4.1.[eiser] vordert na eiswijziging dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. NVIG en [gedaagde 1] beveelt om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis, gezamenlijk één (derdengeld)bankrekening aan te wijzen waarop [eiser] het hieronder onder punt II genoemde bedrag dient te betalen en NVIG en [gedaagde 1], ieder voor zich, beveelt om binnen deze termijn van vijf dagen na betekening van het vonnis schriftelijk, door middel van een e-mail aan [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2], opgave te doen van het bankrekeningnummer waarop [eiser] het onder punt II genoemde bedrag dient
te betalen op straffe van verbeurte van een dwangsom door NVIG respectievelijk
[gedaagde 1] van EUR 5.000,- per dag, een gedeeltelijk van een dag daaronder begrepen,
tot een maximum EUR 100.000,- voor iedere dag, een gedeeltelijk van een dag
daaronder begrepen dat NVIG respectievelijk [gedaagde 1] hiermee in gebreke blijft;
II. bepaalt dat [eiser] van zijn verbintenissen uit hoofde van de Geldlening bevrijd zal
zijn door betaling van de hoofdsom ter hoogte van EUR 65.000,-, primair te vermeerderen met de rente ter hoogte van EUR 1.649,11 en subsidiair te vermeerderen met de rente ter hoogte van EUR 2.804,64 en meer subsidiair te
vermeerderen met de variabele contractuele rente (zoals telkens herzien op basis van
de hypotheekakte (zie randnummer 4 van de dagvaarding, laatste zin onder punt 2.)
vanaf 1 april 2017 en nog meer subsidiair met de contractuele rente (zoals telkens
herzien op basis van de hypotheekakte (zie randnummer 4 van de dagvaarding, laatste
zin onder punt 2.) vanaf 1 augustus 2009 tot en met de dag der betaling op het door
NVIG en [gedaagde 1] opgegeven bankrekeningnummer als bedoeld onder I, althans een
door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag;
Ill. [gedaagde 1] beveelt om binnen vijf dagen na de datum van betaling als bedoeld onder II
op eigen kosten een verklaring van waardeloosheid als bedoeld in artikel 3:274 lid 1
BW te verstrekken aan [eiser] en het recht van tweede hypotheek op de Woning te
hebben (doen) doorhalen in het kadaster, een en ander op straffe van verbeurte van
een dwangsom van EUR 5.000,- per dag, een gedeeltelijk van een dag daaronder
begrepen, tot een maximum EUR 100.000,- voor iedere dag, een gedeeltelijk van een
dag daaronder begrepen dat [gedaagde 1] hiermee in gebreke blijft.
IV. NVIG en [gedaagde 1] gebiedt om iedere vorm van executie of aanzegging van executie
van het recht van tweede hypotheek op de Woning te schorsen en te verbieden om
conservatoire en/of (andere) executoriale maatregelen te treffen in verband met de
(niet-)nakoming van betalingsverplichtingen uit hoofde van de Geldlening tot tien
dagen nadat zij beiden schriftelijk aan [eiser] opgave hebben gedaan van de
bankrekening als bedoeld onder I, een en ander op straffe van verbeurte van een
dwangsom door NVIG respectievelijk [gedaagde 1] van EUR 5.000,- per dag, een
gedeeltelijk van een dag daaronder begrepen, tot een maximum EUR 100.000,- voor
iedere dag, een gedeeltelijk van een dag daaronder begrepen dat NVIG respectievelijk
[gedaagde 1] hiermee in gebreke blijft.
Subsidiair:
V. [gedaagde 1] beveelt om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis schriftelijk, door middel van een e-mail aan [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2], te bevestigen dat NVIG bevoegd was om bij e-mail van 26 april 2022 mededeling te doen van de (stille) verpanding van de vordering van [gedaagde 1] op [eiser] uit hoofde van de Geldlening en dat NVIG nog steeds bevoegd is om als pandhouder de uit hoofde van de Geldlening verschuldigde bedragen te innen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,- per dag, een gedeeltelijk van een dag daaronder begrepen, tot een
maximum EUR 100.000,- voor iedere dag, een gedeeltelijk van een dag daaronder
begrepen dat [gedaagde 1] hiermee in gebreke blijft.
VI. bepaalt dat [eiser] van zijn verbintenissen uit hoofde van de Geldlening bevrijd zal
zijn door middel van overboeking van de hoofdsom ter hoogte van EUR 65.000,-,
primair te vermeerderen met de rente ter hoogte van EUR 1.649,11 en subsidiair te
vermeerderen met de rente ter hoogte van EUR 2.804,64 en meer subsidiair te
vermeerderen met de variabele contractuele rente (zoals telkens herzien op basis van
de hypotheekakte (zie randnummer 4 van de dagvaarding, laatste zin onder punt 2.)
vanaf 1 april 2017 en nog meer subsidiair met de variabele contractuele rente (zoals
telkens herzien op basis van de hypotheekakte (zie randnummer 4 van de dagvaarding,
laatste zin onder punt 2.) vanaf 1 augustus 2009 tot en met de dag der betaling op de
door NVIG schriftelijk aan [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] op te geven
bankrekening, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag;
VII. [gedaagde 1] beveelt om binnen vijf dagen na de datum van betaling als bedoeld onder V
op eigen kosten een verklaring van waardeloosheid als bedoeld in artikel 3:274 lid 1
BW te verstrekken aan [eiser] en het recht van tweede hypotheek op de Woning te
hebben (doen) doorhalen in het kadaster, een en ander op straffe van verbeurte van
een dwangsom van EUR 5.000,- per dag, een gedeeltelijk van een dag daaronder
begrepen, tot een maximum EUR 100.000,- voor iedere dag, een gedeeltelijk van een
dag daaronder begrepen dat [gedaagde 1] hiermee in gebreke blijft;
VIII. NVIG en [gedaagde 1] gebiedt om iedere vorm van executie of aanzegging van executie
van het recht van tweede hypotheek op de Woning te schorsen en te verbieden om
conservatoire en/of (andere) executoriale maatregelen te treffen in verband met de
(niet-)nakoming van betalingsverplichtingen uit hoofde van de Geldlening tot tien
dagen na ontvangst door [eiser] van de schriftelijke bevestiging van [gedaagde 1] dat NVIG
als pandhouder bevoegd is de uit hoofde van de Geldlening verschuldigde bedragen te
innen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom door NVIG
respectievelijk [gedaagde 1] van EUR 5.000,- per dag, een gedeeltelijk van een dag
daaronder begrepen, tot een maximum EUR 100.000,- voor iedere dag, een
gedeeltelijk van een dag daaronder begrepen dat NVIG respectievelijk [gedaagde 1] hiermee
in gebreke blijft.
Zowel primair als subsidiair:
IX. NVIG en [eiser] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te
vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na
dagtekening van de uitspraak, en, voor het geval dat voldoening van de (na)kosten niet
binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over
de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.