Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt de weigering van verweerder om de private schuld van eiseres aan M.J. Plasmeijer over te nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat de weigering van verweerder om de private schuld van eiseres van € 25.250,- aan de heer M.J. Plasmeijer over te nemen, omdat deze niet is vastgelegd in een notariële akte, ongekend onterecht is. Zij stelt dat zij de schuld is aangegaan uit noodzaak om haar gezin draaiende te houden, nadat haar kinderopvangtoeslag is beëindigd. Dat een notariële akte noodzakelijk is om de private schuld voor compensatie in aanmerking te laten komen, was destijds niet bekend en zij kon er daarom ook geen rekening mee houden. Eiseres wijst erop dat dit pas in regels is bepaald, lang nadat zij de geldlening is aangegaan. Eiseres is dan ook van mening dat deze eis haar nu niet tegengeworpen kan worden. Ter onderbouwing van de lening heeft eiseres een leningsoverzicht en stortingsbewijzen overgelegd. Wat betreft de opeisbaarheid op 1 juni 2021 heeft eiseres ter zitting verwezen naar een brief van 9 april 2021. Ook ten aanzien van deze voorwaarde vindt eiseres, zo begrijpt de rechtbank, dat deze niet mag worden gesteld.
8. Verweerder heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat hij terecht het verzoek van eiseres voor overname van haar private schuld heeft afgewezen, omdat deze niet voldoet aan het wettelijke vereiste dat deze notarieel is vastgelegd en daarnaast ook uit de stukken in beroep niet is gebleken dat de lening op 1 juni 2021 opeisbaar was.
9. Allereerst is de vraag aan welke regels in deze zaak moet worden getoetst. Het bestreden besluit is genomen op grond van het Besluit, omdat op dat moment de Wht nog niet in werking was getreden. Zoals in rechtsoverweging 2 is vermeld, is deze regeling per 2 november 2022, met terugwerkende kracht tot en met 29 oktober 2021, opgenomen in afdeling 4.1. van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank vindt daarom dat, nu het primaire besluit en het bestreden besluit dateren van na 29 oktober 2021, aan de Wht moet worden getoetst.
10. Niet in geschil is dat de geldschuld van eiseres is aan te merken als een geldschuld die niet is ontstaan door een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf verrichte rechtshandeling van de schuldeiser en daarmee onder de reikwijdte valt van artikel 4.1, derde lid, aanhef en onder b, van de Wht. Evenmin is in geschil dat de schuld is ontstaan tussen 1 januari 2006 en 1 juni 2021. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden dat de schuld opeisbaar was op 1 juni 2021 én dat de schuld is vastgelegd in een notariële akte.
11. Wat betreft de opeisbaarheid stelt de rechtbank vast dat in de door de heer Plasmeijer aan eiseres verzonden brief van 9 april 2021, waarnaar ter zitting is verwezen, niet het gehele geleende bedrag of gedeelten daarvan worden opgeëist. Er wordt slechts aan eiseres verzocht na te denken over een oplossing, zodat zij kan gaan aflossen. De rechtbank is van oordeel dat van opeisbaarheid op 1 juni 2021 daarom geen sprake is. Wat betreft de voorwaarde van een notariële akte is niet in geschil dat de schuld niet in een dergelijke akte is vastgelegd of blijkt uit een rechterlijke uitspraak. De geldschuld van eiseres voldoet daarmee niet aan de wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor overname door verweerder.
12. In het betoog van eiseres dat verweerder deze wettelijke voorwaarden buiten beschouwing had moeten laten omdat dit tot onevenredige nadelige gevolgen voor haar leidt, leest de rechtbank een beroep op het evenredigheidsbeginsel.
13. Omdat de toetsingsbepalingen zijn opgenomen in een wet in formele zin (de Wht) staat artikel 120 van de Grondwet eraan in de weg dat de rechter deze bepalingen toetst aan algemene rechtsbeginselen, zoals het evenredigheidsbeginsel. Uit de rechtspraakvolgt echter ook dat in bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever aanleiding kan bestaan om alsnog de wettelijke bepaling buiten toepassing te laten. Dat is het geval indien die niet verdisconteerde bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven.
14. De rechtbank oordeelt dat van dergelijke bijzondere omstandigheden in dit geval geen sprake is. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de eisen voor het overnemen van een informele schuld, waaronder de eis van een notariële akte en de opeisbaarheid van de schuld, uitdrukkelijk ter discussie hebben gestaan. Hoewel uit de parlementaire stukken blijkt dat hierover verschillend werd gedacht, moet met de vaststelling van de Wht in de huidige vorm, de wetgever worden geacht bewust te hebben gekozen om de daarin genoemde eisen voor het overnemen van een informele schuld te willen stellen. Gesteld noch gebleken is dat de verwachting is dat deze wettelijke eisen zullen komen te vervallen. Nu hiermee niet aan het hiervoor onder 13 weergegeven criterium voldaan is, is er voor de rechtbank geen ruimte de wet buiten toepassing te laten.
15. Het betoog van eiseres dat de regels en voorwaarden aangaande de overname van private schulden zijn opgesteld na het ontstaan van de schuld, waardoor partijen daar geen rekening mee konden houden bij het afsluiten van de geldleenovereenkomst, kan niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank kan zich voorstellen dat eiseres dit naar voren brengt, maar aan een hersteloperatie is inherent dat eerst op dat latere herstelmoment wordt besloten welke herstelmaatregelen worden getroffen. Het is aan de wetgever om hierin een keuze te maken. Indien dit, zoals in dit geval, is gebeurd middels een formele wet kan, indien niet aan het in overweging 13 weergegeven criterium is voldaan, deze wet niet buiten toepassing worden gelaten.
16. De rechtbank concludeert uit het bovenstaande dat verweerder het verzoek van eiseres om haar private schuld over te nemen heeft mogen afwijzen.