ECLI:NL:RBOVE:2023:4965

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
ak_23_1546
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres na zwangerschapsverlof

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV om haar per 1 september 2022 geen ZW-uitkering toe te kennen. Eiseres had zich op 1 september 2022 opnieuw ziekgemeld na een zwangerschapsverlof en was eerder ziek geweest na een bedrijfsongeval. Het UWV had in een besluit van 5 januari 2023 vastgesteld dat eiseres per 1 september 2022 arbeidsgeschikt was, maar de rechtbank oordeelt dat deze hersteldverklaring niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de ZW-uitkering niet eerder dan per 6 januari 2023 had mogen plaatsvinden. De rechtbank vernietigt het besluit van het UWV en herroept de beslissing van 5 januari 2023, waardoor eiseres recht heeft op een ZW-uitkering over de periode van 1 september 2022 tot en met 5 januari 2023. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Aslan,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder, gemachtigde: P. Spoelstra.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv om haar per 1 september 2022 geen uitkering toe te kennen op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Het Uwv heeft dit besloten in het besluit van 5 januari 2023. Met het bestreden besluit van 30 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres was werkzaam als magazijnmedewerkster. Op 16 december 2020 heeft zij zich ziekgemeld vanwege een bedrijfsongeval, waarbij zij op haar rechter elleboog is gevallen en vervolgens ook een wondontsteking heeft opgelopen. Aan eiseres is een ZW-uitkering toegekend. Bij de eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) met de beoordelingsdatum 15 december 2021 is de ZW-uitkering van eiseres per 15 februari 2022 beëindigd.
2.1.
Op 29 maart 2022 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld en is zij weer in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering. Per 12 mei 2022 heeft het Uwv een zwangerschaps- en bevallingsuitkering aan eiseres toegekend op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Aansluitend aan de WAZO-uitkering heeft eiseres zich op 1 september 2022 weer ziekgemeld. Na verzekeringsgeneeskundig- en arbeidskundig onderzoek is eiseres arbeidsgeschikt bevonden per 1 september 2022.

Standpunten van partijen

3. Volgens het Uwv heeft eiseres per 1 september 2022 geen recht op een
ZW-uitkering, omdat zij arbeidsgeschikt is voor de drie eerder geselecteerde functies bij de EZWb in 2021 (met elk minimaal drie arbeidsplaatsen). Dit zijn de functies administratief medewerker (document scannen), administratief ondersteunend medewerker en parking host. Hiervoor baseert het Uwv zich op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
4. Eiseres stelt – samengevat weergegeven – dat onvoldoende beperkingen zijn aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Zo dienen er meer beperkingen te worden aangenomen voor haar mentale klachten. Er is ten onrechte uitgegaan van een aanpassingsstoornis, omdat uit de behandelovereenkomst 18 januari 2023 van PsyM blijkt dat sprake is van een somatisch-symptoomstoornis. Daarnaast stelt eiseres dat onvoldoende rekening is gehouden met haar fysieke klachten aan haar rechterhand, -elleboog en -schouder. Zo is ten onrechte geen beperking aangenomen voor het werken met toetsenbord en/of muis (item 4.4). Uit de informatie van 21 december 2022 van de anesthesioloog-pijnspecialist blijkt dat de aard van de pijn stekend, brandend, tintelend en krampend is. De pijn in de rechterelleboog straalt ook uit naar de vingers van eiseres en wordt erger door te bewegen. Ook heeft eiseres krachtverlies in haar rechterhand. Zelfs het pakken en vasthouden van brood met de rechterhand is voor eiseres niet mogelijk. Verder stelt eiseres dat de functies medewerker post en teamondersteuner niet geschikt zijn, vanwege het tillen en dragen dat in deze functies voorkomt. De functie parking host is niet geschikt vanwege de mentale klachten.

Wettelijk kader

5. Het wettelijk kader is vermeld in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres arbeidsgeschikt is. Het Uwv had de ZW-uitkering echter niet per 1 september 2022 mogen weigeren, maar per 6 januari 2023 dienen te beëindigen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Verzekeringsgeneeskundige beoordeling
6.1.
De arts heeft eiseres onderzocht tijdens een spreekuur. In het rapport van
31 oktober 2022 is vermeld dat bij eiseres sprake is van spierletsel aan de rechterschouder en rechterarm, discopathie cervicaal / HNP en dat sprake is van kenmerken die kunnen passen bij een aanpassingsstoornis. Hierdoor is eiseres beperkt in haar functioneren. Volgens de arts zijn de aangenomen beperkingen ten tijde van de EZWb in 2021 voor het spierletsel aan de schouder en arm en voor de nekhernia nog steeds van toepassing, omdat de belastbaarheid hetzelfde is gebleven en er geen nieuwe medische feiten naar voren zijn gekomen. Voor de psychische klachten is wel een aanvullende beperking aangenomen. Eiseres is aangewezen op werk zonder deadlines of productiepieken. De beperkingen zijn vastgesteld in de FML van 31 oktober 2022.
6.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres onderzocht tijdens een spreekuur en de informatie van de huisarts en van de anesthesioloog-pijnspecialist beoordeeld. In het rapport van 19 juni 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeld dat de beperkingen juist zijn vastgesteld en dat er geen aanleiding is om meer beperkingen vast te stellen.
6.3.
In het rapport van 25 september 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeld dat de vastgestelde somatisch-symptoomstoornis niet tot een andere beoordeling leidt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep houdt een dergelijke stoornis in dat eiseres aan de (pijn)klachten te veel betekenis geeft. Deze diagnose zegt dus wel iets over de subjectieve beleving, maar niets over de functionele belemmeringen (mentaal en fysiek). Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeld dat hij op basis van zijn eigen onderzoek aan de rechterschouder, -elleboog, -arm, -hand en -vingers geen aanleiding heeft gezien om meer of verdergaande beperkingen vast te stellen.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en navolgbaar heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om de beoordeling te wijzigen. Hierbij betrekt de rechtbank dat zowel de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres hebben onderzocht tijdens een spreekuur. Uit de beroepsgronden en de bij de aanvullende gronden overgelegde behandelovereenkomst van Psym blijkt niet dat gezondheidsklachten zijn gemist. Met de klachten van eiseres is rekening gehouden door beperkingen aan te nemen. Daarbij is de rechtbank niet gebleken dat de beoordeling onjuist is. Daarom zijn de beperkingen in de FML van 31 oktober 2022 juist vastgesteld.
Arbeidskundige beoordeling
6.5.
Uitgaande van de FML is het aannemelijk dat eiseres in staat is om de functies van administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133), administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en parking host (SBC-code 261011) te verrichten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 21 juni 2023 en 27 september 2023 navolgbaar gemotiveerd waarom de functies passend zijn voor eiseres. Daarom is de rechtbank van oordeel dat er geen redenen zijn om de geselecteerde functies ongeschikt te achten voor eiseres. Het Uwv heeft dan ook terecht beslist dat eiseres arbeidsgeschikt is voor ‘haar arbeid’.
Had het Uwv de ZW-uitkering per 1 september 2022 mogen weigeren?
6.6.
Eiseres stelt dat het Uwv de ZW-uitkering niet per 1 september 2022 had mogen weigeren, omdat dit in feite een hersteldverklaring met terugwerkende kracht is. Per
29 maart 2022 was zij al toegelaten tot de ZW. Indien uit het onderzoek blijkt dat eiseres (weer) arbeidsgeschikt was, dan had de beëindiging per toekomstige datum moeten plaatsvinden. Aansluitend op de WAZO, per 1 september 2022, heeft zij zich weer ziekgemeld. Eiseres stelt dat ook op de site van het Uwv staat dat het recht op een
ZW-uitkering in een dergelijke situatie doorloopt.
6.7.
Volgens het Uwv is er geen sprake van één doorlopende ziekmelding vanaf
29 maart 2022. In artikel 29a, derde lid, van de ZW is bepaald dat geen recht bestaat op ziekengeld over perioden waarin een WAZO-uitkering wordt genoten. Omdat eiseres per
12 mei 2022 recht had op een WAZO-uitkering, is het recht op ziekgeld per die datum beëindigd. Daarna kan op grond van artikel 29a, vierde lid, van de ZW wel weer recht op ziekengeld ontstaan, maar daarvoor zal een aanvraag gedaan moeten worden. Vervolgens zal de arbeidsongeschiktheid beoordeeld moeten worden en de oorzaak daarvan. Bij de situatie van eiseres is uit het onderzoek gebleken dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid.
6.8.
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond van eiseres slaagt. De rechtbank licht dit als volgt toe.
6.9.
In artikel 19, derde lid, van de ZW is bepaald dat de vrouwelijke verzekerde geen recht heeft op ziekengeld gedurende de periode dat zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten als bedoeld in artikel 3:1, tweede en derde lid, van de WAZO. In artikel 29a, derde lid, van de ZW is verder bepaald dat er geen recht op ziekengeld bestaat over perioden dat een WAZO-uitkering wordt genoten.
6.10.
Anders dan door het Uwv is gesteld in het verweerschrift volgt uit deze bepalingen niet dat daarmee ook het recht op ziekengeld is beëindigd op het moment -12 mei 2022- dat de bovengenoemde periode is aangevangen. Veeleer moet het ervoor worden gehouden dat er gedurende de genoemde periode sprake is geweest van een opschorting van het recht op ziekengeld en dat het recht daarna weer is doorgelopen. Het Uwv had dus moeten beoordelen of er aanleiding was om die uitkering te beëindigen.
Wanneer had het Uwv de ZW-uitkering moeten beëindigen?
6.11.
Eiseres heeft zich per 1 september 2022 opnieuw ziekgemeld per 29 maart 2022. Het spreekuur heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2022. Daarna heeft op basis van de gewijzigde FML ook een arbeidskundige beoordeling plaatsgevonden op 19 december 2022. Vervolgens is het besluit van 5 januari 2023 genomen, waarin is vermeld dat eiseres per
1 september 2022 arbeidsgeschikt is. Aangezien dit is gebeurd met terugwerkende kracht en eiseres eerder niet redelijkerwijs kon hebben begrepen weer hersteld te zijn, is het bestreden besluit op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen. Op dat punt is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De hersteldverklaring kon naar het oordeel van de rechtbank niet eerder dan per 6 januari 2023 worden geëffectueerd. De rechtbank zal ter finale beslechting van het geschil, dienaangaande zelf een beslissing nemen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres niet per 1 september 2022 geen recht meer had op een ZW-uitkering, maar per 6 januari 2023. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en herroept de beslissing van 5 januari 2023 in die zin dat eiseres in aanmerking komt voor een ZW-uitkering over de periode van 1 september 2022 tot en met 5 januari 2023.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.271,-.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 juni 2023 voor zover daarin het bezwaar tegen het besluit van 5 januari 2023 ongegrond is verklaard;
- herroept het primaire besluit van 5 januari 2023 in die zin dat het recht op ZW-uitkering wordt beëindigd per 6 januari 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 2.271,- aan proceskosten aan eiseres;
- bepaalt dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijk kader

Ziektewet (ZW)
Op grond van artikel 19 van de ZW heeft een betrokkene recht op ziekengeld als hij als ongeschikt is voor ‘zijn arbeid’. Volgens vaste rechtspraak wordt met ‘zijn arbeid’ bedoeld het laatst verrichte werk voorafgaand aan de ziekmelding. Dit is de hoofdregel.
Een uitzondering hierop wordt aangenomen in de situatie dat eerder een EZWb heeft plaatsgevonden, de betrokkene niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziek heeft gemeld. In een dergelijke situatie geldt het toetsingskader zoals uiteen is gezet in de uitspraak van 23 december 2022 [1] van de Centrale Raad van Beroep. Uit deze uitspraak blijkt dat een hersteldverklaring niet kan worden gebaseerd op slechts één van de in het kader van de EZWb geselecteerde functies. Bij de toepassing van artikel 19 van de ZW moet zijn voldaan aan de volgende twee voorwaarden:
1. van de oorspronkelijk bij de EZWb geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties aan de betrokkene zijn voorgehouden, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
2. op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de EZWb vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de EZWb geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%.
Aan deze voorwaarden is in ieder geval voldaan als de verzekeringsarts in het kader van de nieuwe ziekmelding vaststelt dat de medische beperkingen niet zijn toegenomen. Deze vaststelling is dan voldoende om een beëindiging of weigering van ziekengeld op grond van artikel 19 van de ZW te kunnen dragen.
Indien de medische beperkingen van de betrokkene ten opzichte van de EZWb op een of meer punten van de FML zijn toegenomen, dan moet worden beoordeeld in hoeverre dit consequenties heeft voor de geschiktheid van de oorspronkelijk bij de EZWb geselecteerde functies.
In artikel 19, derde lid, van de ZW is bepaald dat de vrouwelijke verzekerde recht heeft op ziekengeld gedurende de periode dat zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstige artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg of een uitkering op grond van artikel 3:8 van die wet.
In artikel 29a, derde lid, van de ZW is bepaald dat de vrouwelijke verzekerde recht heeft op ziekengeld over perioden waarover zij uitkering op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, eerste lid of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg geniet.

Voetnoten