Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
Is er sprake van procesbelang?
6. De rechtbank constateert allereerst dat de woning op 22 juni 2021 is gesloten en deze sluiting op 22 september 2021 is opgeheven. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of eisers nog procesbelang hebben bij de inhoudelijke behandeling van hun beroep.
7. De rechtbank is van oordeel dat eisers procesbelang hebben. Hoewel de periode van de sluiting van de woning inmiddels is verstreken, hebben eisers door de sluiting niet in de woning kunnen verblijven, is de huurovereenkomst ontbonden en zijn zij uiteindelijk verhuisd naar een andere woning, waarvoor zij kosten hebben moeten maken. De rechtbank acht dit voldoende om aan te nemen dat eisers belang hebben bij de beoordeling van het beroep.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk of in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
8. Eisers voeren aan dat de sluiting niet evenredig is en strijdig is met de conclusie van AdvocatenGeneraal Wattel en Widdershoven van 7 juli 2021.Volgens eisers was de sluiting allereerst niet noodzakelijk. Eisers wijzen erop dat [eiser 1] onherroepelijk veroordeeld is tot een gevangenisstraf van meer dan achttien maanden. Daarmee is de verkoop van drugs direct gestaakt en is er geen gevaar meer voor terugkeer van de verkoop van drugs, omdat [eiser 1] heeft uitgesproken dat hij niet meer zal handelen in drugs. Verder is in het bestreden besluit ten onrechte opgenomen dat de woning in een kwetsbare wijk ligt. Volgens eisers is geen sprake van een kwetsbare wijk. Ter onderbouwing hebben eisers gegevens van het CBS overgelegd. Volgens eisers was de sluiting ook niet evenredig. De sluiting heeft mede tot gevolg gehad dat de huurovereenkomst is ontbonden door Rentree, waarbij geen rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden en de belangen van de kinderen. Bovendien was volgens eisers geen sprake van onrust in de wijk. Eisers wijzen op een verklaring van een buurtbewoner en op twee krantenartikelen. Verder heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat eisers graag geziene buurtbewoners zijn en dat de buurt hen graag ziet terugkeren. Ook is geen rekening gehouden met de “
blacklisting” die een gevolg is van de woningsluiting.
9. De rechtbank constateert dat niet in geschil is dat verweerder bevoegd was om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. In geschil is of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid. Daarbij dient op grond van de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarnaast moet worden beoordeeld of de sluiting evenredig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid acht de Afdeling de volgende omstandigheden van belang: de verwijtbaarheid, de gevolgen van de sluiting en de aanwezigheid van minderjarige kinderen.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat het gaat om een ernstige overtreding, nu bij de huiszoeking zowel een (geladen) vuurwapen als 28,15 gram harddrugs zijn aangetroffen. Ook heeft verweerder, gelet op de uitkomsten van het politieonderzoek, mogen aannemen dat sprake was van een loop naar de woning en dat de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. De stelling van eisers dat geen sprake is van een kwetsbare wijk, wat daar ook van zij, doet er niet aan af dat verweerder de sluiting noodzakelijk heeft mogen vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning. Verweerder heeft hierbij ook mogen betrekken dat sprake is van recidive, omdat [eiser 1] eerder in aanraking is geweest met de politie en aan hem eerder een last onder dwangsom is opgelegd en dit niet heeft geleid tot gedragsverandering. Dat [eiser 1] anderhalf jaar in detentie heeft gezeten en heeft uitgesproken niet meer te zullen handelen in drugs, maakt ook niet dat de sluiting niet meer noodzakelijk is. De sluiting van de woning is immers een herstelsanctie, die tot doel heeft om de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ook op het standpunt mogen stellen dat de voor eisers nadelige gevolgen van de woningsluiting niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de sluiting te dienen doelen, namelijk het verbreken van de relatie van de woning met het criminele milieu en het herstel van de openbare orde. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
12. Voor sluiting van een woning op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist. Maar als een bewoner niet op de hoogte kon zijn van de in zijn woning aangetroffen drugs, kan een bewoner geen verwijt van de overtreding worden gemaakt.De rechtbank is van oordeel dat daar in dit geval geen sprake van is. Eisers hebben erkend dat [eiser 1] heeft gehandeld in drugs, maar ontkennen de betrokkenheid van de overige gezinsleden. De rechtbank acht het echter, gelet op de inhoud van de meldingen en de verslagen van de getapte gesprekken door de politie, niet aannemelijk dat de overige volwassen gezinsleden niet van de aanwezigheid van drugs in de woning hebben geweten dan wel konden weten en hen dus geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank volgt eisers ook niet in hun stelling dat geen sprake was van onrust in de wijk, nu uit de uitkomsten van het politieonderzoek juist blijkt van meerdere (anonieme) meldingen over overlast vanwege de drugshandel rondom de woning van eisers.
13. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verweerder bij zijn belangenafweging heeft betrokken dat minderjarige kinderen aanwezig zijn in het gezin. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan verweerder moet afzien van een sluiting. Verweerder heeft in die omstandigheid wel aanleiding gezien om een sluiting van drie maanden in plaats van zes maanden te gelasten. Bovendien heeft verweerder in het bestreden besluit aan eisers meegegeven dat zij contact op kunnen nemen met Iriszorg wanneer zij zelf geen (tijdelijke) vervangende woonruimte kunnen vinden. Ter zitting is gebleken dat eisers hiervan geen gebruik hebben gemaakt en dat zij inmiddels een andere (huur)woning hebben waar zij met hun oudste dochter en minderjarige kinderen wonen. Dat doet er echter niet aan af dat verweerder hen wel een mogelijkheid voor tijdelijke opvang heeft geboden.
14. Ten aanzien van de gevolgen van de sluiting overweegt de rechtbank dat de gevolgen voor eisers ingrijpend zijn, omdat zij door de ontbinding van de huurovereenkomst met Rentree hun woning zijn kwijtgeraakt waar zij lange tijd hebben gewoond. Dat maakt echter niet dat de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt onevenredig is. Rentree heeft ter zitting toegelicht dat eisers niet op een zwarte lijst zijn geplaatst, maar dat de ouders gedurende drie jaar niet in aanmerking komen voor een verhuurdersverklaring. Ook heeft Rentree toegelicht dat in verband met de drugsvondst in de woning – ook als het was gebleven bij een waarschuwing door verweerder en de woning niet zou zijn gesloten – een ontbindingsprocedure in gang zou worden gezet. De ontbindingsprocedure is dus geen direct gevolg van het bestreden besluit, maar is het gevolg van het handelen van eisers zelf. Ook dat heeft verweerder bij zijn afweging van belangen mogen betrekken.
15. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de sluiting van de woning door verweerder niet onevenredig is. De beroepsgronden slagen daarom niet.