ECLI:NL:RBOVE:2023:4720

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
08-963582-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen met gevangenisstraf

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte was betrokken bij het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, in totaal circa € 766.077,66, en een voertuig, een Land Rover, type Range Rover. De feiten vonden plaats in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, waarbij de verdachte samen met anderen handelde.

Tijdens de zittingen op 12 oktober en 21 november 2023 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Huisman en mr. C. Hofstee, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.C.J. Meijering. De rechtbank heeft vastgesteld dat er procesafspraken zijn gemaakt tussen de officier van justitie en de verdediging, waarbij de verdachte instemde met een bewezenverklaring en de voorgestelde straf. De rechtbank heeft de inhoud van het afdoeningsvoorstel beoordeeld en geconcludeerd dat dit voorstel recht doet aan de belangen van zowel de verdachte als de maatschappij.

De rechtbank heeft de verdachte ondervraagd over de procesafspraken en vastgesteld dat hij vrijwillig en goed geïnformeerd heeft ingestemd. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bewijsmiddelen in het dossier en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte veroordeeld tot de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963582-18 (P)
Datum vonnis: 21 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 oktober 2023 en 21 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officieren van justitie
mr. N. Huisman en mr. C. Hofstee (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. N.C.J. Meijering, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2017 tot en met heden, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 357.149,95 (aankoop van de woning aan de [adres] in [plaats] ), en € 408.927,71 (verbouwingskosten van voornoemde woning), en € 66.500,-- (Land Rover, type Range Rover). De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Het afdoeningsvoorstel

Op 12 oktober 2023 hebben de officier van justitie en de verdediging verklaard dat zij met elkaar afdoeningsafspraken hebben gemaakt en in een schriftelijke overeenkomst hebben vastgelegd. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van die afspraken. De schriftelijke overeenkomst, inhoudende een gezamenlijk voorstel voor afdoening van de zaak, is aan de rechtbank overgelegd.
Het afdoeningsvoorstel houdt in een bewezenverklaring en een strafoplegging, zoals hierna omschreven:
  • bewezen verklaard kan worden het in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 medeplegen van gewoontewitwassen van € 357.149,95 (aankoop van de woning aan de [adres] in [plaats] ), € 408.927,71 (verbouwingskosten van voornoemde woning), de Land Rover, type Range Rover, voorzien van kenteken [kenteken 1] met chassisnummer [chassisnummer] , en de BMW 530D, voorzien van kenteken [kenteken 2] ;
  • de officier van justitie eist een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Verder is overeengekomen dat de verdediging afziet van het indienen van onderzoekswensen, dat door de verdediging geen bewijsverweren worden gevoerd en het bewezen verklaarde feit niet ontkent, dat verdachte geen (nadere) verklaring aflegt, dat verdachte afstand doet van de in beslag genomen goederen, met uitzondering van de conservatoir in beslag genomen woning aan de [adres] in [plaats] , dat verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken, dat verdachte ermee instemt dat een afschrift van de overeenkomst met bijlage aan het Centraal Justitieel Incassobureau wordt verstrekt en dat zowel door de verdediging als het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) wordt afgezien van hoger beroep in deze zaak als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdediging en het OM gemaakte afspraken.
Het afdoeningsvoorstel is met de officier van justitie, de raadsman en verdachte besproken op de zitting van 12 oktober 2023. Daarbij was een belangrijk element of de verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak zouden hebben. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het voorstel met zijn raadsman heeft besproken, dat hij bekend is met de inhoud van het afdoeningsvoorstel en de straf die wordt voorgesteld en dat hij daarmee akkoord gaat. Verdachte begrijpt wat de consequenties zijn als de rechtbank het voorstel volgt – in het bijzonder met betrekking tot zijn verdedigingsrechten – en hij accepteert de op te leggen straf zoals die is vastgelegd in de overeenkomst.

4.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs

De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk en wenselijk is deze zaak af te doen conform de tussen de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken.
De rechtbank beantwoordt die vraag in dit geval bevestigend. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de door de Hoge Raad geformuleerde aandachtspunten die de strafrechter bij de beoordeling van procesafspraken in acht moet nemen. [1] Deze houden onder meer het volgende in:
  • de rechtbank houdt een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 Sv;
  • de verdachte is voorzien van rechtsbijstand;
  • de inhoud van het afdoeningsvoorstel is op de openbare terechtzitting besproken;
  • de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
De rechtbank is van oordeel dat, rekening houdend met de hiervoor genoemde aandachtspunten, het afdoeningsvoorstel recht doet aan de uitgangspunten van het Wetboek van Strafvordering en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en dat de belangen van zowel verdachte als de maatschappij met dit afdoeningsvoorstel voldoende zijn gewaarborgd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdediging en het OM in het afdoeningsvoorstel zijn uitgegaan van een tenlastelegging die niet geheel overeenkomt met de aan verdachte op 20 mei 2020 betekende dagvaarding. In de tenlastelegging en de bewezenverklaring in het afdoeningsvoorstel is ook het voertuig, merk BMW, met het kenteken [kenteken 2] , opgenomen. Dit voertuig is echter niet opgenomen in de aan verdachte betekende dagvaarding. Vermoedelijk zijn het OM en de verdediging uitgegaan van de gewijzigde tenlastelegging conform de conceptvordering op grond van artikel 314a Sv. Deze vordering is in concept aan het dossier toegevoegd met de kennelijke bedoeling deze vordering op de zitting van 20 november 2020 in te dienen. De conceptvordering is echter op de zitting van 20 november 2020 ingetrokken. Er is nadien geen vordering wijziging tenlastelegging aan de orde geweest. Omdat de rechtbank dient te beslissen op grondslag van de tenlastelegging, zal zij voor de bewezenverklaring uitgaan van de tenlastelegging van 20 mei 2020.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in het dossier bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland en België en Duitsland,
tezamen en in vereniging met anderen,
voorwerpen, te weten:
= (contante) geldbedragen tot een totaalbedrag van 357.149,95 euro (aankoop woning [adres] te [plaats] ) en 408.927,71 euro (verbouwingskosten van die woning), en
= een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 1] , chassisnummer [chassisnummer] ),
voorhanden heeft gehad en van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de bewijsmiddelen in het dossier. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op dit vonnis, dat aan het verkorte vonnis wordt gehecht.

7.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

9.De op te leggen straf of maatregel

9.1
Procesafspraken
De rechtbank heeft op de inhoudelijke zitting van 12 oktober 2023 de verdachte uitdrukkelijk ondervraagd over de procesafspraken die hij en zijn raadsman met de officier van justitie hebben gemaakt. Daarbij is aan de orde geweest of de verdachte vrijwillig daarmee heeft ingestemd, of hij zich bewust is van de inhoud van de procesafspraken, en ook de (mogelijke) gevolgen van de procesafspraken voor de verdachte en diens rechtspositie zijn daarbij concreet aan de orde geweest. De verdachte heeft te kennen gegeven dat hij vrijwillig en goed geïnformeerd door zijn raadsman heeft ingestemd met de procesafspraken en dat hij daarbij ook blijft. De rechtbank heeft tijdens de bespreking van de ten laste gelegde feiten de verdachte uitdrukkelijk uitgenodigd daarover zijn standpunt kenbaar te maken.
De rechtbank heeft aldus vastgesteld dat de verdachte weloverwogen en vrijwillig tot de procesafspraken is gekomen en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan. Ook zijn de procesafspraken voor zowel de totstandkoming als de inhoud als “eerlijk” en “proportioneel” te bestempelen.
9.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – conform het afdoeningsvoorstel – gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht vonnis te wijzen conform de procesafspraken.
9.4
De gronden voor een straf of maatregel
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de periode waarover en de omstandigheden waaronder dit is begaan, het tijdsverloop tussen de eerste daad van vervolging en dit vonnis, en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van in totaal
€ 766.077,66 en een Land Rover, type Range Rover.
Hoewel de rechtbank, doordat het witwassen van de BMW niet in de bewezenverklaring kon worden opgenomen, minder heeft bewezen verklaard dan verdachte en het OM in het afdoeningsvoorstel hebben afgesproken, is de rechtbank, gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat de voorgestelde straf ook dan valt binnen de bandbreedte van de straffen die normaliter in soortgelijke zaken worden opgelegd en dat de voorgestelde straf recht doet aan alle betrokken belangen.
De rechtbank zal de straf dan ook opleggen conform het afdoeningsvoorstel.

10.De voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is onder voorwaarden met ingang van 16 september 2020 tot en met de inhoudelijke behandeling op zitting geschorst en is door de rechtbank op de zitting van 12 oktober 2023 opnieuw geschorst tot de uitspraak op 21 november 2023.
Nu de verdediging kenbaar heeft gemaakt de voorkeur te hebben voor het gelijk executeren van de opgelegde straf en de officier van justitie daarmee heeft ingestemd, ziet de rechtbank geen aanleiding ambtshalve tot een andere beslissing te komen.
De rechtbank zal daarom de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.
Bijlage I
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met heden te [plaats] , en/althans althans (elders) in Nederland en/of België en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedragen)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres] te [plaats] ) en/of 408.927,71 euro (verbouwingskosten van die woning), althans enig(e) geldbedrag(en) en/of de woning met het adres [adres] te [plaats] , en/of
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 66.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 1] , chassisnummer [chassisnummer] ),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of woning en/of voertuig was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres] te [plaats] ) en/of 408.927,71 euro (verbouwingskosten van die woning), althans enig(e) geldbedrag(en) en/of de woning met het adres [adres] te [plaats] , en/of
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 66.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 1] , chassisnummer [chassisnummer] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

Voetnoten

1.HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252