ECLI:NL:RBOVE:2023:582

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
08.155981.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal en mishandeling in Almelo

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 33-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De man was aangeklaagd voor drie diefstallen uit supermarkten en het mishandelen van vier personeelsleden in Almelo. De rechtbank oordeelde dat de man samen met een ander 12 blikken bier en andere goederen had gestolen uit verschillende supermarkten. Daarnaast heeft hij vier personeelsleden mishandeld, wat leidde tot lichamelijk letsel en emotionele schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, en mishandeling. De verdachte moet in totaal ruim 5.000 euro schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot schorsing van het onderzoek afgewezen en de bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld, waaronder opname in een zorginstelling en een alcoholverbod. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is voor de schade die hij heeft veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.155981.22 (P)
Datum vonnis: 16 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 februari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Ruessink en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C. Verrillo, advocaat in Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
- samen met een ander 12 blikken bier uit supermarkt [winkel 1] en/of diverse goederen uit de [winkel 2] en/of flessen wijn en blikken mixdrank uit de [winkel 3] heeft gestolen;
feit 2:[slachtoffer 1] heeft mishandeld waardoor deze zijn neus heeft gebroken;
feit 3:[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft mishandeld;
feit 4:een grote hoeveelheid flessen drank en een trap bij de [winkel 1] heeft vernield;
feit 5:[slachtoffer 5] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 11 april 2022 tot en met 29 april 2022 in de gemeente Almelo (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 12 blikken bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Plus ( [winkel 1] ) en/of
- diverse winkelgoederen (waaronder een trampoline en/of een heliumtank) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2] (Marktplein) en/of
- flessen wijn en/of blikken (mix)drank in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 3] (Ootmarsumsestraat), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2022 in de gemeente Almelo [slachtoffer 1] heeft mishandeld door het (meermalen en met kracht) stompen/slaan in/op/tegen het gezicht, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen), op of omstreeks 16 april 2022 in de gemeente Almelo
- [slachtoffer 2] heeft mishandeld door het (met kracht) stompen/slaan op/tegen de schouder (waardoor die Korte tegen een schap is gevallen) en/of
- [slachtoffer 3] heeft mishandeld door het (met kracht) stompen/slaan op/tegen het oor, althans het hoofd en/of
- [slachtoffer 4] heeft mishandeld door het (met kracht) stompen/slaan op/tegen de rug en/of schouder;
4.
hij op of omstreeks 16 april 2022 in de gemeente Almelo opzettelijk en wederrechtelijk een stellage met daarop een (grote) hoeveelheid flessen drank en/of een trap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Plus ( [winkel 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij, op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 27 april 2022 in de gemeente Almelo [slachtoffer 5] heeft mishandeld door het
- (meermalen) stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of
- dichtdrukken/-knijpen van de keel en/of
- trappen/schoppen op/tegen het been.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van de onder feit 1 onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde diefstal in vereniging bij de [winkel 1] moet worden vrijgesproken omdat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen is. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en (ook) niet bewezen kan worden dat verdachte de diefstal alleen heeft gepleegd.
De raadsman heeft verder bepleit dat verdachte ook van de onder feit 5 ten laste gelegde mishandeling van aangeefster Olthof moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van Olthof wordt weersproken door de verklaring van getuige [medeverdachte] .
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze bewezen kunnen worden verklaard omdat verdachte deze feiten heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte van de onder 5 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 5] dient te worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank ten aanzien van feit 2 overweegt dat het letsel dat verdachte bij aangever [slachtoffer 1] heeft toegebracht niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt zodat verdachte van dit strafverzwarende onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder het tweede en derde gedachtestreepje bij feit 1 ten laste gelegde diefstallen uit de [winkel 2] en de [winkel 3] en de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten is geen vrijspraak bepleit en sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring van deze feiten hebben geleid in de bijlage bij dit vonnis.
Verdachte heeft ontkend dat hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde diefstal in vereniging uit de [winkel 1] . De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring van dit feit als volgt. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de in de tenlastelegging genoemde 12 blikken bier op 11 april 2022 uit de [winkel 1] zijn weggenomen.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of verdachte hierin een rol heeft gehad en of er sprake is van medeplegen. Op basis van het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] in de winkel blikken bier in zijn tas heeft gestopt en dat verdachte in de winkel ook twee blikken bier in deze tas heeft gestopt. Door deze handelwijze heeft verdachte deze twee blikken bier aan de heerschappij van [winkel 1] onttrokken.
Uit dit proces-verbaal blijkt verder dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] vervolgens samen naar de kassa zijn gelopen, dat verdachte daar twee andere blikken bier op de band heeft gelegd, dat verdachte en [medeverdachte] tijdens het wachten in de rij contact met elkaar hebben en dat [medeverdachte] verdachte in de rij voorbij is gelopen met de blikken bier in zijn tas.
Gezien genoemde feiten en omstandigheden is er naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde winkeldiefstal, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] , heeft gepleegd. Dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze winkeldiefstal alleen heeft gepleegd en dat verdachte niet wist dat hij de blikken bier zonder betalen zou meenemen brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 11 april 2022 tot en met 29 april 2022 in de gemeente Almelo telkens tezamen en in vereniging met een ander,
- 12 blikken bier die aan PLUS ( [winkel 1] ) en
- diverse winkelgoederen (waaronder een trampoline en een heliumtank) die aan [winkel 2] (Marktplein) en
- flessen wijn en blikken (mix)drank die aan [winkel 3] (Ootmarsumsestraat)
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die drank en goederen wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 16 april 2022 in de gemeente Almelo [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem meermalen en met kracht te stompen tegen het gezicht;
3.
hij op 16 april 2022 in de gemeente Almelo
- [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met kracht te stompen tegen de schouder (waardoor die Korte tegen een schap is gevallen) en
- [slachtoffer 3] heeft mishandeld door met kracht te stompen tegen het oor en
- [slachtoffer 4] heeft mishandeld door met kracht te stompen tegen de rug en/of schouder;
4.
hij op 16 april 2022 in de gemeente Almelo opzettelijk en wederrechtelijk een stellage met daarop een grote hoeveelheid flessen drank die aan [winkel 1] toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling;
feit 3
het misdrijf:
mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair verzocht het onderzoek ter terechtzitting voor de duur van maximaal drie maanden te schorsen zodat de reclassering aanvullend kan rapporteren over de plaats en opnamedatum voor een klinische opname.
Subsidiair heeft zij op grond van hetgeen zij bewezen acht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan zeven maanden en 27 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren, en dat daarbij de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 18 januari 2023, met dien verstande dat de voorwaarde “Opname in een zorginstelling” wordt gewijzigd in die zin dat de tekst “Tactus Verslavingszorg” wordt vervangen door “een FPA, FPK of FVK of een soortgelijke instelling te bepalen door het IFZ/DIZ. De opname duurt maximaal 12 maanden”.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om het verzoek van de officier van justitie tot schorsing van het onderzoek af te wijzen.
De raadsman heeft bepleit te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn voorgesteld.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan drie diefstallen uit supermarkten. Hij heeft hiermee inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van anderen. Dit zijn hinderlijke feiten die schade en overlast aan de betreffende supermarkten en aan de samenleving veroorzaken.
Daarnaast heeft verdachte onder invloed van alcohol vier personeelsleden van supermarkt [winkel 1] te Almelo mishandeld en heeft hij in de supermarkt ook een trap in een stelling met flessen drank gegooid waardoor een groot aantal flessen is vernield. Verdachte heeft hierdoor niet alleen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze slachtoffers, maar hij heeft ook gevoelens van angst en onveiligheid bij hen teweeggebracht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij deze feiten onder invloed van drank heeft gepleegd, dat hij na het gebruik van alcohol een ander mens wordt en dat hij er spijt van heeft. Dat kan zo zijn, maar dit doet niet af aan de grote impact die het voorval op de veelal jeugdige supermarktmedewerkers heeft gehad. Aangever [slachtoffer 1] heeft ten gevolge van dit feit uiteindelijk zelfs ontslag genomen en een ander personeelslid is tijdens het voorval zo angstig geweest dat zij niet meer uit het toilet durfde te komen waarin zij zich had opgesloten.
De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan, ook vanwege de omstandigheid dat er op het moment van het voorval ook nog klanten in de supermarkt aanwezig waren, waaronder een vrouw met een jong kind. Het behoeft geen betoog dat dit ook bij hen een gevoel van onveiligheid teweeg heeft gebracht.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte zonder meer een gevangenisstraf toekomt.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 december 2022 waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig en voor een verscheidenheid aan delicten, waaronder vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr houdt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf rekening met de straffen die de verdachte zijn opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 20 april 2022 en 8 juni 2022 en bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 augustus 2022.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder in sterke mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van een reclasseringsadvies van 18 januari 2023. Hierin staat dat verdachte als een 'zeer actieve veelpleger' kan worden aangemerkt en dat sprake is van opbouw naar een ISD-maatregel. Naast beschermende factoren, zoals dat verdachte zelfstandig woont, ambulante begeleiding accepteert, onder bewind staat en schuldenvrij is, zijn er ook risico-verhogende factoren. Verdachte kampt met een jarenlange verslavingsproblematiek van zowel alcohol als drugs. Wanneer hij onder invloed is van verdovende middelen, heeft hij zichzelf en zijn impulsen niet onder controle wat leidt tot agressie. De reclassering schat het recidiverisico daarom als hoog in.
Hoewel vorig jaar behandeling en urinecontroles zijn gestart bij JusTact is dit vanwege het niet verschijnen op afspraken gestopt. Fors middelengebruik en een onderliggende ADHD liggen hier mogelijk aan ten grondslag. Er is sprake van een moeizame relatie waarbij de partner van verdachte ook verslavingsproblematiek heeft. Dit zorgt voor spanning, wat vervolgens kan leiden tot meer middelengebruik en agressie. Er lijkt hierbij sprake van een vicieuze cirkel. Er is geen sprake van dagbesteding en dat vergroot de kans op alcohol en/of drugsgebruik overdag.
Verdachte staat reeds onder reclasseringstoezicht dat is opgelegd bij vonnis van 20 april 2022. Omdat verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden is tenuitvoerlegging van de bij dit vonnis opgelegde voorwaardelijke straf gevorderd maar de politierechter heeft deze vordering op 11 januari 2023 afgewezen en verdachte alsnog een kans gegeven.
Volgens de reclassering is een klinisch traject nu de enig overgebleven mogelijkheid om tot gedragsverandering en recidivebeperking te komen.
Op 10 januari 2023 wilde verdachte hier niet aan meewerken maar op 11 en 12 januari 2023 heeft hij aangegeven dat hij wel openstaat voor een klinisch traject. De reclassering heeft vervolgens verdiepingsdiagnostiek aangevraagd en brengt nu een tweeledig advies uit.
De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen omdat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
Als de rechtbank toch besluit tot een voorwaardelijke sanctie, dan adviseert de reclassering
als bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling (Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke zorginstelling), ambulante behandeling, een alcoholverbod en meewerken aan dagbesteding.
Ter zitting heeft verdachte kenbaar gemaakt dat hij inziet dat een klinische behandeling noodzakelijk is en dat hij bereid is om daaraan mee te werken. De rechtbank acht het, gelet op de inhoud van voormelde rapportage en ook wat ter zitting is gebleken, van groot belang dat verdachte, ter voorkoming van verdere recidive, een klinische behandeling voor zijn problematiek kan ondergaan.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank ziet aanleiding om de aan verdachte toekomende gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen. Dit is enerzijds bedoeld om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds om de uitvoering van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, waaronder de geadviseerde klinische behandeling.
De rechtbank laat daarbij meewegen dat reeds veel (ambulante) hulpverlening rondom verdachte is georganiseerd en dat dit niet afdoende is gebleken. Gebleken is dat verdachte inmiddels verdacht wordt van het zich op 22 januari 2023 schuldig maken aan mishandeling en huisvredebreuk. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij die feiten ook onder invloed van alcohol was. Hieruit blijkt dat verdachte ook na de kans die hij eerder in januari van de politierechter heeft gekregen niet in staat is om zijn alcoholgebruik zodanig te matigen dat hij niet met politie en justitie in aanraking komt.
De rechtbank constateert, dat uit het rapport van de reclassering niet blijkt op welke termijn en in welke kliniek die klinische behandeling kan plaatsvinden. De heer Van Os en mevrouw Ketelaar, reclasseringswerkers bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering
zijn hierover ter terechtzitting als deskundigen gehoord. Zij hebben medegedeeld dat naar verwachting binnen een aantal weken voldoende verdiepingsdiagnostiek heeft plaatsgevonden om daarmee een indicatiestelling bij het IFZ aan te kunnen vragen.
Gelet op de noodzaak van de klinische behandeling oordeelt de rechtbank het, hoewel er nog geen duidelijkheid omtrent de plaats en opnamedatum is, in onderhavig geval opportuun om desalniettemin een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde te stellen. Het is op basis van de rapportage van de reclassering voldoende duidelijk binnen wat voor een soort kliniek de behandeling moet plaatsvinden en wat de maximale duur van die behandeling moet zijn. Verder maakt de rechtbank uit het advies en de toelichting van de deskundigen ter zitting op dat niet ter discussie staat dat verdachte te zijner tijd kan worden opgenomen in een kliniek, zodat dit voorshands niet aan oplegging van de klinische behandeling in de weg staat. Schorsing van het onderzoek, zoals door de officier van justitie verzocht, acht de rechtbank in dit geval niet nodig.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden op zoals in het reclasseringsrapport verwoord. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om het type kliniek (FPA, FPK of FVK) op voorhand nader te preciseren.

8.De schade van benadeelden

Feit 2:
8.1.1.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. A.M. Lubbers van slachtofferhulp Nederland heeft de vordering van [slachtoffer 1] ter zitting nader toegelicht.
De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.285,79 (tweeduizend tweehonderd vijfentachtig euro en negenenzeventig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 359,84 voor eigen risico;
- € 108,75 voor bebloede kleding;
- € 817,20 voor opgenomen verlofuren
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,00 gevorderd.
Feit 3
8.1.2
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] (vertegenwoordigd door zijn moeder [naam 1] ) als wettelijk vertegenwoordiger) en [slachtoffer 4] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. A.M. Lubbers van slachtofferhulp Nederland heeft de vordering van
ter zitting nader toegelicht. De benadeelde partijen vorderen, ieder voor zich, verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 300,00 (driehonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
Feiten 2 en 4
8.1.3
De vordering van de benadeelde partij [winkel 1] B.V.
[winkel 1] B.V., vertegenwoordigd door [naam 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.154,88 (tweeduizend honderd vierenvijftig euro en achtentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 269,28 voor vernielde goederen;
- € 1.885,60 voor twee weken ziekte medewerker [slachtoffer 1] .
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel dienen te worden toegewezen, met wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel kunnen worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.285,79, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.4.2.
De vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De opgevoerde immateriële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom telkens toewijzen tot een bedrag van € 300,00 voor elk van de benadeelden te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.4.3.
De vordering van de benadeelde partij [winkel 1] B.V.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 2 en 4 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.154,88, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte de vordering van [slachtoffer 1] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 32 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als door de verdachte de vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet volledig worden betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met telkens 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als door de verdachte de vordering van [winkel 1] B.V. niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek van de officier van justitie tot schorsing van het onderzoek;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
mishandeling;
feit 3, het misdrijf:
mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4, het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich bij Reclassering Leger des Heils op het adres Tubantiasingel 5 te
Enschede. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en
zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen in Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke zorginstelling,
te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname
duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan
de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet
op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg,
begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de
indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of
zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en
de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek
kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig
vindt.
Alcoholverbod
Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek
(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke
controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Dagbesteding
Verdachte heeft dagbesteding, of zal zich actief inzetten voor het krijgen van
dagbesteding.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 2.285,79, (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 2) van een bedrag van € 2.285,79, (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.285,79 (zegge: tweeduizend tweehonderd vijfentachtig euro en negenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 32 dagen kan worden toegepast.
Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 300,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3) van een bedrag van € 300,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00, (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van
€ 300,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3): van een bedrag van € 300,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00, (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van [slachtoffer 4]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 300,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 3) van een bedrag van € 300,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00, (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van [winkel 1] B.V.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [winkel 1] B.V. toe tot een bedrag van € 2.154,88 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [winkel 1] B.V. (feiten 2 en 4) van een bedrag van € 2.154,88 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de onder 2 en 4 bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.154,88 (zegge: tweeduizend honderd vierenvijftig euro en achtentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 31 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Noord, met nummer PL0600-2022170003. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal uit de [winkel 1]:
1. Het proces-verbaal aangifte van 16 april 2021, pagina’s 14 en 15, inhoudende de door [naam 3] namens [winkel 1] , afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Ik doe aangifte van winkeldiefstal uit de [winkel 1] te Almelo gepleegd op 11 april 2022. Twee mannen hebben een twaalftal blikken klok bier in een tas gestopt en zijn de kassa gepasseerd zonder dat is afgerekend.

2. Het proces-verbaal bevindingen van 19 april 2022, pagina’s 16 en 17, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven:
Op de beelden van de diefstal gepleegd op 11 april zie ik het volgende.
Twee mannen komen bij de bierafdeling aanlopen. Man 1 haalt meerdere blikken bier uit het schap en stopt deze in een bigshopper. Man 2 loopt heen en weer achter man 1, komt even bij hem staan en kijkt wat hij doet. Beide mannen spreken met elkaar. Man 1 stopt nog enkele bierblikken in de bigshopper en pakt de tas op. De mannen overleggen. Man 2 stopt 2 blikken in de bigshopper. Zij lopen samen richting de kassa. Man 2 loopt voorop. Man 2 legt 2 blikken bier op de transportband. Man 1 komt voor man 2 in de rij te staan en houdt de bigshopper op zijn rug zonder deze te openen. Beide mannen zijn tijdens het wachten met elkaar in gesprek. Man 1 loopt door en man 2 blijft bij de caissière staan.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 juni 2022, pagina's 153 tot en met 155, inhoudende de door D. [medeverdachte] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 11 april 2022 was ik samen met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte, [verdachte] ) in de [winkel 1] te Almelo. We hebben drinken gehaald maar niet alles betaald. Ik heb blikken klok (de rechtbank begrijpt: bier) weggenomen. Ik heb het in een tas gestopt. Ik had de tas en ik ben met de tas de winkel uitgegaan. De blikken in de tas hebben we niet afgerekend.

4. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 februari 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op 11 april 2022 was ik samen met [medeverdachte] in de [winkel 1] in Almelo.
Ik heb twee blikjes bier in de tas van Danny gestopt.
Diefstal uit de [winkel 2]
5. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 februari 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring.
6. Het proces-verbaal aangifte van 5 mei 2022, pagina’s 40 tot en met 42, inhoudende de door [naam 4] namens de [winkel 2] aan het [adres 2] afgelegde verklaring.
Diefstal uit de [winkel 3]
7. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 februari 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring.
8. Het proces-verbaal aangifte van 10 mei 2022, pagina’s 28 tot en met 30, inhoudende de door [naam 5] namens de [winkel 3] aan de [adres 3] afgelegde verklaring.
Ten aanzien van feit 2:
9. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 februari 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring.
10. Het proces-verbaal aangifte van 20 april 2022, pagina’s 82 tot en met 83, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring.
Ten aanzien van feit 3:
Mishandeling van [slachtoffer 2]
11. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 februari 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring.
12. Het proces-verbaal aangifte van 20 april 2022, pagina’s 72 tot en met 78, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring.
Mishandeling van [slachtoffer 3]
13. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 februari 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring.
14. Het proces-verbaal aangifte van 20 april 2022, pagina’s 86 tot en met 88, inhoudende de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring.
Mishandeling van [slachtoffer 4]
15. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 februari 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring.
16. Het proces-verbaal aangifte van 20 april 2022, pagina’s 79 tot en met 81, inhoudende de door [slachtoffer 4] afgelegde verklaring.
Ten aanzien van feit 4:
17. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 juni 2022, pagina’s 136 en 138, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring.
18. Het proces-verbaal aangifte van 20 april 2022, pagina’s 63 tot en met 65, inhoudende de door H. [winkel 1] afgelegde verklaring.