ECLI:NL:RBOVE:2023:5315

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
08.067790.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van levensgezel met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die werd beschuldigd van zware mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en een schadevergoeding van € 5.000,- aan de benadeelde partij. De mishandeling vond plaats op 6 maart 2023 in Enschede, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder fracturen in de sinus maxillaris en het jukbeen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren met kracht op het gezicht van het slachtoffer heeft gestompt, wat leidde tot de verwondingen. Tijdens de zitting op 8 december 2023 heeft de officier van justitie, mr. E. Agelink, de vordering gedaan om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee feiten verdeeld, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer op of tegen haar lichaam was geslagen. De rechtbank heeft echter het primair ten laste gelegde feit van zware mishandeling bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die nog steeds in angst leeft. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 32.100,- gevorderd, maar de rechtbank heeft slechts € 5.000,- toegewezen voor immateriële schade, terwijl de overige vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij gijzeling kan worden toegepast als de verdachte niet betaalt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.067790.23 (P)
Datum vonnis: 22 december 2023
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij door mr. [slachtoffer 1] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zijn levensgezel zwaar heeft mishandeld (primair) dan wel dat hij dit heeft geprobeerd (subsidiair) dan wel dat hij haar heeft mishandeld (meer subsidiair);
feit 2:zijn levensgezel heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Enschede, althans in Nederland,
aan (zijn levensgezel) [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te
weten:
- meerdere, althans een, fracturen in de sinus maxillaris aan beide zijden met een
hematoom in de sinus (gebroken botten in de neus/kaak met een
bloeduitstorting in de neusbijholten aan beide zijden), en/of
- fractuurlijn door het zygoma aan beide zijden (breuk in het jukbeen aan beide
zijden), in elk geval een of meerdere aangezichtsfracturen, heeft toegebracht door
meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- in/op/tegen het gezicht en/of hoofd te stompen en/of slaan (waardoor
voornoemd slachtoffer met het hoofd tegen de muur is gekomen), en/of
- bij de keel/nek vast te pakken en/of te grijpen en/of de keel/nek dicht te knijpen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Enschede, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn
levensgezel) [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet,
meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- in/op/tegen het gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen (waardoor
voornoemd slachtoffer met het hoofd tegen de muur is gekomen), en/of
- bij de keel/nek heeft vastgepakt en/of heeft gegrepen en/of de keel/nek heeft
dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Enschede, althans in Nederland,
(zijn levensgezel) [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2]
, meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- in/op/tegen het gezicht en/of hoofd te stompen en/of slaan (waardoor
voornoemd slachtoffer met het hoofd tegen de muur is gekomen), en/of
- bij de keel/nek vast te pakken en/of te grijpen en/of de keel/nek dicht te knijpen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- meerdere, althans een, fracturen in de sinus maxillaris aan beide zijden met een
hematoom in de sinus (gebroken botten in de neus/kaak met een
bloeduitstorting in de neusbijholten aan beide zijden), en/of
- fractuurlijn door het zygoma aan beide zijden (breuk in het jukbeen aan beide
zijden), in elk geval een of meerdere aangezichtsfracturen, ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Enschede, althans in Nederland,
zijn levensgezel, [slachtoffer 2], heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2]
op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of trappen/schoppen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Aan verdachte is tenlastegelegd, kort gezegd, dat hij zijn levensgezel (zwaar) heeft mishandeld. Dit is tenlastegelegd als twee verschillende feiten, terwijl het een en hetzelfde feitencomplex betreft. De rechtbank merkt op dat zij de tenlastelegging aldus heeft gelezen dat de geweldshandelingen die onder feit 1 zijn opgenomen zijn gericht op het hoofd/gezicht van het slachtoffer en de geweldshandelingen onder feit 2 op haar lichaam.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair tenlastegelegde onder feit 1 moet worden vrijgesproken, omdat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel valt te kwalificeren. Via het voorwaardelijk opzet kan het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen worden. Ook feit 2 kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, nu het slachtoffer niet heeft verklaard dat zij door verdachte op of tegen haar lichaam is geslagen, gestompt, getrapt of geschopt. De rechtbank zal verdachte van dat feit vrijspreken.
Feit 1
Zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is het van belang wat de aard van het letsel is, wat de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen is en of er uitzicht is op (volledig) herstel.
In het arrest van de Hoge Raad van 17 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:571) volgt daarnaast dat (bot)fracturen als een veelvoorkomende categorie van letsel worden genoemd. Indien sprake is van een zodanige fractuur dat operatief ingrijpen van een zekere ernst is vereist, geldt in de regel dat die fractuur, vanwege onder meer de noodzaak en de aard van het medisch ingrijpen, zwaar lichamelijk letsel vormt. Overigens kan relevant medisch ingrijpen ook bestaan uit een andere medische behandeling dan operatief ingrijpen.
In onderhavig geval komt uit de medische gegevens van het slachtoffer naar voren dat zij na de mishandeling in het ziekenhuis is onderzocht. Daar is geconstateerd dat zij door de – hierna bewezenverklaarde – geweldshandelingen van verdachte onder andere breuken in de botten van de neus en kaak met een bloeduitstorting in de neusbijholten aan beide zijden heeft opgelopen. Ook is er een
verdenking opeen breuk in het jukbeen vastgesteld. Vervolgens is het slachtoffer opgenomen op een klinische afdeling voor verdere zorg. Gelet op de aard en de gevolgen is de rechtbank van oordeel dat – alhoewel niet blijkt van operatief ingrijpen - de gebroken botten van de neus en kaak met de bloeduitstorting als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande en het feit dat verdachte geweldshandelingen heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Daarbij volstaat de rechtbank, conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 7 maart 2023, pagina 10 e.v.;
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 81 e.v.;
De letselrapportage forensische geneeskunde GGD Twente betreffende [slachtoffer 2] van 8 maart 2023, pagina 54 e.v.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 6 maart 2023 te Enschede aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een fractuur in de sinus maxillaris aan beide zijden met een hematoom in de sinus (gebroken botten in de neus/kaak met een bloeduitstorting in de neusbijholten aan beide zijden) heeft toegebracht door meermalen met kracht
- in/op/tegen het gezicht te stompen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van het slachtoffer door haar meerdere malen in haar gezicht te stompen. Dit deed hij terwijl het slachtoffer nietsvermoedend in haar bed lag te slapen. Een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Door aldus te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar gevoel van veiligheid ernstig aangetast. Dat volgt ook uit de door de dochter van het slachtoffer ter zitting gegeven toelichting. Het slachtoffer leeft nog steeds in voortdurende angst en vrees voor de veiligheid van haarzelf. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 31 oktober 2023. Hieruit komt naar voren dat verdachte de laatste vijf jaren met name is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 32.100,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- verlies aan verdienvermogen € 20.000,--
- ziekenhuisdaggeldvergoeding (60 dagen) € 2.100,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd een bedrag van € 2.000,-- ter vergoeding van de immateriële schade toe te wijzen. De rest moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De onder de posten ‘verlies aan verdienvermogen’ en ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De exacte omvang staat nog niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de gedeeltelijke omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de gedeeltelijke schade vast op € 5.000,--. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
7.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf:
zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 5.000,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1 primair): van een bedrag van € 5.000,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.000,--, (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 27.100,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. A.H.P. Polstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
Buiten staat
Mrs. Wentink en Polstra zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023101443. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.