ECLI:NL:RBOVE:2023:5075

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
71.196007.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van drugshandel en voorbereidingen voor import van cocaïne

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van drugshandel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drieënhalf jaar voor zijn rol in de import van ongeveer 1650 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, voorbereidingen heeft getroffen voor het binnenbrengen van deze hoeveelheid cocaïne in Nederland, en dat hij betrokken was bij het vervoeren van de drugs vanuit Zuid-Amerika naar Europa. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 5 december 2023, waar de officier van justitie en de verdediging een afdoeningsvoorstel hebben gedaan, dat door de rechtbank is goedgekeurd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging, die onder andere het opzettelijk vervoeren en voorbereiden van de drugshandel omvatte. De rechtbank heeft geen redenen gezien om af te wijken van het afdoeningsvoorstel, dat in overeenstemming is met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de schadelijke gevolgen van drugshandel voor de volksgezondheid en de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.196007.22 (P)
Datum vonnis: 12 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1967 in [geboorteplaats] (Suriname),
nu verblijvende in de P.I. Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.R.V. Out en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat in Doorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 5 december 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich (samen met anderen) schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:het voorbereiden en/of bevorderen van het binnen en/of buiten van Nederland brengen en het vervoeren van 1650 kilogram cocaïne;
feit 2:het vervoeren van 1650 kilogram cocaïne.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode 28 augustus 2020 tot en met 8 maart 2021 te Nieuwersluis en/of te Breukelen en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland en/of te Barcelona en/of Valencia en/of in de Golf van Biskaje, althans (elders) in (de territoriale wateren in) Spanje en/of te Suriname, en/of de wateren tussen Suriname en Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (ongeveer) 1650 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van

een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,

- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- een coördinerende rol te vervullen tussen enerzijds de groepering die verantwoordelijk is voor het schip, genaamd [naam], en het faciliteren van het transport en anderzijds de groepering die verantwoordelijk is voor het leveren van cocaïne vanuit Zuid-Amerika en het aan het land brengen van de cocaïne in
Europa, en/of
- via Sky ECC berichten uit te wisselen met andere betrokkenen inzake de verkenning, en/of invoer, en/of lossing, en/of logistieke en/of administratieve afhandeling van de cocaïnetransporten en/of
- één of meerdere keren naar Barcelona en/of Valencia en/of elders in Spanje en/of naar Turkije af te reizen om aldaar contacten te onderhouden en/of voorbereidingen voor de cocaïnetransporten te treffen en/of
- één of meer (aan)betalingen te (laten) verrichten ten behoeve van de cocaïnetransporten
feit 2
hij in of omstreeks de periode 28 augustus 2020 tot en met 8 maart 2021 te Nieuwersluis en/of te Breukelen en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland en/of te Barcelona en/of Valencia en/of in de Golf van Biskaje, althans (elders) in (de territoriale wateren in) Spanje en/of te Suriname, en/of de wateren tussen Suriname en Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1650 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Het afdoeningsvoorstel

Op 30 oktober 2023 zijn door de officier van justitie en de verdediging afdoeningsafspraken gemaakt. Deze afspraken zijn in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van die afspraken. De officier van justitie heeft ter zitting in aanvulling op het afdoeningsvoorstel partieel vrijspraak gevorderd voor de onder feit 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen ten aanzien van het binnen en/of buiten Nederland brengen van de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de straf wordt opgelegd met aftrek van voorarrest. De raadsman en verdachte hebben ter zitting verklaard met deze wijzigingen in te stemmen. Het (gewijzigde) gezamenlijk voorstel voor afdoening van de zaak is aan de rechtbank voorgelegd.
Het afdoeningsvoorstel houdt in een bewezenverklaring en een strafoplegging, zoals hierna omschreven:
  • een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2;
  • een strafeis van een gevangenisstraf voor de duur van drieënhalf jaar.
Verder is overeengekomen dat:
  • de verdediging geen onderzoekswensen indient;
  • door de verdediging geen bewijsverweren worden gevoerd;
  • verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
  • verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
  • zowel door de verdediging als het Openbaar Ministerie wordt afgezien van hoger beroep in deze zaak als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken, in die zin dat niet meer of minder dan drie maanden gevangenisstraf van de eis zal worden afgeweken.
Het afdoeningsvoorstel is met de officier van justitie, de raadsman en verdachte besproken op de zitting van 5 december 2023. Zij hebben allen bevestigd achter het voorstel te staan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het voorstel met zijn raadsman heeft besproken, dat hij bekend is met de inhoud van het afdoeningsvoorstel en de straf die wordt voorgesteld en dat hij daarmee akkoord gaat. Verdachte begrijpt wat de consequenties zijn als de rechtbank het voorstel volgt – in het bijzonder met betrekking tot zijn verdedigingsrechten – en hij accepteert de op te leggen straf zoals die is voorgesteld.
In dit vonnis staan de overwegingen over de artikelen 348 en 350 Sv voorop.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs

De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk is de zaak conform de tussen de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken af te doen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de door de Hoge Raad geformuleerde aandachtspunten die de strafrechter bij de beoordeling van procesafspraken in acht moet nemen. [1] Deze houden onder meer het volgende in:
  • de rechtbank houdt een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 Sv;
  • de verdachte is voorzien van rechtsbijstand;
  • de inhoud van het afdoeningsvoorstel is op de openbare terechtzitting besproken;
  • de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
De rechtbank is van oordeel dat, rekening houdend met de hiervoor genoemde aandachtspunten, het afdoeningsvoorstel recht doet aan de uitgangspunten van het Wetboek van Strafvordering en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en dat de belangen van zowel verdachte als de maatschappij met dit afdoeningsvoorstel voldoende zijn gewaarborgd. Nu de bewezenverklaring aansluit bij de bewijsmiddelen in het dossier en er geen slachtoffers bekend zijn in de zaak, ziet de rechtbank geen aanleiding van het afdoeningsvoorstel af te wijken.

6.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in het dossier bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode 28 augustus 2020 tot en met 8 maart 2021 te Nieuwersluis en/of te Breukelen en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland en/of te Barcelona en/of Valencia en/of in de Golf van Biskaje, althans (elders) in (de territoriale wateren in) Spanje en/of te Suriname, en/of de wateren tussen Suriname en Spanje,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk vervoeren van (ongeveer) 1650 kilogram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- een coördinerende rol te vervullen tussen enerzijds de groepering die verantwoordelijk is voor het schip, genaamd [naam], en het faciliteren van het transport en anderzijds de groepering die verantwoordelijk is voor het leveren van cocaïne vanuit Zuid-Amerika en het aan het land brengen van de cocaïne in
Europa, en/of
  • via Sky ECC berichten uit te wisselen met andere betrokkenen inzake de verkenning, en/of invoer, en/of lossing, en/of logistieke en/of administratieve afhandeling van de cocaïnetransporten en/of
  • één of meerdere keren naar Barcelona en/of Valencia en/of elders in Spanje en/of naar Turkije af te reizen om aldaar contacten te onderhouden en/of voorbereidingen voor de cocaïnetransporten te treffen en/of
  • één of meer (aan)betalingen te (laten) verrichten ten behoeve van de cocaïnetransporten;
feit 2
hij in de periode 28 augustus 2020 tot en met 8 maart 2021 te Nieuwersluis en/of te Breukelen en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland en/of te Barcelona en/of Valencia en/of in de Golf van Biskaje, althans (elders) in (de territoriale wateren in) Spanje en/of te Suriname, en/of de wateren tussen Suriname en Spanje,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1650 kilogram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

7.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de bewijsmiddelen in het dossier. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op dit vonnis, dat aan het verkort vonnis wordt gehecht.

8.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- het artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr),
- de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

9.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
10. De op te leggen straf of maatregel
10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – conform het afdoeningsvoorstel – gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drieënhalf jaar, met aftrek van voorarrest.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de straf conform het afdoeningsvoorstel op te leggen.
10.3
De gronden voor een straf of maatregel
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met het treffen van voorbereidingen voor de import van harddrugs vanuit Zuid-Amerika naar Spanje en het vervoeren van die harddrugs. Het gaat om een totale hoeveelheid van 1650 kilo cocaïne.
Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid en tot ernstige verslavingsproblematiek kunnen leiden met alle gevolgen van dien. Daarbij gaat drugshandel en het gebruik van drugs veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, waarvan de gevolgen vaak ernstig zijn. Verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en alleen ten behoeve van zijn eigen financiële gewin gehandeld.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat de voorgestelde straf valt binnen de bandbreedte van de straffen die normaliter in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde straf recht doet aan alle betrokken belangen. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal de straf dan ook opleggen conform het afdoeningsvoorstel.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3,5 (drieënhalf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. A.J. de Loor en mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023.
Buiten staat
mr. D.K. ten Cate is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252