ECLI:NL:RBOVE:2023:4940

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
10738328 \ CV EXPL 23-2241
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon in kort geding met betrekking tot ziekte en re-integratie

In deze zaak vordert eiser, een productiemedewerker, betaling van zijn loon over de maand maart 2023 en vanaf augustus 2023, in het kader van een kort geding. Eiser is sinds 16 december 2013 in dienst bij gedaagde, een opslag- en verwerkingsbedrijf voor voedingsmiddelen. Na een bedrijfsongeval in november 2022 heeft eiser letsel opgelopen en is hij verminderd inzetbaar. In maart 2023 heeft eiser zich ziek gemeld na het ontvangen van een vaststellingsovereenkomst van gedaagde. Gedaagde heeft het loon van eiser ingehouden, stellende dat eiser niet voldoende meewerkt aan zijn re-integratie. De kantonrechter oordeelt dat eiser in maart 2023 niet arbeidsongeschikt was, maar dat hij recht heeft op doorbetaling van loon vanaf augustus 2023, omdat gedaagde het loon ten onrechte heeft opgeschort. De kantonrechter wijst de vordering tot loonbetaling over maart 2023 af, maar kent wel een voorschot toe op het loon vanaf augustus 2023, alsook een wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10738328 \ CV EXPL 23-2241
Vonnis in kort geding van 4 december 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. D.G.J. Engbers,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
vertegenwoordigd door haar directeur [naam].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 26 oktober 2023,
- de pleitnota van [eiser],
- de nagekomen producties A t/m M van [eiser],
- de akte met producties van [gedaagde],
- de voortgezette mondelinge behandeling op 20 november 2023,
- de pleitnota van [eiser].

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 16 december 2013 als productiemedewerker in dienst van [gedaagde], een opslag- en verwerkingsbedrijf voor voedingsmiddelen.
2.2.
In november 2022 heeft [eiser] een bedrijfsongeval gehad en hij heeft hierbij letsel opgelopen (onder meer aan zijn schouder). Deze kwestie wordt afgewikkeld via de verzekeraar van [gedaagde] en de letselschadeadvocaat van [eiser]. [eiser] is na het ongeval verminderd inzetbaar en hij ziet in verband hiermee de bedrijfsarts.
2.3.
Op 28 februari 2023 heeft [gedaagde] [eiser] een vaststellingsovereenkomst voorgelegd ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [eiser] heeft zich hierna op 1 maart 2023 ziek gemeld in verband met stressklachten als gevolg van de voorgelegde vaststellingsovereenkomst. [gedaagde] heeft de ziekmelding doorgegeven aan de bedrijfsarts.
2.4.
Op 9 maart 2023 heeft [eiser] contact gehad met de Praktijkondersteuner bedrijfsarts. In het hiervan opgemaakte verslag staat onder meer:
“Aanleiding
Begeleiding en advies door de Praktijkondersteuner Bedrijfsarts (POB) in opdracht van de (bedrijfs)arts na de melding arbeidsverzuim van 01-03-2023.
Uitgevoerde actie: Videogesprek met de werknemer.
Verzoek van de (bedrijfs)arts aan de POB
Inventariseer het beloop van de re-integratie, de beperkingen en mogelijkheden.
Advies aan werkgever en medewerker
Samen met uw medewerker heb ik zijn herstel en inzet geëvalueerd. Uw medewerker geeft aan wel in volledige uren te werken maar nog niet in volledige taken in verband met zijn belemmeringen. Een vervolgafspraak worden gemaakt met de bedrijfsarts. Evalueer intussen regelmatig hoe het gaat.”
2.5.
Op 14 maart 2023 schrijft [gedaagde] [eiser] een brief met als onderwerp “werkweigering”. [gedaagde] houdt het loon van [eiser] in omdat uit het rapport van de praktijkondersteuner blijkt dat [eiser] daar vertelt dat hij volledig werkt terwijl hij niet op zijn werk komt.
2.6.
Op 22 maart 2023 ziet [eiser] de bedrijfsarts op het spreekuur. Het daarvan opgemaakte rapport vermeldt onder meer:
“Aanleiding
Spreekuur d.d. 22-03-2023.
Het consult vond fysiek plaats.
Huidige stand van zaken
Gezien in Zwolle
Onduidelijkheid over zijn ziekmelding per 1 maart.
Na het vorige consult is hij gestart met werkzaamheden en zou er een operatie plaatsvinden. Dat is nog niet gedaan ivm kosten en Menzis.
Hij geeft aan dat hij zijn sleutels van het bedrijf moest inleveren? Brief gezien van stopzetten van salaris en werkweigering?
Advies
De heer [eiser] is in staat werkzaamheden te verrichten voor Uw organisatie. Graag de onderlinge onduidelijkheid bespreken en hem te laten werken.
Zo nodig kan er een driegesprek worden ingezet of mediation.”
2.7.
[eiser] is hierna op 27 maart 2023 weer aan het werk gegaan. In de periode hierna (tot en met juli 2023) hebben partijen onder meer gecommuniceerd over eventuele beëindiging van de arbeidsovereenkomst, over de mate van inzetbaarheid van [eiser] en ook heeft mediation plaatsgevonden.
2.8.
In augustus 2023 was het bedrijf grotendeels gesloten in verband met vakantie. Op 29 augustus 2023 schrijft [gedaagde] [eiser], kort gezegd, dat werkgever en werknemer een Plan van Aanpak dienen op te stellen, dat [eiser] onvoldoende meewerkt aan het plan althans weigert het plan te ondertekenen en dat [gedaagde] daarom per direct het loon van [eiser] opschort.
2.9.
Hierna volgt in september 2023 correspondentie tussen [gedaagde] en (de gemachtigde van) [eiser], over (het invullen van) het plan van aanpak. Ook meldt [eiser] zich op 4 september 2023 wederom ziek vanwege stress.
2.10.
Op 29 september 2023 ziet [eiser] opnieuw de bedrijfsarts. Het daarvan opgemaakte rapport vermeldt opmerkingen over de mate van inzetbaarheid van [eiser] maar ook
“Overige zaken
Toelichting: Ik constateer dat er sprake is van een forse verstoring in de arbeidsverhouding. Deze verstoring leidt bij betrokkene tot gezondheidsklachten bij betrokkene. Mediation heeft plaatsgevonden, zonder resultaat.”
2.11.
Op 18 oktober 2023 heeft daarnaast een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. In het daarvan op 23-10-2023 opgemaakte rapport is onderzocht of het eigen werk van [eiser], ondanks de beperkingen nog passend is. De conclusie (onder 5.5) luidt:
“- Het eigen werk is passend te maken op minimaal 65% van de oorspronkelijke loonwaarde. De werkgever kan hem passende taken aanbieden.
- Er is sprake van forse verstoringen in de arbeidsverhoudingen die bij de werknemer leiden tot gezondheidsklachten en er loopt een juridische procedure. Op dit moment is terugkeer bij de eigen werkgever geen optie vanwege deze belemmerende factor voor re-integratie.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - betaling van loon over de maand maart 2023 en loon vanaf augustus 2023, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met rente, wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten. [eiser] vordert ook wettelijke verhoging over het betaalde vakantiegeld in 2023.
3.2.
Volgens [eiser] is de wettelijke verhoging over het vakantiegeld verschuldigd omdat het vakantiegeld te laat is betaald. Het loon over maart 2023 is verschuldigd omdat [eiser] tot 27 maart 2023 ziek was en voor [gedaagde] geldt dat zij het loon moet doorbetalen bij ziekte. Het loon vanaf augustus 2023 is verschuldigd omdat het loon ten onrechte niet is betaald in verband met niet meewerken aan het opstellen van een plan van aanpak en later is het loon ten onrechte niet betaald omdat [eiser] niet voldoende zou meewerken aan zijn re-integratie. [eiser] heeft wèl voldoende meegewerkt aan zijn re-integratie.
3.3.
[gedaagde] stelt voorop dat [eiser] niet ontvankelijk moet worden verklaard gelet op het ontbreken van een deskundigenverklaring als bedoeld in art. 7:629a BW.
Voor zover de zaak wel inhoudelijk wordt behandeld: [eiser] heeft geen recht op loon in de betreffende periodes. In de maand maart 2023 kon [eiser] wel werken maar kwam hij niet opdagen. Hij heeft tegen de praktijkondersteuner van de bedrijfsarts gezegd dat hij hele dagen werkte, wat niet zo was. Op 27 maart 2023 is hij weer op het werk verschenen en die 4 dagen daarna heeft [eiser] wel betaald gekregen door verrekening met het loon over de maand april 2023. In de maand april 2023 is [eiser] een paar dagen niet komen opdagen.
Het loon vanaf augustus 2023 wordt niet betaald omdat [eiser] niet voldoet aan zijn re-integratieverplichtingen.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als de eisende partij daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is hier het geval want het gaat om loon waarmee [eiser] in zijn levensonderhoud moet voorzien. Van [eiser] kan in een dergelijke situatie niet worden verwacht dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
Verder is voor toewijzing van een vordering in kort geding vereist dat de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.2.
loon maart 2023
Het standpunt van [gedaagde] dat [eiser] niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat een deskundigenoordeel als bedoeld in 7:629a BW ontbreekt, wordt in dit geval gepasseerd. Voor een kort geding geldt de verplichte inschakeling van een deskundige niet, het is aan de rechter overgelaten of een deskundigenverklaring gewenst is (ECLI:NL:HR:2018:1673).
4.3.
Bij de stukken zit geen duidelijke verklaring van een bedrijfsarts waarin deze een oordeel geeft over de vraag of [eiser] van 1 maart tot 27 maart 2023 niet in staat was zijn werkzaamheden te verrichten, als gevolg van stress door het ontvangen van de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter heeft wat dat betreft dus geen houvast. Contra indicaties zijn er wèl. De kantonrechter neemt (voorlopig) aan dat [eiser] op 9 maart 2023 bij de praktijkondersteuner heeft gezegd dat hij in volledige uren werkte, maar nog niet in volledige taken, en dat wijst er niet op dat [eiser] in het geheel niet kon werken door de stress, en dat hij dat ook tegen de praktijkondersteuner heeft gezegd. Ook het oordeel van de bedrijfsarts van 22 maart 2023 wijst daar niet op; dat oordeel vermeldt wel dat [eiser] in staat is werkzaamheden voor [gedaagde] te verrichten. Bij deze stand van zaken is het onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter op dit punt komt tot arbeidsongeschiktheid van [eiser] over de periode 1 maart tot 27 maart 2023. Deze vordering in kort geding wordt daarom afgewezen. Het loon over de laatste 4 dagen van maart 2023 is evenmin toewijsbaar. [gedaagde] heeft gemotiveerd gesteld dat deze 4 dagen zijn betaald door verrekening en daarvoor zijn aanwijzingen te vinden op de loonstroken van april 2023. Ook voor deze 4 dagen geldt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] dit loon nog is verschuldigd.
4.4.
loon vanaf augustus 2023
De kantonrechter constateert dat het bedrijf in augustus 2023 voor het grootste deel gesloten is geweest in verband met vakantie. Over die periode heeft [eiser] (met opneming van vakantiedagen) recht op doorbetaling van loon. Dit loon is tijdens de procedure onder voorbehoud betaald door [gedaagde], namelijk in de tijd tussen de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023 en de voortzetting daarvan op 20 november 2023. Dit loon is in elk geval verschuldigd tot en met 29 augustus 2023, de dag waarop [gedaagde] de betaling van het loon van [eiser] heeft opgeschort omdat [eiser] onvoldoende mee zou werken aan een plan van aanpak althans zou weigeren het plan te ondertekenen.
4.5.
De kantonrechter ziet aanleiding het loon over de (korte) periode van 29 augustus 2023 tot de ziekmelding van [eiser] op 4 september 2023 toe te wijzen.
Er is geen deskundigenverklaring waaruit blijkt dat [eiser] zich in die periode (of daarna) niet heeft gehouden aan zijn re-integratieverplichtingen. Voor zover het loon is ingehouden omdat [eiser] in die periode weigerde het plan van aanpak te ondertekenen, is de kantonrechter (voorlopig) van oordeel dat het niet betalen van loon als reactie daarop een te zware sanctie was, gelet op de taalbarriere en de bemoeienissen van de gemachtigde van [eiser], die bij het opstellen/invullen van het plan van aanpak graag betrokken wou worden.
4.6.
[eiser] heeft zich op 4 september 2023 opnieuw ziekgemeld. Het heeft tot 29 september 2023 geduurd voordat [eiser] werd gezien door de bedrijfsarts, ook al vroeg [eiser] hierom bij e-mail van 14 september 2023. De bedrijfsarts constateerde (overigens net als de arbeidsdeskundige) een forse verstoring in de arbeidsverhouding, die tot gezondheidsklachten bij [eiser] zou leiden. De kantonrechter gaat er gelet hierop voorshands van uit dat [eiser] thans arbeidsongeschikt moet worden geacht in verband met niet nader genoemde gezondheidsklachten door de verstoorde arbeidsverhouding. [eiser] heeft bij ziekte in beginsel recht op doorbetaling van loon. De kantonrechter schat in dat de bodemrechter zal komen tot het oordeel dat [gedaagde] ook het loon over september en verder zal moeten betalen en zal daarom deze vordering ook in kort geding toewijzen.
4.7.
Welke percentages wettelijke verhoging door de bodemrechter zullen worden toegewezen is in dit geval moeilijk in te schatten. Wel is aannemelijk dat de bodemrechter de verhoging substantieel zal beperken. De kantonrechter wijst voor wettelijke verhoging voorlopig als voorschot een bedrag ineens toe van € 500,00. De door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden gerelateerd aan twee maanden loon en bedragen daarom € 536,04.
4.8.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
793,00
- nakosten
132,00
Totaal
1.140,14
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] om bij wijze van voorschot aan [eiser] te betalen het hem toekomende salaris van € 1590,06 bruto per maand, vanaf 1 augustus 2023, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, voor zover niet reeds betaald,
veroordeelt [gedaagde] om bij wijze van voorschot aan [eiser] te betalen een bedrag van € 500,00 bruto wettelijke verhoging,
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een voorschot op buitengerechtelijke kosten van € 536,04,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.140,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op
4 december 2023.