ECLI:NL:RBOVE:2023:5220

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
08-321053-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terbeschikkingstelling van verdachte na bewezen bedreiging, mishandeling en brandstichting

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan bedreiging, mishandeling en opzettelijk brand stichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1988, zijn vader heeft bedreigd met een mes op 22 mei 2022 en op 8 juni 2022 een andere persoon heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag brand gesticht in een instelling, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, maar heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van feit 4, omdat er geen klacht was ingediend door het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd, gebaseerd op rapportages van deskundigen die wijzen op schizofrenie en een stoornis in het middelengebruik. Hierdoor is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en is ter beschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd, waaronder het meewerken aan medicatie en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor intensieve behandeling in een klinische setting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-321053-22 (P)
Datum vonnis: 19 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in P.I. Zwolle (PPC).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Reah en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zijn vader [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood, dan wel met zware mishandeling;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3: opzettelijk brand heeft gesticht waardoor een bank (gedeeltelijk) is verbrand, dan wel dat hij die bank, toebehorende aan Dimence, heeft vernield;
feit 4: een deur en/of kozijn, toebehorende aan zijn vader [slachtoffer 1], heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Wilsum in gemeente Kampen [slachtoffer 1], vader van verdachte, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes, in elk geval een scherp voorwerp in de hand te nemen en/of dat mes op die [verdachte] te richten;
2.
hij op of omstreeks 8 juni 2022 te Almelo [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] (met kracht) bij de nek te pakken/grijpen en/of
- (vervolgens) de nek van die [slachtoffer 2] dicht te drukken en/of
- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 2] een of meerdere malen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam, te slaan (waardoor de bril van die [slachtoffer 2] op de grond kapot is gevallen) en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] aan de blouse, althans de kleding te trekken (waardoor de blouse is gescheurd);
3.
hij op of omstreeks 8 juni 2022 te Almelo opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meerdere boek(en), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een bank, althans meubilair, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het gebouw van Dimence (gelegen aan [adres 1]), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2022 te Almelo opzettelijk en wederrechtelijk een bank, althans meubilair, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dimence ([adres 1]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 6 december 2022 te Wilsum in de gemeente Kampen opzettelijk en wederrechtelijk (onderdelen van) een deur en/of een kozijn, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], vader van verdachte, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De officier van justitie en de raadsman hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van feit 4 nu de klacht ten aanzien van de onder dit feit tenlastegelegde gedragingen ontbreekt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is, behalve in de vervolging van feit 4. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het dossier ontbreekt een klacht van [slachtoffer 1], de vader van verdachte, ten aanzien van de onder feit 4 opgenomen gedragingen. Het dossier bevat ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde slechts een aangifte van [slachtoffer 1]. Deze aangifte bevat geen verzoek tot vervolging en is overigens niet gedaan tegenover een (hulp)officier van justitie. De in het dossier aanwezige klacht van 7 december 2022 van [slachtoffer 1] ziet slechts op het in de vijver gooien van zijn telefoon door verdachte.
Gezien het bovenstaande zal de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van feit 4.
3.4
De schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De bedreiging is van dien aard en heeft onder zodanige omstandigheden plaatsgevonden dat bij aangever redelijkerwijs de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Verdachte heeft hier ook (in ieder geval voorwaardelijk) opzet op gehad. Het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde kan ook wettig en overtuigend worden bewezen. Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde kan echter niet bewezen worden dat gemeen gevaar voor het gebouw van Dimence is ontstaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat later is gebleken dat aangever zijn aangifte wilde intrekken, maar dat hij zich verplicht voelde om aangifte te doen om hulp voor zijn zoon te krijgen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het mes wel vast heeft gehouden, maar dat hij zijn vader niets wilde aandoen. Hij heeft de bedreiging in scène gezet om hulp te krijgen. Zorginstelling Dimence had verdachte namelijk verteld dat hij alleen hulp kon krijgen wanneer de situatie dreigend zou zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 22 mei 2022 was verdachte in de woning van zijn vader, aangever [slachtoffer 1]. Verdachte was boos op aangever. Verdachte schreeuwde en liep vanuit de keuken naar aangever met een broodmes in zijn handen. Verdachte keek verdwaasd uit zijn ogen en ging voor aangever staan met het broodmes naar hem toe gericht. Verdachte heeft bekend dat hij het mes heeft vastgehouden.
De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling onder meer is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid vrees
kon ontstaandat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. [1]
In het onderhavige geval heeft verdachte door het tonen van het mes in de richting van aangever een handeling verricht die qua aard bedreigend is. De omstandigheden waaronder verdachte deze uitingen heeft gedaan, te weten terwijl hij aan het schreeuwen was en verdwaasd uit zijn ogen keek, maakt dat door die bedreiging de redelijke vrees kon ontstaan dat hij een misdrijf zou plegen. Aangever heeft bovendien op de dag van het incident verklaard dat hij zich op dat moment onveilig en bedreigd voelde. Dat later is gebleken dat aangever de aangifte wilde intrekken, maakt dit niet anders. Dat verdachte zijn vader niet daadwerkelijk iets wilde aandoen, maakt dit ook niet anders.
4.3.2
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] :
het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 december 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juni 2022, pagina 5 en 6.
4.3.3
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [3] :
het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 december 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 9 juni 2022,
pagina 12.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1, 2 en 3 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 mei 2022 te Wilsum in de gemeente Kampen [slachtoffer 1], vader van verdachte, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door een mes in de hand te nemen en dat mes op die [verdachte] te richten;
2.
hij op 8 juni 2022 te Almelo [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] bij de nek te pakken en
- vervolgens de nek van die [slachtoffer 2] dicht te drukken en
- vervolgens die [slachtoffer 2] in het gezicht en tegen het lichaam te slaan (waardoor de bril van die [slachtoffer 2] op de grond kapot is gevallen) en
- vervolgens die [slachtoffer 2] aan de blouse te trekken (waardoor de blouse is gescheurd);
3.
hij op 8 juni 2022 te Almelo opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met boeken, ten gevolge waarvan een bank gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157, 285 en 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde en heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte (verminderd) toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard. Verdachte heeft verklaard een korte periode niet zichzelf te zijn geweest. Sinds de plaatsing in de penitentiaire inrichting gaat het goed en slikt hij de juiste medicatie. Subsidiair kan verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar worden verklaard.
Klinisch psycholoog A. Langes, onder supervisie van GZ-psycholoog J. Heerschop, en psychiater A.C.M. Kleinsman hebben rapportages opgesteld over de persoon van verdachte (d.d. 2 augustus 2023 respectievelijk 15 augustus 2023). De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
De psychiater heeft gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van schizofrenie en een stoornis in het middelengebruik. Vanaf 2018 is verdachte veelvuldig opgenomen geweest, waarbij hij het zelden eens was met zijn behandelaren bij Dimence. Uiteindelijk heeft Dimence besloten verdachte niet verder te behandelen. Het psychotisch toestandsbeeld heeft een belangrijke rol gespeeld bij de tenlastegelegde feiten, waardoor keuzes die verdachte in feite wel had, niet in hem zijn opgekomen. Hij voelde zich zodanig bedreigd, ook door de behandelaars van Dimence, dat hij overging tot onder meer agressie. Het handelen had een doel, maar dit doel kwam met name voort uit psychotische belevingen. Het gebruik van middelen heeft de psychose mogelijk verergerd, maar is niet de oorzaak van het handelen.
De psycholoog heeft gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van complexe psychiatrische problematiek in de vorm van schizofrenie en een stoornis in middelengebruik. De psychiatrische problematiek bestaat uit langdurige psychotische episoden, middelenproblematiek en mede daarmee samenhangende problemen in persoonlijkheidsdynamiek. Verdachte heeft ten tijde van het onderzoek geen spijt getoond en vindt het gezien zijn eerdere ervaringen met de GGZ rechtvaardig om op te komen voor zijn eigen belang. Hij neemt nog weinig afstand van zijn waan waarin hij ernstig benadeeld wordt. Verdachte was al langere tijd psychotisch, achterdochtig, angstig en boos dat het hem niet lukte om langdurige zorg te krijgen. De bij verdachte langer levende neiging om niet open te zijn over hetgeen in hem omgaat, zorgt voor gedrag dat duidt op toenemende psychotische ontregeling. De inhoud van de wanen zorgt daarnaast voor het niet in vertrouwen kunnen nemen van anderen zonder hen in gevaar te brengen. Onder de huidige omstandigheden, met de juiste instelling op depot medicatie en geen middelengebruik, is nog steeds sprake van wanen. Verdachte was ten tijde van alle tenlastegelegde feiten langdurig psychotisch, waarbij behandeling niet van de grond kwam. Hij werd ten tijde van de tenlastegelegde feiten dusdanig beïnvloed door psychotische symptomen dat zijn denken en handelen volledig gestuurd werden door paranoïde overtuigingen, boosheid en angst.
Op grond van het voorgaande adviseren beide deskundigen de tenlastegelegde gedragingen in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de adviezen van de deskundigen verenigen en zal deze dan ook volgen.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank acht verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging van de (gemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden gevorderd, waarbij de voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsadvies dienen te worden opgelegd. Het meewerken aan het innemen van medicatie dient als aanvullende voorwaarde te worden opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van de gevorderde tbs-maatregel en de daaraan verbonden voorwaarden te bevelen. Daarnaast dient aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr (GVM) te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde van een klinische opname. Verdachte zou ambulant begeleid kunnen worden. Subsidiair is verdachte bereid om zich te houden aan voorwaarden in het kader van een (gemaximeerde) tbs-maatregel. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de GVM.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Omdat verdachte niet strafbaar is, kan hem voor de bewezenverklaarde feiten geen straf worden opgelegd. Bij de beslissing of aan verdachte de tbs-maatregel moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, maar de rechtbank heeft zich met name laten leiden door de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn vader bedreigd door een mes op hem te richten. Met zijn handelswijze heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van zijn vader. Het is invoelbaar dat deze bedreiging met een potentieel dodelijk steekwapen grote indruk op zijn vader heeft gemaakt. Zijn vader heeft ook verklaard dat hij zich onveilig voelde.
Daarnaast heeft verdachte, tijdens een opname bij de instelling Dimence, een psychiater mishandeld door haar met kracht bij de keel te pakken, de keel dicht te drukken, in het gezicht te slaan en aan haar blouse te trekken. Bij het slachtoffer zijn vlak na de mishandeling rode striemen in haar nek waargenomen. Tijdens de mishandeling is de bril van het slachtoffer op de grond kapot gevallen en is haar blouse kapot gescheurd. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijk integriteit van het slachtoffer geschonden, hetgeen de rechtbank ernstig acht, te meer omdat het slachtoffer veilig haar werk moet kunnen doen zonder met dergelijk gedrag te maken te krijgen.
Verdachte heeft in diezelfde instelling opzettelijk brand gesticht door boeken onder een bankstel in brand te steken. Bij die brand is gemeen gevaar voor goederen ontstaan. Dit is een ernstig feit, omdat brandstichting veel gevaar veroorzaakt en doorgaans ook veel schade veroorzaakt. Ook brengt het veel schrik teweeg in de samenleving. Dit geldt temeer in deze zaak, waar de brand werd gesticht in de instelling. Het is goed voorstelbaar dat dit bij de overige bewoners en personeel voor veel onrust, angst en gevoelens van onveiligheid heeft gezorgd.
Hoewel verdachte al deze handelingen heeft begaan, kunnen deze hem niet worden toegerekend vanwege de psychotische ontregeling waarin hij verkeerde.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte, de hiervoor genoemde rapportages en het maatregelrapport van de reclassering.
- pro Justitia-rapportages
De psychiater heeft gerapporteerd dat verdachte vanaf 2019 wisselend verplichte zorg heeft gekregen. Dimence heeft tussen 30 juni 2022 en 16 februari 2023 signalen afgegeven dat het toestandsbeeld qua risico op agressie jegens anderen en zichzelf verslechterde. Psychiater Gorter van de penitentiaire inrichting heeft aangegeven dat onder het huidige depot het psychotisch gedrag is verbeterd. Bij vermindering van medicatie verslechtert dit gedrag echter weer. Gelet op de achteruitgang in functioneren, beschermen de bovengemiddelde intelligentie van verdachte en de hechte band met zijn ouders hem slechts in beperkte mate.
Enigszins beschermend is dat hij zich verbaal goed uit kan drukken. De ouders van verdachte twijfelen of hij zijn woning nog kan aanhouden. Er zou overlast bij de buren zijn veroorzaakt en de huurachterstand zou problematisch zijn. Deze situatie van dreigende dakloosheid en mogelijk daarmee gepaard gaande stress, kan een ongunstige invloed hebben op de aandoeningen van verdachte. Gezien wordt dat wanneer verdachte zich aan de psychiatrische behandeling onttrekt, zijn psychose toeneemt en zijn gedrag ontregelt, met voornamelijk agressie en/of bedreiging. Het beloop geeft aan dat het risico dat verdachte zich opnieuw aan behandeling zal onttrekken hoog is. Daarmee is ook het recidiverisico hoog. Door de psychiater wordt geadviseerd om verdachte – gelet op de behandelgeschiedenis in de reguliere GGZ – te behandelen in een klinische setting met forensische titel. Verdachte is geïndiceerd voor het forensisch psychiatrisch circuit, waarbij gedacht wordt aan een forensisch psychiatrische kliniek (FPK). De verwachting is dat verdachte tussen de zes maanden en twee jaar in klinische setting zal verblijven, omdat het instellen op medicatie tijd vergt, evenals het vaststellen van een delictscenario en interventies om recidive te voorkomen. Aansluitend is een behandeling in ambulante setting geïndiceerd, waarbij waarschijnlijk in eerste instantie een beschermde woonvoorziening noodzakelijk zal zijn. Nu verdachte nauwelijks ziekte-inzicht heeft en zich waarschijnlijk snel aan behandeling zal onttrekken, worden bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf onvoldoende geacht. De psychiater acht een tbs met voorwaarden noodzakelijk. Daarbij is het noodzakelijk dat verdachte zich bereid verklaart de voorwaarden na te komen. Indien het niet lukt om tot overeenstemming te komen, dan resteert nog het kader van de tbs met dwangverpleging.
De psycholoog heeft gerapporteerd dat verdachte in stabiele periodes een sociaal en actief persoon is. Het recidiverisico ontstaat dan ook wanneer sprake is van een psychotische ontregeling. Het vermogen van verdachte om zijn symptomen te maskeren, hetgeen samenhangt met zijn neiging niet alles met anderen te delen, heeft bijgedragen aan het niet tijdig ingrijpen in zijn ziekteproces. De snelle psychotische decompensatie die bij verdachte volgt op middelengebruik draagt eveneens bij aan het recidiverisico. De deels instabiele relaties en de moeizame aanpassing aan school en werk dragen ook bij aan dit risico. Daarnaast vormt het een risico dat verdachte zijn problemen grotendeels ontkent en de oorzaak buiten zichzelf legt. Zijn toekomstplannen zijn onvoldoende realistisch en het sociale netwerk is zeer beperkt. Het contact met zijn ouders is enerzijds beschermend, maar anderzijds hebben de ouders nog te weinig inzicht in de problematiek. Er is een hoog tot matig risico dat verdachte opnieuw tot gewelddadig gedrag zal komen. De psycholoog acht het recidiverisico hoog indien geen adequate behandeling wordt geboden. De reguliere GGZ lijkt onvoldoende toegerust om verdachte te ondersteunen. Het huidige dwangkader binnen de penitentiaire inrichting met regelmatige toediening van een antipsychoticum zorgt voor enige stabiliteit. Verdachte heeft een intensieve klinische behandeling nodig gericht op zijn psychotische stoornis in combinatie met de verslavingsproblematiek. De psycholoog adviseert verdachte in het kader van een tbs met voorwaarden op te laten nemen in een FPK met als voorwaarden het accepteren van depotmedicatie en abstinentie van middelen met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht. Mocht verdachte zich hiertoe niet bereid verklaren of zich niet inspannen, dan adviseert de psycholoog hem een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
- Het maatregelrapport van de reclassering
Reclasseringswerker de heer [naam] heeft op 24 november 2023 een tbs-maatregelrapportage opgesteld.
De reclassering onderschrijft de risicoanalyses vanuit de Pro Justitia-rapportages en is van mening dat een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden onvoldoende toereikend is om het risico in te perken. In overeenstemming met de deskundigen adviseert de reclassering ook een behandeltraject in de vorm van een tbs met voorwaarden. De reclassering adviseert hierbij diverse voorwaarden op te leggen, waarbij wordt aangegeven dat verdachte op 20 december 2023 terecht kan bij de FPK te Assen. Daarnaast wordt geadviseerd om de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De reclassering adviseert verder om een GVM op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na afloop van de tbs-maatregel. Verdachte heeft in drie gesprekken met de reclassering aangegeven zich te willen houden aan de voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de adviezen van de deskundigen en hun conclusies over het hoge recidiverisico is een intensieve behandeling met het oog op het terugdringen van de hoge recidivekans in een gedwongen kader noodzakelijk. De rechtbank kan zich met de adviezen van de deskundigen en de reclassering verenigen en zal deze dan ook volgen.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag, zoals geadviseerd door de reclassering, dienen te worden gesteld. In aanvulling op de voorwaarden van de reclassering dient als voorwaarde opgenomen te worden dat verdachte moet meewerken aan de inname van medicatie.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel, zoals bedoeld in artikel 37a Sr, is voldaan. Bedreiging behoort tot de misdrijven die in het eerste lid van dit artikel specifiek wordt benoemd. Brandstichting is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Bij verdachte bestond blijkens de rapportages van de gedragsdeskundigen ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verder eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel. Immers, verdachte heeft onder meer zijn vader bedreigd met een mes en een psychiater aangevallen door haar bij de nek te grijpen. Zowel de pro Justitia rapporteurs als de reclassering achten het risico op recidive hoog als geen passende behandeling in een klinische setting met een forensische titel plaatsvindt. Een intensieve behandeling in een gedwongen kader is noodzakelijk voor het terugdringen van het recidiverisico. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij bereid is de door de reclassering geformuleerde voorwaarden na te leven.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e lid 1 Sr.
De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafmotivering, in onderling verband en samenhang bezien, en met name gezien de samenhang tussen de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank houdt bij dit oordeel daarnaast rekening met het feit dat uit de persoonlijkheidsonderzoeken naar voren is gekomen dat onder de huidige omstandigheden, met de juiste instelling op medicatie en bij abstinentie van het gebruik van middelen, nog steeds sprake is van wanen. Nu verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd onder invloed van deze wanen, is het (toekomstige) gedrag van verdachte onvoorspelbaar. Het risico en de kans dat verdachte tot (fysiek) agressieve handelingen overgaat is groot. De rechtbank neemt in deze ook mee dat de poging tot verwurging van de psychiater van Dimence, [slachtoffer 2], door de officier van justitie als eenvoudige mishandeling ten laste is gelegd, maar dat had ook een zwaardere variant van een agressiedelict kunnen zijn. Uit het feitencomplex betreffende feit 2 concludeert de rechtbank dat verdachte in staat kan zijn, onder invloed van zijn ziekte, tot ernstig fysiek agressief gedrag.
Uit het voorgaande volgt dat in de onderhavige zaak geen sprake is van een gemaximeerde tbs-maatregel. De totale duur van de maatregel kan daarom – indien de tbs met voorwaarden zou worden omgezet naar tbs met verpleging van overheidswege – een periode van vier jaren te boven gaan.
De rechtbank zal, gelet op het hoge recidiverisico, bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Om het recidivegevaar in te perken kan een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr worden opgelegd. Nu de tbs-maatregel aan verdachte wordt opgelegd, en de bescherming van de veiligheid van anderen dit nodig maakt, is aan de voorwaarden voor het opleggen van de GVM voldaan en de rechtbank zal de maatregel opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 38, 38a, 38z en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling;
feit 2het misdrijf:
mishandeling;
feit 3het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaatverdachte daarvoor
van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:

1.dat verdachte geen strafbare feiten zal plegen;2dat verdachte zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht Deze medewerking houdt onder andere in:- dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;- dat verdachte een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs als bedoel in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;- dat verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering houdt. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;- dat verdachte de reclassering een actuele foto geeft waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;- dat verdachte medewerking verleent aan huisbezoeken;- dat verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;- dat verdachte zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;- dat verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;3dat, als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, verdachte voor een time-out kan worden opgenomen in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) of andere instelling Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;4dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat zonder toestemming van de reclassering;5dat verdachte actief deelneemt aan de Leefstijltraining middelengebruik of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik De reclassering bepaalt welke training het precies wordt Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;6dat verdachte zich laat opnemen in FPK Assen of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing De opname start20 december 2023. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;7dat verdachte zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;8dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod De controle gebeurt met urineonderzoek De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;9dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;10dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;11dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;12dat verdachte meewerkt aan het innemen van medicatie wanneer dit nodig wordt geacht door de zorgverlener;

- geeft opdracht aan Reclassering Nederland verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat deze maatregel en de bijbehorende voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.J. Sangers-de Jong en
mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022254531. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1

1.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 22 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Omstreeks 12:50 uur kwam [verdachte] met een broodmes uit de keuken lopen en liep naar mij toe. Hij ging voor mij staan met het mes naar mij toe gericht. Hij keek verdwaasd uit zijn ogen. Ik voelde me niet veilig. Ik voelde me bedreigd.

2.

Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die verbalisanten:
Op 22 mei 2022 reden wij in een opvallend dienstvoertuig. Omstreeks 13:20 uur kregen wij van de meldkamer het verzoek om te gaan naar de [adres 2]. In dat pand zou melder bedreigd worden door zijn zoon. Ter plaatse spraken wij in de achtertuin een man die opgaf te zijn: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats]. Ondertussen sprak ik, verbalisant [verbalisant 1], de vader van [verdachte]. Hij verklaarde dat [verdachte] vandaag in de woning van aangever was. Dat [verdachte] merkbaar gefrustreerd en opgefokt was. Aangever verklaarde dat [verdachte] op een gegevens moment zo boos was dat hij schreeuwde naar aangever. Aangever verklaarde dat [verdachte] hierop een broodmes pakte en deze in de richting van aangever hield.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 december 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb het keukenmes wel in mijn handen gehad.

Voetnoten

1.HR 07-06-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022254531. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Idem.