ECLI:NL:RBOVE:2023:5242

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10604578 \ CV EXPL 23-1556
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad bij montage van douchedeur en aansprakelijkheid van de onderaannemer

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een douchedeur besteld bij Sanisale, die door gedaagde, [gedaagde] B.V., zou worden gemonteerd. Tijdens de montage heeft een werknemer van gedaagde per ongeluk door een waterleiding geboord, wat schade heeft veroorzaakt. Eiser stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de schade het gevolg is van de montage. Gedaagde erkent dat de waterleiding is doorboord, maar betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Gedaagde verwijst naar het inmeetformulier dat door eiser is ondertekend, waarin eiser verklaart dat de montagepunten niet gehinderd worden door niet-zichtbare leidingen. De kantonrechter oordeelt dat eiser onvoldoende bijzondere omstandigheden heeft gesteld die maken dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld. Eiser had de mogelijkheid om te onderzoeken of er leidingen aanwezig waren en heeft dit nagelaten. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10604578 \ CV EXPL 23-1556
Vonnis van 19 december 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G.S.M. Koster,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.J. Koop.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 september 2023;
- de mondelinge behandeling van 30 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

[eiser] heeft bij Sanisale een douchedeur besteld, die door [gedaagde] zou worden gemonteerd. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld doordat één van de werknemers van [gedaagde] tijdens het monteren van de douchedeur door een waterleiding heeft geboord en waardoor schade is ontstaan. [gedaagde] erkent dat door de waterleiding is geboord, maar betwist dat zij daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Met het ondertekenen van het inmeetformulier zou [eiser] namelijk hebben aangegeven dat de montagepunten van de douchedeur niet gehinderd worden door niet-zichtbare leidingen.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] onvoldoende bijzondere omstandigheden heeft gesteld die maken dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Hierbij is relevant dat [gedaagde] [eiser] via het inmeetformulier ervoor heeft gewaarschuwd dat hij moet doorgeven of er niet-zichtbare leidingen zijn en [eiser] , door het inmeetformulier te ondertekenen, ermee akkoord is gegaan dat de douchedeur op de betreffende plek gemonteerd zou worden. [eiser] had na het ondertekenen van het inmeetformulier bovendien voldoende tijd om alsnog te onderzoeken of er een waterleiding op de betreffende plek zou zitten en dit alsnog aan [gedaagde] hebben kunnen doorgeven. Dit heeft hij niet gedaan. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft op 18 februari 2022 een overeenkomst met Sanisale gesloten inhoudende de levering door Sanisale van een douchedeur. Uit de offerte van Sanisale blijkt dat de douchedeur ingemeten en gemonteerd zou worden door [gedaagde] .
3.2.
Een werknemer van [gedaagde] , de heer [naam] (hierna: [naam] ), is op 17 oktober 2022 bij [eiser] thuis geweest om de douchedeur in te meten. [naam] heeft de resultaten van zijn metingen verwerkt op een inmeetformulier, dat [eiser] daarna ondertekend heeft. Op het inmeetformulier staat:
“(…)
Opdrachtgever geeft hierbij ook aan dat de monagepunten niet gehinderd worden door niet zichtbare leidingen.
(…)”
3.3.
[gedaagde] heeft een verklaring overgelegd waarin door [naam] het volgende is verklaard over de inmeetafspraak bij [eiser] :
“(…)
Volgens opdracht heb ik bij de commissie [eiser] ingemeten.
Ik heb daar niet anders dan normaal gehandeld en de maten opgenomen, genoteerd op het inmeetforumlier en dit formulier volledig besproken met de klant.
Daarnaast de inschatting gemaakt dat op de positie van de bevestigingspunten geen logische plek is voor leidingwerk.
Indien aangegeven was dat er leidingen konden lopen of ik het vermoeden zou hebben gehad dat er leiding zouden kunnen lopen, zou ik direct een leidingzoeker hebben gepakt.
Het inmeetdossier is volledig ingevuld overhandigd aan de klant en deze heeft hem getekend voor akkoord.
(…)”
3.4.
Ruim vijf weken na de inmeetafspraak, op 25 november 2022, is [gedaagde] bij [eiser] geweest om de douchedeur daadwerkelijk te monteren. Tijdens de montage heeft één van de werknemers van [gedaagde] door een waterleiding geboord. De hoofdkraan is daarna dichtgedraaid en [gedaagde] heeft de werkzaamheden gestaakt. [eiser] heeft dezelfde dag met spoed een loodgieter ingeschakeld die de leiding heeft gerepareerd. Op 8 december 2022 heeft [eiser] de tegel laten repareren die na het doorboren van de waterleiding is verwijderd.
3.5.
Op 29 maart 2023 heeft [gedaagde] een nieuwe douchedeur, waarbij de montagepunten op een andere locatie zaten, bij [eiser] gemonteerd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen:
een schadevergoeding van € 1.719,98, bestaande uit een bedrag van € 1.578,80 voor het herstellen van de waterleiding en € 141,18 voor het vervangen van een tegel in de doucheruimte, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022;
de buitengerechtelijke kosten van € 258,00 inclusief btw;
de kosten van deze procedure, vast te stellen op minimaal tweemaal de gebruikelijke proceskosten en te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld doordat één van haar werknemers tijdens het monteren van de douchedeur door een waterleiding heeft geboord en daarmee het eigendom van [eiser] heeft beschadigd. Er is daardoor sprake van een onrechtmatige daad en [gedaagde] is gehouden de schade te vergoeden.
4.3.
[gedaagde] heeft de vorderingen van [eiser] betwist. Zij erkent dat één van haar werknemers tijdens het monteren van de douchedeur door de waterleiding heeft geboord, maar volgens haar is zij de montagepunten van de douchedeur vooraf met [eiser] overeengekomen. Bovendien staat op het inmeetformulier dat [eiser] als opdrachtgever verklaart dat de montagepunten van de douchedeur niet door niet-zichtbare waterleidingen worden gehinderd. [eiser] heeft door het inmeetformulier te ondertekenen akkoord gegeven dat de dat de douchedeur op de betreffende locatie kon worden geplaatst. Het doorboren van de waterleiding kan [gedaagde] niet worden toegerekend. Hierdoor heeft [gedaagde] dan ook niet onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. Daarnaast stelt [gedaagde] dat haar aansprakelijkheid is uitgesloten op grond van haar algemene voorwaarden. De vorderingen van [eiser] moeten daarom worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld?
5.1.
Tussen [eiser] en [gedaagde] bestaat geen contractuele relatie. In opdracht van Sanisale heeft [gedaagde] werkzaamheden verricht in de badkamer van [eiser] . Of sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens [eiser] is afhankelijk van tal van omstandigheden (Hoge Raad 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9069), zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt.
5.2.
Deze norm wordt meer specifiek uitgewerkt voor de aansprakelijkheid van de onderaannemer jegens de opdrachtgever van de hoofdaannemer in het arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT7496), waarin is overwogen dat de onderaannemer in het algemeen binnen bepaalde grenzen rekening dient te houden met de belangen van de opdrachtgever en de opdrachtgever er in het algemeen op mag vertrouwen dat de onderaannemer dat doet. Een wanprestatie van de onderaannemer jegens de hoofdaannemer levert op zichzelf nog geen onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever op. Er dienen bijzondere omstandigheden te worden gesteld die het oordeel rechtvaardigen dat de onderaannemer onrechtmatig heeft gehandeld jegens de opdrachtgever. De kantonrechter acht deze norm toepasselijk, ook al bestrijdt [gedaagde] dat sprake is van onderaanneming, nu ter beoordeling van de vraag of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld wel relevant is in hoeverre hij rekening heeft gehouden met de belangen van [eiser] .
5.3.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] onvoldoende bijzondere omstandigheden heeft gesteld die maken dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Weliswaar heeft [gedaagde] niet onderzocht of er waterleidingen achter de montagepunten van de douchedeur lopen, maar zij heeft wel aan [eiser] voldoende duidelijk gemaakt dat die er wel zouden kunnen zitten en er dus een risico bestond dat daar doorheen geboord zou kunnen worden. Op het inmeetformulier heeft [gedaagde] immers duidelijk gewaarschuwd door opname van de tekst:
“Opdrachtgever geeft hierbij ook aan dat de monagepunten niet gehinderd worden door niet zichtbare leidingen.”
5.4.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij dit heeft gelezen en daar met [naam] ook over heeft gesproken. [eiser] zou tegen [naam] hebben gezegd dat hij niet wist waar de waterleidingen in de badkamer liepen. Het inmeetformulier heeft hij echter wel getekend omdat [naam] zou hebben aangegeven dat de douchedeur zonder zijn akkoord niet gemonteerd zou kunnen worden. [eiser] was er echter van op de hoogte dat [gedaagde] ook geen onderzoek naar de waterleidingen heeft gedaan en hij kon er dus niet op vertrouwen dat er met de montage van de douchedeur geen waterleiding geraakt zou kunnen worden. Hiermee heeft [eiser] bewust het risico genomen dat er bij de plaatsing van de deur alsnog in een leiding zou worden geboord.
5.5.
[gedaagde] is op 25 november 2022 langs geweest om de douchedeur te monteren. Dit is meer dan vijf weken na de inmeetafspraak van 17 oktober 2022. Ook al zou [eiser] op 25 november 2022 door de opmerking van [naam] druk hebben ervaren om het inmeetformulier te ondertekenen, dan had [eiser] zelf daarna in de tussenliggende periode nader onderzoek kunnen doen of laten doen naar de wijze waarop de waterleidingen in de badkamer lopen en daar [gedaagde] nader over hebben kunnen informeren. Dit had kunnen voorkomen dat door de waterleiding zou zijn geboord en de schade zou zijn geleden. Door dit na te laten heeft [eiser] het risico dat in de leiding zou worden geboord, zelf genomen.
5.6.
Al met al is [eiser] door [gedaagde] voldoende gewaarschuwd en heeft hij zelf het risico op de doorboring genomen. Daardoor behoort de ontstane schade voor zijn eigen rekening te komen.
5.7.
De overige argumenten van [eiser] over de houding van en/of communicatie met [gedaagde] zijn evenmin bijzondere omstandigheden die maken dat sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde] .
5.8.
Op grond van het voorgaande worden de vorderingen van [eiser] afgewezen.
5.9.
Nu geoordeeld wordt dat [gedaagde] niet onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, kan de beoordeling van de vraag of [gedaagde] aansprakelijkheid in de algemene voorwaarden heeft uitgesloten, achterwege blijven.
Proceskosten
5.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 398,00 (1 punt x tarief € 199,00)
- nakosten
€ 99,50
Totaal € 497,50
5.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 497,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel
6:119 BW over € 398,00 met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol en in het openbaar uitgesproken op
19 december 2023.