Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsmotivering
reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige productie van papier en het slib bestaat niet uit een mengsel van geschoond papiercellulose en oppervlaktewater, maar een
afvalstof die overblijft na het zuiveren van het afvalwater van papierfabrieken die papier recyclen. Bovendien is op geen enkele wijze duidelijk hoe dit slib zou voldoen aan de in de artikelen 9 tot en met 15 van het UBM gestelde landbouwkundige en milieueisen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een verhandelbare meststof en is covergisting van dit papierslib evenmin toegestaan. De rechtbank overweegt daarbij dat op de begeleidingsbrieven bij de vrachten papierslib een Euralcode werd vermeld, een code die op afvalstoffen duidt. [bedrijf 10] zag het zelf ook als afvalstof. Dat wordt naast het gebruik van de code ook bevestigd door [naam 10] en [naam 11], die namens [bedrijf 10] hebben verklaard: ‘
Het slib is industrieel afval’. [33]
kanhebben, is niet van belang of onbekende variabelen verandering kunnen brengen in de koperconcentratie. De rechtbank concludeert dan ook dat door het bemiddelen in de afzet van papierslib met een kopergehalte hoger dan 75 mg/kg droge stof, als co-product voor de co-vergisting, nadelige gevolgen voor het milieu
kondenontstaan.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.55, eerste lid aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
6.De strafbaarheid van verdachte
‘Een iederdie handelingen met betrekking tot afvalstoffen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of konden ontstaan,is verplicht alle maatregelen te nemenof na te latendie redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.55, eerste lid aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
een geldboete van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro);
€ 12.500,00 (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.