5.12.De rechtbank is van oordeel, met de curator, dat [gedaagde 1] vanwege deze onttrekkingen als bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de gezamenlijke schuldeisers van [bedrijf 1] BV.
5.12.1.De rechtbank stelt vast dat, zoals de curator betoogt, geen rechtsgrond bestaat voor de bewuste betalingen door [bedrijf 1] BV; zowel de contante opnames door [gedaagde 1], als de overboekingen naar zijn privérekening, als de overboekingen naar [gedaagde 2] waren onverschuldigd.
5.12.2.[gedaagde 1] betwist dat de betalingen zonder rechtsgrond zijn gedaan, en ook [gedaagde 2] betwist dat geen rechtsgrond bestaat voor het door hem ontvangen deel van de betalingen. Op [gedaagde 1], en ook op [gedaagde 2], rust een verzwaarde motiveringsplicht in het kader van hun betwisting, zo oordeelt de rechtbank. In de gegeven omstandigheden mag worden verlangd dat zij voldoende feitelijke gegevens verstrekken die onderbouwen dat, en op welke gronden, [bedrijf 1] BV de betalingen verschuldigd was. Immers, vast staat dat de boekhouding van [bedrijf 1] BV - waarvan de curator afhankelijk is – ernstig gebrekkig is, omdat [gedaagde 1] zijn boekhoudplicht heeft verzaakt. De curator voert aan dat hij de boekhouding heeft doorzocht, maar dat daaruit niet blijkt op welke schulden de betalingen zouden zien. Dat de boekhouding hierin wel degelijk een behoorlijk inzicht biedt, is niet door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aannemelijk gemaakt. Daarentegen ligt voor de hand, en is ook niet door hen ontkend, dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de hand van hun eigen administratie (of bewaarde losse stukken) kunnen aantonen dat zij recht hadden op de door hen ontvangen betalingen, verondersteld dat [bedrijf 1] BV de betalingen daadwerkelijk aan hen was verschuldigd.
5.12.3.[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben nog geen begin van een behoorlijke onderbouwing aangeleverd van het bestaan van een rechtsgrond voor de betreffende betalingen. Ook niet nadat de rechtbank op hun verzwaarde motiveringsplicht had gewezen in de zittingsagenda die ruim voorafgaand aan de mondelinge behandeling met partijen is gedeeld.
5.12.4.[gedaagde 1] heeft niet eens benoemd wat volgens hem de rechtsgronden zijn voor de contante opnames en overboekingen. Bij gebreke van een behoorlijke toelichting wordt voorbijgegaan aan de opmerking van [gedaagde 1] dat hij de contante opnames (deels) heeft gebruikt om betalingen ten behoeve van [bedrijf 1] BV te doen.
5.12.5.[gedaagde 2] voert aan dat de rechtsgronden voor de betalingen die hij van [bedrijf 1] BV heeft ontvangen, gelegen zijn in hem toekomend salaris uit hoofde van zijn dienstverband, in verschuldigd loon voor transportopdrachten die door [bedrijf 1] BV aan [bedrijf 2] zijn uitbesteed, en in geldleningen die hij aan [bedrijf 1] BV heeft verstrekt. Echter, [gedaagde 2] heeft nagelaten om te specificeren welk van de door hem ontvangen betalingen door welk van de genoemde rechtsgronden wordt gerechtvaardigd. [gedaagde 2] heeft ook geen stukken ingebracht die het bestaan van deze rechtsgronden onderbouwen, zoals salarisstroken of facturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] BV. Anders dan [gedaagde 2] betoogt, kan de verschuldigdheid van de betalingen niet zonder meer worden afgeleid uit de omschrijvingen van de overboekingen, zoals vermeld op de rekeningafschriften die door de curator zijn overgelegd. De omschrijving die [gedaagde 1] aan een overboeking heeft meegegeven, maakt op zichzelf nog niet voldoende aannemelijk dat daadwerkelijk een met die omschrijving corresponderende rechtsgrond voor de overboeking bestaat. Daar komt bij dat, anders dan [gedaagde 2] suggereert, bij veel van de overboekingen naar [gedaagde 2] helemaal geen omschrijving is vermeld, of slechts een vage omschrijving die niet naar een specifieke schuld verwijst (bijvoorbeeld “
zoals afgesproken”).
5.12.6.Naar [gedaagde 1] moet hebben begrepen, heeft de onttrekking van de bewuste bedragen geleid tot benadeling van de gezamenlijke schuldeisers van [bedrijf 1] BV. Vanwege de onttrekkingen kon [bedrijf 1] BV niet meer aan haar schulden voldoen en was een faillissement onafwendbaar, zo heeft de curator onweersproken gesteld.
5.12.7.Gezien het voorgaande zijn de betreffende onttrekkingen zodanig onzorgvuldig dat [gedaagde 1] hiervan een ernstig verwijt treft.