ECLI:NL:RBOVE:2023:641

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
08-996235-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een autobedrijf voor btw-fraude en deelname aan een criminele organisatie

Op 30 januari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdacht bedrijf] B.V., dat werd beschuldigd van btw-fraude en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het autobedrijf betrokken was bij het opzetten van een systeem van belastingfraude door middel van valse aangiften en het opmaken van onjuiste facturen. De verdachte heeft samen met medeverdachten, waaronder [medeverdachte 1], een netwerk van rechtspersonen en natuurlijke personen gebruikt om de fraude te verbergen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan over de kwartalen van 2015, wat resulteerde in een te lage belastingheffing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 47.500,00. De zaak maakt deel uit van een breder onderzoek naar btw-carrouselfraude binnen de autobezitsector, waarbij aanzienlijke belastingvoordelen werden behaald door het gebruik van valse facturen en het niet aangeven van intracommunautaire leveringen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, gezien het benadelingsbedrag van bijna € 1.000.000,00 en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996235-17 (P)
Datum vonnis: 30 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdacht bedrijf] B.V.,
gevestigd aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 december 2022, 19 december 2022, 20 december 2022 en 16 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Heidema en van wat namens verdachte en haar raadsman mr. K.A. Krikke, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:tezamen en in vereniging met (een) ander(en) onjuist en/of onvolledig doen van aangifte voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal 2014, eerste kwartaal 2015 en vierde kwartaal 2015,
dan wel tezamen en in vereniging met (een) ander(en) deze aangiften voor de omzetbelasting valselijk heeft opgemaakt of heeft doen of laten opmaken,
feit 2:een zestal facturen valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst;
feit 3:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 april 2015
tot en met 30 januari 2016,in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale)
aangifte(n) voor de Omzetbelasting, ten name van [verdacht bedrijf] B.V., over:
-het vierde kwartaal van 2014, en/of
-het eerste kwartaal van 2015, en/of
-het vierde kwartaal van 2015,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen bij de
Inspecteur der belastingen/de Belastingdienst, terwijl dat/die feit(en)
(telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt, SUBSIDIAIR,
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 april 2015
tot en met 30 januari 2016, in de gemeente(n) Hillegom en/of Zandvoort en/of
Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en) en/of alleen, (telkens) opzettelijk een of meer (digitale)
aangifte(n) voor de omzetbelasting, op naam van [verdacht bedrijf] B.V. over:
-het vierde kwartaal van 2014, en/of
-het eerste kwartaal van 2015, en/of
-het vierde kwartaal van 2015,
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs
van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of
laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in
strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die (digitale)
aangifte(n) omzetbelasting (telkens) een onjuist te betalen bedrag aan
omzetbelasting en/of een onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, zulks met
het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
2
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 september
2014 tot en met 29 januari 2015, in de gemeente(n) Hillegom en/of Zandvoort,in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of
alleen, opzettelijk de bedrijfsadministratie van [verdacht bedrijf] B.V. over het
jaar 2014 en/of 2015,- zijnde een samenstel van geschriften welke in
onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin
gestelde, althans zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot
bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks
(telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken
hieruit bestaan,
dat in de bedrijfsadministratie over 2015 is opgenomen:
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd
29-01-2015, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-044d), en/of
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd
25-01-2015, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-045d), en/of
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd
25-01-2015, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-046d), en/of
in de bedrijfsadministratie over 2014 is opgenomen:
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd 25-09-2014, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-168.3), en/of
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd
06-10-2014, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-168.4), en/of
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd
13-10-2014, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-168.8),
terwijl die levering(en) en/of verko(o)p(en) niet hebben plaatsgevonden;
3
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2014
tot en met 30 juni 2016, in de gemeente(n) Hillegom en/of Zandvoort en/of
Haarlem en/of Bloemendaal en/of Diemen en of Amsterdam, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), heeft deelgenomen aan
een organisatie, die gevormd werd door:
- [medeverdachte 1] , en/of
- [medeverdachte 2] , en/of
- [medeverdachte 3] , en/of
- [medeverdachte 4] , en/of
- [naam 1] , en/of
- [naam 2] , en/of
- [naam 3] , en/of
- [naam 4] , en/of
- [medeverdachte 5] , en/of
- [verdacht bedrijf] B.V., en/of
- [bedrijf 2] B.V., en/of
- [bedrijf 3] B.V., en/of
- [medeverdacht bedrijf] B.V., en/of
- [bedrijf 4] B.V., en/of
- [bedrijf 5] B.V., en/of
- [bedrijf 6] vof,
en/of een of meer andere (rechts)perso(o)n(en), al dan niet in wisselende
samenstelling, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te
weten:
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van valsheid in geschrift.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
De zaak tegen verdachte maakt deel uit van onderzoek Santing. In onderzoek Santing is onderzoek gedaan naar de invoer van auto’s vanuit EU-landen naar Nederland. Het vermoeden is ontstaan dat door onder andere verdachte een btw-carrouselfraude is opgezet.
Btw-systeem binnen de Europese Unie
Bij leveringen binnen de Europese Unie geldt het nultarief. Bij intracommunautaire leveringen van goederen of diensten wordt geen btw in rekening gebracht door de verkoper. Wel meldt de verkoper periodiek haar intracommunautaire leveringen aan de Belastingdienst binnen het EU-land waar zij gevestigd is (listing). De door verkopers geliste intracommunautaire leveringen worden door de lidstaten in het VAT Information Exchange System (VIES) met elkaar gedeeld.
De (in dit onderzoek Nederlandse) afnemer dient in de aangifte voor de omzetbelasting aan te geven tot welk bedrag zij vanuit andere EU-landen goederen heeft verworven. Dit bedrag wordt vergeleken met de listingen vanuit het VIES. Indien de informatie van het VIES niet overeenkomt met het door de Nederlandse afnemer aangegeven bedrag in de aangifte voor de omzetbelasting, dan is sprake van een mismatch.
Boekenonderzoek
In 2016 heeft de Belastingdienst bij een aantal ondernemingen een mismatch geconstateerd. Bij vier van deze Nederlandse ondernemingen heeft de Belastingdienst boekenonderzoeken ingesteld. Dit betreffen de ondernemingen [bedrijf 2] B.V., [medeverdacht bedrijf] B.V., [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 4] B.V. Uit de boekenonderzoeken kwam naar voren dat in de periode van eind 2014 tot begin 2016 voor een waarde van ruim 4,5 miljoen euro aan auto’s is ingekocht en dat deze aankopen door de genoemde ondernemingen niet zijn aangegeven in de aangiften voor de omzetbelasting als verwerving binnen de EU. Een groot deel van de auto’s is door de genoemde ondernemingen gefactureerd aan [bedrijf 7] B.V., hetzij rechtstreeks, dan wel via [bedrijf 8] B.V. en/of verdachte. [2]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde onjuist en/of onvolledig doen van aangifte voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2014 heeft de officier van justitie partieel vrijspraak gevorderd, nu deze aangifte niet tijdig is ingediend en daarmee niet is aan te merken als een aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de verdediging om vrijspraak verzocht en het volgende aangevoerd.
Er was geen sprake van een gestructureerd samenwerkingsverband. Verdachte heeft steeds met meerdere personen en diens rechtspersonen afzonderlijk gehandeld.
Ook was er geen sprake van een oogmerk om misdrijven te plegen. [medeverdachte 1] , bestuurder van verdachte, handelde in opdracht van [naam 5] . Dat sprake kon zijn van administratieve fouten bleek [medeverdachte 1] pas na gesprekken met de Belastingdienst in de tweede helft van 2015, en dat sprake kon zijn van strafbaar handelen realiseerde hij zich pas na de verhoren bij de FIOD in 2018.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Onjuiste aangiften omzetbelasting [verdacht bedrijf] B.V. en valsheid in geschrift
4.4.1.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
[verdacht bedrijf] B.V. [3]
Verdachte werd op 4 februari 2013 door [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) opgericht en is gevestigd aan [adres 2] in Hillegom. [medeverdachte 1] is bestuurder. [bedrijf 9] B.V. is enig aandeelhouder. De handelsactiviteiten van de vennootschap bestaan uit de import en operational lease van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
[bedrijf 10] B.V.
De administratie van verdachte werd verzorgd door [bedrijf 11] B.V. [4] Op
16 januari 2018 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het kantoorpand van [bedrijf 11] B.V. in Zwanenburg. [5] Tijdens de doorzoeking werd administratie van verdachte, waaronder facturen met betrekking tot de inkoop van drie BMW’s, met chassisnummers [nummer] , [nummer] , [nummer] [6] , [nummer] en [nummer] [7] . Ook werden facturen van verdachte aangetroffen in de woning van [medeverdachte 2] in Zandvoort en in het bedrijfspand van verdachte in Hillegom. Een complete administratie is niet aangetroffen [8] .
Facturen [bedrijf 1] Limited
In de administratie die bij [bedrijf 11] B.V. is aangetroffen, zijn facturen gevonden ten aanzien van de aan- en verkoop van auto’s met chassisnummers [nummer] , [nummer] en [nummer] . Met betrekking tot deze auto’s is een geldstroom te zien van verdachte naar [bedrijf 12] GmbH, van [bedrijf 2] B.V. naar verdachte, van [bedrijf 7] B.V. naar [bedrijf 2] B.V. en van [bedrijf 13] naar [bedrijf 7] B.V. [9]
Verdachte heeft echter niet aan [bedrijf 2] B.V. gefactureerd, maar aan [bedrijf 1] Limited, op respectievelijk 29 januari 2015 [10] en 25 januari 2015 [11] , [12] .
Verder zijn facturen aangetroffen met betrekking tot de aan- en verkoop van BMW’s met chassisnummers [nummer] en [nummer] . Deze BMW’s zijn door verdachte op 20 september 2014, respectievelijk 29 september 2014 gekocht van [bedrijf 12] GmbH. [13] Op 25 september 2014 en 6 oktober 2014 ontving verdachte betalingen van [bedrijf 8] B.V. voor deze BMW’s. [14] In de administratie van verdachte zijn facturen van 25 september 2014 respectievelijk 6 oktober 2014 aangetroffen met betrekking tot de BMW’s met chassisnummers [nummer] en [nummer] , gericht aan [bedrijf 1] Limited. [15] Hier staan geen betalingen tegenover.
De auto’s met chassisnummers [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] zijn niet geleverd aan [bedrijf 1] Limited. [16]
Eerste kwartaal 2015
In het eerste kwartaal van 2015 is verdachte onder meer bij de volgende aan- en verkopen van auto’s betrokken [17] :
DOC-044a factuur van 22 januari 2015, van [bedrijf 2] B.V. aan [bedrijf 7] B.V. betreffende de BMW met chassisnummer [nummer]
DOC-045a factuur van 23 januari 2015, van [bedrijf 2] B.V. aan [bedrijf 7] B.V., betreffende de BMW met chassisnummer [nummer]
DOC-046a factuur van 20 januari 2014 (de rechtbank begrijpt: 20 januari 2015), van [bedrijf 2] B.V. aan [bedrijf 7] B.V., betreffende de BMW met chassisnummer [nummer]
DOC-041C factuur van 9 januari 2015, van [bedrijf 7] B.V. aan verdachte, betreffende de Audi met chassisnummer [nummer] .
Verdachte heeft de BMW’s met chassisnummers [nummer] , [nummer] en [nummer] niet aan [bedrijf 1] Ltd verkocht, maar indirect, via [bedrijf 2] B.V., aan [bedrijf 7] B.V. Verdachte is daarom btw verschuldigd over deze verkopen. De voor de Audi betaalde btw mag als voorbelasting worden afgetrokken. Deze Audi is volgens de RDW niet meer in bezit van [verdacht bedrijf] B.V. Er is geen verkoopfactuur aangetroffen, zodat niet kan worden vastgesteld of en in welk tijdvak btw over een eventuele verkoop had moeten worden gerekend. [18]
Over het eerste kwartaal van 2015 is verdachte aan omzetbelasting verschuldigd:
Documenten btw
DOC-044a [19] € 8.330.58
DOC-045a [20] € 8.243.80
DOC-046a [21] € 10.586,78
Voorbelasting DOC-041c - € 14.578.51
Totaal € 12.582,65
Vierde kwartaal 2015
In de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2015 is verdachte onder meer bij de volgende aan- en verkopen van auto's betrokken [22] :
DOC-102b factuur van 21 december 2015, van verdachte aan [bedrijf 7] B.V., betreffende de BMW met chassisnummer [nummer]
DOC-104a factuur van 23 november 2015, van verdachte aan [bedrijf 7] B.V., betreffende de Bentley met chassisnummer [nummer]
DOC-105a factuur van 23 november 2015, van verdachte aan [bedrijf 7] B.V., betreffende de Bentley met chassisnummer [nummer]
DOC-128 factuur van 2 december 2015, van verdachte aan [bedrijf 7] B.V., betreffende de Bentley met chassisnummer [nummer]
Over deze verkopen is verdachte de volgende omzetbelasting verschuldigd
Documenten btw
DOC-102b [23] € 9.944,63
DOC-104a [24] € 26.033,06
DOC-105a [25] € 19.958,68
DOC-128 [26] € 26.033,06
Totaal € 81.969,43
Aangiften omzetbelasting eerste en vierde kwartaal 2015
Verdachte heeft op 30 april 2015 via het e-mailadres van haar boekhouder over het eerste kwartaal van 2015 een nihilaangifte ingediend. [27] Op 30 januari 2016 is de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2015 op dezelfde wijze ingediend. [28] Over dit kwartaal is een verschuldigde omzetbelasting van € 46.937,00 en een voorbelasting van
€ 56.248,00 aangegeven.
4.4.1.2 Overwegingen van de rechtbank
Valsheid in geschrift (feit 2)
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de facturen met betrekking tot de auto’s met chassisnummers [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] heeft opgemaakt namens [verdacht bedrijf] B.V., maar dat deze niet op waarheid berusten. De betreffende auto’s zijn niet geleverd aan [bedrijf 1] Limited.
[medeverdachte 1] heeft de facturen die in het dossier zijn opgenomen onder de nummer DOC-044d, DOC-045d, DOC-046d, DOC-168.3 en DOC-168.4 valselijk opgemaakt. De rechtbank acht niet bewezen dat de factuur onder nummer DOC-168.8 valselijk is opgemaakt, omdat het chassisnummer dat op deze factuur is vermeld, niet overeenkomt met het chassisnummer dat in de tenlastelegging is opgenomen.
Daderschap [verdacht bedrijf] B.V. feit 2
Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. Hoge Raad 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938) is het voor de beantwoording van de vraag of een gedraging redelijkerwijs aan een rechtspersoon kan worden toegerekend van belang om vast te stellen of deze gedraging is verricht in de sfeer van die rechtspersoon. Van zo een gedraging is sprake als zich één of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het uitgeoefende bedrijf;
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikking of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
[medeverdachte 1] trad namens verdachte op in de hoedanigheid van bestuurder. Met de in de tenlastelegging opgenomen facturen werd de suggestie gewekt dat de betreffende auto’s door verdachte aan [bedrijf 1] Limited waren geleverd. Dat zou betekenen dat verdachte geen btw had hoeven rekenen. In werkelijkheid zijn de auto’s echter via [bedrijf 2] B.V. geleverd aan [bedrijf 7] B.V. Over die verkoop had wel btw gerekend moeten worden. Door de facturen aan [bedrijf 1] Ltd heeft verdachte dus voordeel genoten, omdat geen btw is afgedragen, terwijl dat wel moest. Het opmaken van valse facturen is verdachte dus dienstig geweest.
Nu zich meerdere door de Hoge Raad genoemde relevante omstandigheden voordoen, concludeert de rechtbank dat de gedraging plaatsvond in de sfeer van verdachte en daarom redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend. Dit betekent dat de rechtbank verdachte aanmerkt als dader van het onder 2 ten laste gelegde.
Onjuiste/onvolledige aangiften omzetbelasting (feit 1)
Uit de vergelijking met de onderzochte geldstromen komt naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst naar voren dat de voertuigen die in het eerste kwartaal van 2015 door [verdacht bedrijf] BV volgens factuur zonder btw aan [bedrijf 1] Ltd zijn geleverd, in werkelijkheid mét btw zijn verkocht aan het in Nederland gevestigde [bedrijf 2] BV [29] . De hiermee gemoeide btw is niet in de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2015 opgenomen.
In de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2015 is opgenomen een inkoopfactuur van VOF [bedrijf 6] . In het onderzoek zijn twee facturen van deze VOF aan [verdacht bedrijf] B.V. aangetroffen van dezelfde datum, maar met verschillende inhoud. Geen van beide facturen vermeldt exact het bedrag aan in vooraftrek genomen btw. Bij nader onderzoek is gebleken dat een BMW X30 en 40 door het bedrijf [bedrijf 5] B.V. zijn ingekocht bij [bedrijf 14] 2006SL in Spanje. De betalingen aan het Spaanse bedrijf vinden plaats vanaf de zakelijke bankrekening van VOF [bedrijf 6] ( [rekeningnummer] ) en niet vanaf de bankrekening van [bedrijf 5] B.V. Uit de mutaties van deze bankrekening komt naar voren dat op 18 december 2015 de volgende drie bedragen worden ontvangen van [verdacht bedrijf] B.V.: respectievelijk € 62.750,00, € 55.150,00 en € 58.150,00. (totaal € 176.050,00). Deze bedragen worden op dezelfde dag in twee bedragen weer doorbetaald aan [bedrijf 14] 2006SL: respectievelijk € 58.150,00 en € 117.900,00 (totaal € 176.050,00). [30] De betalingen voor deze auto's via het bankrekeningnummer van VOF [bedrijf 6] zijn vermoedelijk als dekmantel gebruikt, om te kunnen verhullen dat deze auto's in werkelijkheid rechtstreeks door [verdacht bedrijf] B.V. zijn aangekocht. Mogelijk heeft VOF [bedrijf 6] haar bankrekening beschikbaar gesteld aan [verdacht bedrijf] B.V. voor deze betalingen [31] . De twee inkoopfacturen van VOF [bedrijf 6] kunnen niet leiden tot een rechtmatige vooraftrek van de btw, nu feitelijk [verdacht bedrijf] BV de betreffende voertuigen in het buitenland heeft ingekocht tegen het nul tarief.
Op grond van de hierboven geschetste feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de aangiften omzetbelasting van [verdacht bedrijf] B.V. over het eerste en vierde kwartaal van 2015 onjuist dan wel onvolledig zijn, omdat niet alle gefactureerde omzet van [verdacht bedrijf] B.V. over die tijdvakken in de aangiften is vermeld en teveel voorbelasting is geclaimd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte de aangifte voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2014 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, nu deze aangifte te laat is ingediend en daarmee niet is aan te merken als een aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Strekkingsvereiste
Op basis van de hierboven in de overzichten opgenomen facturen is verdachte over het eerste kwartaal van 2015 € 12.582,00 aan omzetbelasting verschuldigd.
Over het vierde kwartaal van 2015 is verdachte op basis van de beschikbare facturen een bedrag van € 81.969,00 aan omzetbelasting verschuldigd, waarop geen voorbelasting in mindering kan worden gebracht. [32] Verdachte heeft over dit tijdvak een omzetbelasting van
€ 46.937,00 aangegeven. Het verschil met de daadwerkelijk verschuldigde omzetbelasting bedraagt € 35.032,00.
In totaal heeft verdachte over het eerste en vierde kwartaal van 2015 € 12.582,00 + € 35.032,00 = € 47.614,00 te weinig aan verschuldigde omzetbelasting aangegeven. [33] Hieruit volgt dat beide onjuiste aangiften omzetbelasting er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven. Aan het strekkingsvereiste is voldaan.
Daderschap [verdacht bedrijf] B.V. feit 1
Ook ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit moet worden beoordeeld of verdachte als dader kan worden aangemerkt.
[medeverdachte 1] trad namens verdachte op in de hoedanigheid van bestuurder. Verdachte was aangifteplichtig voor de omzetbelasting. De gedragingen van [medeverdachte 1] zijn verdachte dienstig geweest, nu verdachte hierdoor minder omzetbelasting afdroeg dan waartoe zij gehouden was.
De rechtbank concludeert dat de gedraging plaatsvond in de sfeer van verdachte en daarom redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend. Dit betekent dat de rechtbank verdachte aanmerkt als dader van het onder 1 ten laste gelegde.
Opzet
De rechtbank acht ook bewezen dat [medeverdachte 1] opzet heeft gehad op het onjuist doen van aangifte omzetbelasting. [medeverdachte 1] wist dat de administratie niet compleet en/of deels vals was en heeft desondanks [naam 6] van [bedrijf 11] B.V. laten weten dat zij de aangiften moest indienen. Met deze gedraging heeft hij opzettelijk de aangiften voor de omzetbelasting over het eerste en vierde kwartaal van 2015 onjuist laten doen. Dit kan ook aan verdachte worden toegerekend, nu [medeverdachte 1] deze gedraging ten behoeve van verdachte heeft verricht.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.2
Criminele organisatie
4.4.2.1 Feiten en omstandigheden
[medeverdachte 1] heeft niet alleen met verdachte auto’s geïmporteerd, maar handelde ook vanuit andere ondernemingen. Met [naam 5] , in- en verkoper bij [bedrijf 7] B.V., is hij overeengekomen om een handel in auto’s op te zetten, waarbij auto’s vanuit Europa zouden worden ingevoerd in Nederland. [naam 5] zocht de auto’s uit, bepaalde de prijs en [bedrijf 7] B.V. financierde de aankopen voor. [medeverdachte 1] trad op als contactpersoon voor de verkopende partijen en verzorgde de praktische kant van de aankopen. [34] Hij zorgde ook dat er vennootschappen werden overgenomen of opgericht, die de auto’s formeel konden invoeren. Alleen op papier zouden deze tussenbedrijven de auto’s doorverkopen aan [bedrijf 7] BV, die daardoor de beschikking kreeg over inkoopfacturen met aftrekbare btw. In werkelijkheid werden de auto’s na invoer in Nederland rechtstreeks afgeleverd bij [naam 5] , althans [bedrijf 7] B.V. De btw die [bedrijf 7] B.V. in vooraftrek kon nemen was louter gebaseerd op valse facturen van de tussenbedrijven die door katvangers werden bestuurd, zonder enige wetenschap of voordeel van deze malafide autohandel. De organisatie van de tussenbedrijven en hun facturering was in handen van verdachte. Door telkens een ander tussenbedrijf te gebruiken voor deze intracommunautaire autohandel, kon deze praktijk tussen verdachte en zijn afnemers langere tijd bestaan. De afnemer van de auto’s kon door de fictieve verkoopfacturen van de tussenbedrijven beschikken over een oneigenlijk belastingvoordeel, waardoor de auto’s onder de feitelijke waarde konden worden doorverkocht tegen een ruimere winstmarge.
[bedrijf 2] B.V. [35]
Op aanwijzingen van verdachte [36] heeft medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) op 23 juni 2014 [bedrijf 2] B.V. opgericht. [bedrijf 2] B.V. is gevestigd aan de [adres 3] in Haarlem. [medeverdachte 3] was bestuurder en enig aandeelhouder van de B.V.
[medeverdachte 1] droeg zorg voor de aan- en verkoop van auto’s. Hij had contact met verkopers en regelde de facturering. [37] [medeverdachte 3] haalde de auto’s op en leverde ze af bij [bedrijf 7] B.V. [38]
Van het vierde kwartaal van 2014 tot en met het eerste kwartaal van 2015 zijn op de bankrekening van [bedrijf 2] B.V. meerdere ontvangsten van en overboekingen naar bankrekeningen van verdachte, [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] B.V.te zien. [39]
In het derde en vierde kwartaal van 2014 waren voor ruim € 700.000,00 aan intracommunautaire leveringen gelist. Op 28 januari 2014 had [bedrijf 2] . B.V. nog geen aangifte omzetbelasting over die tijdvakken gedaan. Daarom heeft de Belastingdienst op die datum het omzetbelastingnummer van [bedrijf 2] B.V. afgevoerd. [40]
[bedrijf 3] B.V. [41]
Op 2 december 2014 nam [medeverdachte 3] [bedrijf 3] B.V. over van [bedrijf 15] B.V. De vennootschap was gevestigd aan [adres 4] te Haarlem. [medeverdachte 3] werd bestuurder en enig aandeelhouder. [medeverdachte 2] , de vader van [medeverdachte 1] , is directeur van [bedrijf 15] B.V. [42] [medeverdachte 3] nam [bedrijf 3] B.V. over op initiatief van [medeverdachte 1] . [43]
In het eerste en tweede kwartaal van 2015 zijn door [bedrijf 3] B.V. auto’s ingevoerd vanuit het buitenland en doorverkocht. [bedrijf 3] B.V. heeft meerdere transacties met autohandelaren in Europa [44] , [bedrijf 2] B.V., verdachte, [bedrijf 8] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [medeverdacht bedrijf] B.V. verricht. [45]
Op 30 april 2015 is de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2015 ingediend. [46] Op de aangifte waren geen intracommunautaire leveringen gemeld, terwijl uit facturen bleek dat [bedrijf 3] B.V. in het eerste kwartaal van 2015 voor in ieder geval € 921.116,81 aan auto’s in het buitenland heeft aangekocht. Verder is in de aangifte een omzet van € 21.844 aangegeven, terwijl uit facturen bleek dat [bedrijf 3] B.V. een omzet van in ieder geval € 773.967,00 heeft gehad. [47]
Over het tweede kwartaal van 2015 is geen aangifte omzetbelasting ingediend.
Naar aanleiding van het onderzoek naar [bedrijf 2] B.V. werd op 10 juni 2015 ook het omzetbelastingnummer van [bedrijf 3] B.V. afgevoerd. [48] De vennootschap is in staat van faillissement verklaard en is op 20 juni 2017 ontbonden. [49]
[medeverdacht bedrijf] B.V. [50]
[medeverdacht bedrijf] B.V. is op 5 maart 2015 opgericht door [medeverdachte 4] en gevestigd aan de [adres 5] te Diemen. [medeverdachte 4] is enig aandeelhouder en bestuurder. [medeverdachte 4] heeft de vennootschap opgericht op initiatief van [medeverdachte 1] . [51] [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 4] geïnstrueerd over het openen van een postbus [52] en hij heeft een bedrijfsstempel voor [medeverdacht bedrijf] B.V. besteld [53] . Twee bankrekeningen van [bedrijf 3] B.V. zijn op naam van [medeverdacht bedrijf] B.V. gezet. [54]
Ook op de bankrekeningen van [medeverdacht bedrijf] B.V. zijn meerdere transacties met Europese autobedrijven [55] , [bedrijf 7] B.V. en verdachte te zien. [56]
Op 24 juni 2015 werd een boekenonderzoek gestart naar [medeverdacht bedrijf] B.V. Op 29 juni 2015 werd het omzetbelastingnummer van [medeverdacht bedrijf] B.V. ingetrokken. [57]
Op 31 juli 2015 is de aangifte voor de omzetbetaling voor het tweede kwartaal van 2015 ingediend. [58] In de aangifte staat een verschuldigde omzetbelasting van € 216.973,00. [59] Dit bedrag is door [medeverdacht bedrijf] B.V. evenwel niet afgedragen aan de Belastingdienst. [60] Uit de beschikbare facturen blijkt daarnaast dat de aangifte niet klopt; er had een bedrag van
€ 67.425,00 meer aan btw moeten worden aangegeven. [61]
[bedrijf 4] B.V. [62]
[bedrijf 4] B.V. is op 12 augustus 2015 opgericht door [naam 1] en is gevestigd aan [adres 6] te Amsterdam. [naam 1] is enig aandeelhouder en bestuurder.
Naast de oprichting van de vennootschap bestonden de werkzaamheden van [naam 1] uit het in opdracht van [medeverdachte 1] ophalen en afleveren van auto’s. [63]
Op 28 oktober 2015 is over het derde kwartaal van 2015 een nulaangifte ingediend. [64] Uit aangetroffen facturen blijkt echter dat [bedrijf 4] B.V. over dit tijdvak € 77.665,00 aan omzetbelasting had moeten afdragen. [65]
Op 23 november 2015 is het omzetbelastingnummer van [bedrijf 4] B.V. ingetrokken. [66]
[bedrijf 5] B.V. [67]
[bedrijf 5] B.V. is op 12 januari 2015 opgericht door [naam 2] op verzoek van en met bemiddeling van verdachte. [naam 2] is enig aandeelhouder en bestuurder. Behalve het oprichten van de vennootschap heeft [naam 2] geen werkzaamheden verricht. [68] Uit aangetroffen facturen blijkt dat [bedrijf 5] B.V. vier auto’s heeft ingekocht in Spanje en twee auto’s heeft verkocht. Er zijn geen verkoopfacturen van de vier ingekochte auto’s aangetroffen. Wel zijn facturen aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte de vier auto’s heeft verkocht. [69] Over het vierde kwartaal van 2015 en het eerste kwartaal van 2016 is geen aangifte voor de omzetbelasting gedaan. [70]
[bedrijf 16] [71]
Op 22 november 2011 is [medeverdachte 5] gestart met zijn eenmanszaak [bedrijf 16] . De activiteiten van [bedrijf 16] bestaan onder andere uit de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. Begin 2016 zijn via de eenmanszaak in Spanje twee auto’s aangekocht. [medeverdachte 5] heeft één auto voor [medeverdachte 1] in Spanje opgehaald. [72] [medeverdachte 1] heeft de aankoopsom op de bankrekening van [medeverdachte 5] gestort, waarna [medeverdachte 5] de aankoopsom heeft voldaan aan [bedrijf 14] in Spanje. [73]
In het dossier bevinden zich twee verkoopfacturen van 25 januari 2016, van [bedrijf 16] gericht aan verdachte. [74] (DOC-103g en DOC-107f). Het betreffen verkoopfacturen van twee BMW’s. Op 28 april 2016 heeft [medeverdachte 5] aangifte voor de omzetbelasting gedaan over het eerste kwartaal van 2016. In de aangifte heeft hij de aan- en verkoop van deze auto’s niet opgenomen. [75]
[bedrijf 6] [76]
[bedrijf 6] V.O.F. is op 27 februari 2014 opgericht en was gevestigd aan [adres 7] te Amsterdam. De activiteiten bestonden uit recreatie en specialistische zakelijke dienstverlening. De vennoten waren [naam 4] en [naam 3] . Op 15 mei 2017 is [bedrijf 6] ontbonden.
[naam 4] en [naam 3] hebben op verzoek van [medeverdachte 1] de inkoop en verkoop van een aantal auto’s via hun onderneming laten lopen. Via hun bankrekening zijn voor [bedrijf 5] B.V. in december 2015 vier auto’s betaald aan [bedrijf 14] in Spanje. Ten behoeve van die overboekingen werd kort daarvoor geld overgemaakt vanaf de bankrekening van verdachte. [77] [bedrijf 6] heeft de verkoop van deze auto’s aan verdachte gefactureerd. [78]
[bedrijf 6] heeft deze verkopen niet aangegeven in de aangifte omzetbelasting. [79]
Werkwijze
[medeverdachte 1] heeft op de hiervoor beschreven wijze vanaf juni 2014 tot en met de eerste helft van 2016 middels verschillende en elkaar deels opvolgende bedrijven auto’s ingevoerd. Kenmerkend voor de transacties was dat de verkoopprijs in Nederland onder de inkoopprijs in het buitenland lag. [80] De auto’s die [medeverdachte 1] middels de hierboven beschreven bedrijven kocht, werden veelal opgehaald door de bestuurders/eigenaren van de betreffende bedrijven ( [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [naam 1] ). De auto’s werden doorverkocht aan [bedrijf 7] B.V. [81]
Nadeel
Door de handelswijze van [medeverdachte 1] is een belastingnadeel van € 995.626,00 geleden:
[verdacht bedrijf] B.V. [82]
Eerste kwartaal 2015 : € 12.582,00
Vierde kwartaal 2015 : € 35.032,00
Totaal :
€ 47.614,00
[bedrijf 2] B.V. [83]
Vierde kwartaal 2014 : € 253.711,00
Eerste kwartaal 2015 : € 120.750,00
Totaal :
€ 374.461,00
[bedrijf 3] B.V. [84]
Eerste kwartaal 2015 : € 154.288,00
Tweede kwartaal 2015 : € 14.838,00
Totaal :
€ 169.126,00
[medeverdacht bedrijf] B.V. [85]
Tweede kwartaal 2015 : € 67.425,00
Totaal :
€ 67.425,00
[bedrijf 4] B.V. [86]
Derde kwartaal 2015 : € 77.665,00
Vierde kwartaal 2015 : € 156.660,00
Totaal :
€ 234.325,00
[bedrijf 5] B.V. [87]
Vierde kwartaal 2015 : € 65.058,00
Januari 2016 : € 16.487,00
Totaal :
€ 81.545,00
[bedrijf 16] [88]
Eerste kwartaal 2016 : € 21.130,00
Totaal :
€ 21.130,00
4.4.2.2 Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie onder een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen ten minste twee personen. Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts sprake zijn, als verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk. Voor deelneming is voldoende dat [medeverdachte 1] in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Is sprake van een samenwerkingsverband?
Op basis van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] met verdachte op structurele basis zaken deed met [naam 5] , die werkzaam was bij [bedrijf 7] B.V. [naam 5] bepaalde welke auto’s hij wilde hebben en tegen welke prijs. Hij financierde via [bedrijf 7] B.V. de auto’s voor. [medeverdachte 1] boekte vervolgens het geld over naar de verkoper en onderhield het contact. Ook maakte hij de meeste verkoopfacturen op.
Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen in ieder geval [medeverdachte 1] , verdachte en [naam 5] . Telkens werden door hen voor enige tijd andere natuurlijke en rechtspersonen gebruikt voor hun criminele intenties. Aan het minimum vereiste van samenwerking is derhalve voldaan.
Oogmerk
De organisatie had als oogmerk het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrift met als doel financieel gewin. De auto’s werden door [medeverdachte 1] voor een lager bedrag aan [bedrijf 7] B.V. verkocht dan hij de auto’s had ingekocht. Dit was alleen mogelijk als de verschuldigde btw niet werd afgedragen. Door de aankoop van auto’s tegen nultarief niet te melden op de aangiften omzetbelasting van de diverse betrokken ondernemingen en door de in rekening gebracht btw niet aan te geven op de aangiften omzetbelasting, werd structureel belasting ontdoken. [medeverdachte 1] heeft bovendien facturen gericht aan buitenlandse bedrijven valselijk opgemaakt, terwijl de betreffende auto’s in werkelijkheid binnen Nederland werden verkocht. Op deze manier kon op papier tegen het nultarief worden geleverd, terwijl in werkelijkheid over de binnenlandse verkoop btw had moeten worden gerekend.
De btw die door de zogenaamde plof-B.V.’s wel werd aangegeven in de aangiften voor de omzetbelasting, werd niet afgedragen.
Wetenschap [medeverdachte 1]
kocht auto’s in, verkocht ze tegen een lager tarief en maakte valse facturen op, waardoor het leek alsof geen omzetbelasting verschuldigd was. Aangiften voor de omzetbelasting werden niet of onjuist ingediend. Dit alles gebeurde onder leiding van [medeverdachte 1] . De rechtbank concludeert dan ook dat [medeverdachte 1] wist dat de organisatie tot oogmerk had belastingfraude en valsheid in geschrift te plegen.
Duurzaamheid en structuur
De samenwerking heeft in elk geval geduurd van 23 juni 2014 (de datum van oprichting van [bedrijf 2] B.V.) tot de eerste helft van 2016 (toen vonden de laatste transacties plaats). Er is daarom sprake van een duurzaam samenwerkingsverband. Ook was er een zekere structuur en rolverdeling, waarbij [naam 5] auto’s zocht en de prijs bepaalde en verdachte praktische uitvoering gaf aan de aan- en verkoop van de auto’s door gebruik te maken van door hem aangestuurde personen, tevens katvangers, die als bestuurder van zowel de dure auto’s als de dienstige rechtspersonen functioneerden.
Daderschap [verdacht bedrijf] B.V.
Voor de beoordeling of verdachte als dader kan worden aangemerkt van deelname aan een criminele organisatie, verwijst de rechtbank naar de overwegingen ten aanzien van het daderschap van verdachte van het onder 1 ten laste gelegde. [medeverdachte 1] handelde als bestuurder namens verdachte. De handelingen van [medeverdachte 1] waren verdachte dienstig in het uitgeoefende bedrijf, nu verdachte daardoor te weinig belasting betaalde.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met in ieder geval [medeverdachte 1] en [naam 5] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [medeverdachte 5] en [bedrijf 6] niet hebben deelgenomen aan de criminele organisatie. Niet is gebleken dat zij wisten van het criminele oogmerk van verdachte en zijn criminele organisatie. Naar het oordeel van de rechtbank zijn zij door de criminele organisatie van verdachte gebruikt, zonder dat zij op enig moment zicht hebben gehad of hadden moeten hebben op de fraude. De betrokken bedrijven, [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V., [medeverdacht bedrijf] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V. hebben wel deel uitgemaakt van de fraudestructuur, maar hun handelen kan zozeer worden vereenzelvigd met het handelen van verdachte en zijn criminele organisatie, dat er niet zozeer sprake is van een samenwerkingsverband van natuurlijke personen met meerdere rechtspersonen, maar van een crimineel samenwerkingsverband dat meerdere rechtspersonen als ‘werktuigen’ heeft gebruikt voor het plegen van fraude.
Ten slotte acht de rechtbank niet bewezen dat [medeverdachte 2] deel heeft uitgemaakt van de organisatie. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] [bedrijf 3] B.V. heeft overgedragen aan [medeverdachte 3] , en dat hij met [bedrijf 15] B.V. twee auto’s heeft gekocht van verdachte. Niet is gebleken van handelingen die zijn toe te schrijven aan de organisatie.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
zij op in de periode van 30 april 2015 tot en met 30 januari 2016, in Nederland,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de Omzetbelasting, ten name van [verdacht bedrijf] B.V., over:
-het eerste kwartaal van 2015, en
-het vierde kwartaal van 2015,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft laten doen bij de
Inspecteur der belastingen/de Belastingdienst, terwijl die feiten
telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
2
zij op tijdstippen in de periode van 25 september 2014 tot en met 29 januari 2015, in Nederland,
opzettelijk de bedrijfsadministratie van [verdacht bedrijf] B.V. over het
jaar 2014 en 2015, - zijnde een samenstel van geschriften welke in
onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin
gestelde, althans zijnde geschriften die bestemd zijn om tot
bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, zulks
telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken
hieruit bestaan,
dat in de bedrijfsadministratie over 2015 is opgenomen:
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd
29-01-2015, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-044d), en
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd
25-01-2015, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-045d), en
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd
25-01-2015, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-046d), en
in de bedrijfsadministratie over 2014 is opgenomen:
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd 25-09-2014, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-168.3), en
-een factuur van [verdacht bedrijf] gericht aan [bedrijf 1] LTD, dd
06-10-2014, betreffende een BMW met chassisnummer [nummer] (D-168.4),
terwijl die leveringen en/of verkopen niet hebben plaatsgevonden;
3
zij in de periode van 23 juni 2014 tot en met 30 juni 2016, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, heeft deelgenomen aan
een organisatie, die gevormd werd door:
- [medeverdachte 1] , en
- [verdacht bedrijf] B.V., en
andere persoon, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van valsheid in geschrift.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
het medeplegen van deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, begaan door een rechtspersoon.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een geldboete van € 45.000,00 op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen straf op te leggen, omdat de bestuurder van verdachte ook de consequenties in zijn eigen strafzaak zal moeten dragen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan btw-fraude. Uit het dossier blijkt dat zij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, waarbinnen op grote schaal btw-fraude is gepleegd. Door een web van verschillende rechtspersonen en natuurlijke personen te gebruiken, hebben verdachte en haar medeverdachten kennelijk willen voorkomen dat de fraude en hun eigen rol daarin ontdekt zouden worden.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 25 november 2022 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Verdachte was een schakel binnen een criminele organisatie die de Belastingdienst voor in totaal bijna € 1.000.000,00 heeft benadeeld. In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor fraude met een benadelingsbedrag van € 1.000.000,00 of hoger voor natuurlijke personen een gevangenisstraf van 24 maanden of meer als uitgangspunt genomen. Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse geldboete.
De rechtbank houdt verder rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank gaat er vanuit dat de redelijke termijn is aangevangen op 4 maart 2019, de datum waarop [medeverdachte 1] , de bestuurder van verdachte, in verzekering is gesteld. Verdachte had daarom uiterlijk in maart 2021 een vonnis mogen verwachten. Gelet op de overschrijding van de termijn met anderhalf jaar, zal de rechtbank de op te leggen geldboete verminderen met het maximum van € 2.500,00 [89] .
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, dan zou de rechtbank een boete van € 50.000,00 hebben opgelegd. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank per saldo verdachte een boete van € 47.500,00 opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 51 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
het medeplegen van deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, begaan door een rechtspersoon.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 47.500,00 (zegge: zevenenveertigduizend vijfhonderd euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023.
Buiten staat
Mr. M.S. de Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van FIOD/Belastingdienst in onderzoek 61461 (Santing). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.OPV-001, Algemeen dossier, p. 13-14.
3.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende [verdacht bedrijf] B.V. (DOC-003), p. 1307 t/m 1310.
4.Zaaksproces-verbaal 3 [verdacht bedrijf] B.V., p. 87, paragraaf 3.3.2.
5.Het proces-verbaal van doorzoeking van (AMB-018), p. 729, eerste alinea.
6.Het proces-verbaal van ambtshandeling van 22 maart 2018 (AMB-011), p. 642-644.
7.Het proces-verbaal van ambtshandeling van 11 december 2018 (AMB-011a), p. 650, paragraaf 7.
8.Zaaksproces-verbaal 3 [verdacht bedrijf] B.V., p. 87, paragraaf 3.3.2.
9.Het proces-verbaal van ambtshandeling van 22 maart 2018 (AMB-011), p. 642, p. 643 en p. 644, steeds de tabel Geldstroom.
10.Een geschrift, te weten een factuur van [verdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 1] LTD van 29 januari 2015 (DOC-044d), p. 1717.
11.Een geschrift, te weten een factuur van [verdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 1] LTD van 25 januari 2015 (DOC-045d), p. 1727.
12.Een geschrift, te weten een factuur van [verdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 1] LTD van 25 januari 2015 (DOC-046d), p. 1734
13.Geschriften, te weten een factuur van [bedrijf 12] GmbH aan [verdacht bedrijf] B.V. van 20 september 2014 (DOC-064e), p. 1825 en een factuur van [bedrijf 12] GmbH aan [verdacht bedrijf] B.V. van 29 september 2014 (DOC-065c), p. 1831.
14.Het proces-verbaal van ambtshandeling van 11 december 2018 (AMB-011a), p. 648, paragraaf 4.
15.Een geschrift, te weten een e-mail van [medeverdachte 1] aan [naam 6] van 26 mei 2015 (DOC-168), p. 2393 en 2394.
16.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 december 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2018 (AMB-050), p. 947, paragraaf 2.2.1.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2018 (AMB-050), p. 946 en 947, paragraaf 2.2.1.
19.Een geschrift, te weten een factuur van 22 januari 2015, van [bedrijf 2] B.V. aan [bedrijf 7] B.V. (DOC-044a), p. 1713.
20.Een geschrift, te weten een factuur van 23 januari 2015, van [bedrijf 2] B.V. aan [bedrijf 7] B.V. (DOC-045a), p. 1723.
21.Een geschrift, te weten een factuur van 20 januari 2014, van [bedrijf 2] B.V. aan [bedrijf 7] B.V. (DOC-046a), p. 1730.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2018 (AMB-050), p. 947, paragraaf 2.3.
23.Een geschrift, te weten een factuur van 21 december 2015, van [verdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 7] B.V. (DOC-102b), p. 1997.
24.Een geschrift, te weten een factuur van 23 november 2015, van [verdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 7] B.V. (DOC-104a), p. 2016.
25.Een geschrift, te weten een factuur van 23 november 2015, van [verdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 7] B.V. (DOC-105a), p. 2018.
26.Een geschrift, te weten een factuur van 2 december 2015, van [verdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 7] B.V. (DOC-128)), p. 2178.
27.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting betreffende [verdacht bedrijf] B.V. van 14 september 2017 (DOC-012), pagina 1402 tot en met 1404.
28.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting betreffende [verdacht bedrijf] B.V. van 14 september 2017 (DOC-012), pagina 1411 tot en met 1413.
29.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2018 (AMB-011), pagina 642 resp 643 en 644.
30.Het proces-verbaal van bevindingen van 1 mei 2018 (AMB-033), pagina 893 e.v.
31.Het proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2018 (AMB-023), pagina 761.
32.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2018 (AMB-050), pagina 948, paragraaf 3.
33.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende [verdacht bedrijf] B.V. van 28 april 2020 (bijlage 1 bij de 2e aanvulling op het overzichtsproces-verbaal)..
34.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 december 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
35.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 13 april 2017, p. 1311 (DOC-004).
36.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 29 januari 2018 (V-010-01, p. 1174, derde en vierde alinea.
37.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 december 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
38.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 december 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, en Het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 december 2022, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] .
39.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2018 (AMB-027), p. 858 t/m 866, paragraaf 3.1, 3.11 en 3.12.
40.Een geschrift, te weten het controlerapport inzake een ingesteld boekenonderzoek bij [bedrijf 2] B.V., gedateerd 15 februari 2017 (DOC-112), p. 2087, paragraaf 2.4.
41.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 13 april 2017, p. 1320-1324 (DOC-005a).
42.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 9 juli 2018 (V-007-01), p. 1133, vijfde alinea.
43.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 15 augustus 2018 (V-010-02), p. 1182, derde alinea.
44.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2018 (AMB-028), p. 867 t/m 873, paragraaf 2.1 t/m 2.5 en 4.1 t/m 4.8.
45.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2018 (AMB-028), p. 874 t/m 875, paragraaf 4.9 t/m 4.13.
46.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting betreffende [bedrijf 3] B.V. van 14 september 2017 (DOC-014), p. 1499.
47.Zaaksdossier 5 [bedrijf 3] B.V. van onderzoek 61461, p. 168, paragraaf 2.4.2.
48.Een geschrift, te weten het controlerapport inzake een ingesteld boekenonderzoek bij [bedrijf 2] B.V., gedateerd 15 februari 2017 (DOC-112), p. 2099, zevende alinea.
49.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 13 april 2017, p. 1320-1324 (DOC-005a).
50.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 13 april 2017, p. 1325-1326 (DOC-006).
51.Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van [medeverdachte 4] van 13 februari 2018.
52.Een geschrift, te weten een e-mail van 19 februari 2015 (DOC-179), p. 2446.
53.Een geschrift, te weten een e-mail van 21 april 2015 (DOC-179), p. 2449.
54.Zaaksdossier 6 [medeverdacht bedrijf] B.V. van onderzoek 61461, p. 189, paragraaf 7.1.
55.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2018 (AMB-029), p. 879 t/m 881, paragraaf 2.1 t/m 2.5.
56.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2018 (AMB-029), p. 881 t/m 882, paragraaf 2.6 en 2.7.
57.Zaaksdossier 6 [medeverdacht bedrijf] B.V. van onderzoek 61461, p. 182, derde alinea.
58.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting betreffende [medeverdacht bedrijf] (DOC-015), p. 1503.
59.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting betreffende [medeverdacht bedrijf] (DOC-015), p. 1509.
60.Een geschrift, te weten een controlerapport inzake een boekenonderzoek bij [medeverdacht bedrijf] B.V. van 9 maart 2016 (DOC-021), p. 1574.
61.Een geschrift, te weten een controlerapport inzake een boekenonderzoek bij [medeverdacht bedrijf] B.V. van 9 maart 2016 (DOC-021), p. 1577.
62.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 13 april 2017, p. 1327-1328 (DOC-007).
63.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 14 juni 2021 bij de rechter-commissaris.
64.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting betreffende [bedrijf 4] B.V. (DOC-016), p. 1511 en 1516.
65.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2017 (AMB-005), p. 582.
66.Zaaksdossier 7 [bedrijf 4] B.V. van onderzoek 61461, p. 204, paragraaf 3.2.1.
67.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 28 februari 2018, p. 1329-1331 (DOC-008).
68.Zaaksdossier 8 [bedrijf 5] B.V. van onderzoek 61461, p. 23, paragraaf 3.5.
69.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2016 (AMB-006), p. 587 en 586.
70.Een geschrift, te weten een concept controlerapport inzake een ingesteld boekenonderzoek bij [bedrijf 5] B.V. (DOC-024a), p. 1609 en 1610, paragrafen 3.2 en 3.3.
71.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 13 april 2017, p. 1332 (DOC-009).
72.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] (V-018-02), p. 1197.
73.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2018 (AMB-032), p. 892.
74.Geschriften, te weten een factuur van [bedrijf 16] aan [verdacht bedrijf] B.V. van 25 januari 2016 (DOC-103g), p. 2015, en een factuur van [bedrijf 16] aan [verdacht bedrijf] B.V. van 25 januari 2016 (DOC-107f), p. 2055.
75.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting betreffende [medeverdachte 5] (DOC-018), p. 1520 t/m 1557.
76.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 15 februari 2018 (DOC-125), p. 2170.
77.Een geschrift, te weten een rapport van de Belastingdienst van 4 november 2016 (DOC-024), p. 1604.
78.Geschriften, te weten facturen van [bedrijf 6] van 18 december 2015 (DOC-131, p. 2198 en DOC-131a, p. 2204).
79.Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte omzetbelasting over 2015 van [bedrijf 6] (DOC-140), p. 2282-2283.
80.Het proces-verbaal van ambtshandeling, onderzoek Criminele Organisatie (AMB-025), p. 840, vierde alinea.
81.Het proces-verbaal van ambtshandeling, onderzoek Criminele Organisatie (AMB-025), p. 840, eerste alinea.
82.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende [verdacht bedrijf] B.V. van 28 april 2020 (bijlage 1 bij de 2e aanvulling op het overzichtsproces-verbaal).
83.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 2] B.V. van 26 oktober 2018 (DOC-013a), p. 1487.
84.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 3] B.V. van 26 oktober 2018 (DOC-013a), p. 1501.
85.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende [medeverdacht bedrijf] B.V. van 28 april 2020 (bijlage 2 bij de 2e aanvulling op het overzichtsproces-verbaal).
86.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 4] B.V. van 28 april 2020 (bijlage 3 bij de 2e aanvulling op het overzichtsproces-verbaal).
87.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 5] B.V. van 28 april 2020 (bijlage 4 bij de 2e aanvulling op het overzichtsproces-verbaal).
88.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst betreffende [medeverdachte 5] B.V. van 28 april 2020 (bijlage 5 bij de 2e aanvulling op het overzichtsproces-verbaal).
89.Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.