Het verbod, neergelegd in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo is daarom niet overtreden. Verweerder heeft zich in zo verre terecht niet bevoegd geacht om handhavend op te treden.
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo?
15. Eiser stelt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ is vereist. [naam] beschikt hier niet over, zodat het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is overtreden.
Ter onderbouwing van deze beroepsgrond heeft eiser aangevoerd dat op grond van artikel 15.2.3 van de planregels bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen worden opgericht met een maximale oppervlakte van 30 m². Uit de door verweerder opgestelde “Oppervlakte berekening” volgt dat buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken staan met een oppervlakte van 33,1 m². Dat betreft een vogelhok van 25,7 m², een afdak van 1,8 m² en een tuinhuisje van 5,6 m². Dit resulteert al in een overschrijding met 3,1 m². Verder vallen volgens eiser ook delen van de garage en bijkeuken (met een oppervlakte van 4,36 m²) buiten dit bouwvlak, zodat de totale overschrijding 7,36 m² bedraagt. Deze overschrijding is niet geheel met een omgevingsvergunning gelegaliseerd, zodat verweerder op deze grond handhavend had moeten optreden.
16. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil dat de caravanstalling geheel is gelegen binnen het bouwvlak. Hierdoor wordt de oppervlakte van de caravanstalling niet meegeteld bij de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, zoals neergelegd in artikel 15.2.3, onder a, van de planregels. Reeds hierom kan het bouwen van de caravanstalling niet in strijd zijn met dit artikel, zodat voor het bouwen van de caravanstalling geen omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ is vereist.
Dat een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo eventueel wel is vereist voor het legaliseren van andere bijbehorende bouwwerken op perceel 32, staat los van het handhavingsverzoek voor zover dit betrekking heeft op de caravanstalling.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
17. Eiser heeft nog aangevoerd dat, als komt vast te staan dat voor het bouwen van de caravanstalling een omgevingsververgunning nodig is, deze vergunning niet kan worden verleend. Volgens eiser moet deze omgevingsvergunning worden geweigerd wegens strijd met artikel 2.5.17 van de bouwverordening en artikel 15.2.2, zevende lid, van het bestemmingsplan, waarin staat dat per bouwkavel maximaal één erftoegang mag worden gerealiseerd.
18. De rechtbank overweegt hierover dat in deze zaak de vraag voorligt of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen overtredingen zijn aan te wijzen, zodat hij niet bevoegd is om te handhaven. In deze zaak ligt niet het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van de caravanstalling voor. De rechtbank zal daarom deze beroepsgronden niet bespreken.
19. Gelet op vorenstaande oordeelt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat door het bouwen van de caravanstalling geen omgevingsvergunningen voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘afwijken van het bestemmingsplan’ zijn vereist. Hemme heeft daarom niet in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder a en/of c, van de Wabo gehandeld. Er is geen sprake van een overtreding, zodat verweerder zich terecht niet bevoegd heeft geacht om hiertegen handhavend op te treden.
In zo verre is het beroep van eiser ongegrond.
Is op het gehele handhavingsverzoek beslist?
20. In het beroepschrift staat in voetnoot 9 dat het handhavingsverzoek niet alleen ziet op de caravanstalling, maar ook ziet op de overige bijbehorende bouwwerken.
21. De rechtbank is het ten dele hiermee eens. In het handhavingsverzoek van 27 mei 2020 heeft eiser verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de caravanstalling en het tuinhuisje. Dat eiser in de bezwaarfase heeft aangegeven dat, als de caravanstalling mag blijven staan, dit betekent dat ergens anders op perceel [nummer 1] bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van 14,6 m² moeten worden verwijderd, betekent niet dat zijn handhavingsverzoek tevens op andere bijbehorende bouwwerken dan de genoemde caravanstalling en het tuinhuisje ziet. Immers, volgens vaste rechtspraak kan de reikwijdte van een handhavingsverzoek worden uitgebreid totdat het primaire besluit is genomen. Een uitbreiding nadat het primaire besluit is genomen is juridisch niet mogelijk. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2422. 22. De rechtbank heeft dit ter zitting aan partijen voorgehouden.