ECLI:NL:RBOVE:2023:4718

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
08-963573-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan gewoontewitwassen met gevangenisstraf en taakstraf

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan medeplegen van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het witwassen van een bedrag van ongeveer € 115.000,- in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak volgde op een afdoeningsvoorstel dat was gedaan door de officier van justitie en de verdediging, waarbij de verdachte had ingestemd met de voorgestelde straf en de procesafspraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en goed geïnformeerd heeft ingestemd met deze afspraken. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde straf recht doet aan de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de wettelijke bepalingen in acht genomen en vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963573-20 (P)
Datum vonnis: 21 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 oktober 2023 en 21 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. N. Huisman en mr. C. Hofstee (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal ongeveer € 115.000,--, althans (subsidiair) daaraan medeplichtig is geweest. De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Het afdoeningsvoorstel

Op 5 oktober 2023 zijn door de officier van justitie en de verdediging procesafspraken gemaakt. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van die afspraken. Het gezamenlijk voorstel voor afdoening van de zaak is aan de rechtbank voorgelegd.
Het afdoeningsvoorstel houdt in een bewezenverklaring en een strafoplegging, zoals hierna omschreven:
  • bewezen verklaard kan worden dat verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 medeplichtig is geweest aan het gewoontewitwassen van geldbedragen tot een totaalbedrag van € 115.000,--;
  • de officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van één dag, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Verder is overeengekomen dat de verdediging afziet van het indienen van onderzoekswensen, dat door de verdediging geen bewijsverweren worden gevoerd en het bewezen verklaarde feit niet wordt ontkend, dat verdachte geen (nadere) verklaring aflegt, dat verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken, dat verdachte ermee instemt dat een afschrift van de overeenkomst met bijlage aan het Centraal Justitieel Incassobureau wordt verstrekt en dat zowel door de verdediging als het Openbaar Ministerie wordt afgezien van hoger beroep in deze zaak als de rechtbank een straf oplegt die niet meer of minder dan 40 uren afwijkt van de eis van de officier van justitie.
Het afdoeningsvoorstel is met de officier van justitie, de raadsman en verdachte besproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2023. Daarbij was een belangrijk element of de verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak konden hebben. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het voorstel met zijn raadsman heeft besproken, dat hij bekend is met de inhoud van het afdoeningsvoorstel en de straf die wordt voorgesteld en dat hij daarmee akkoord gaat. Verdachte begrijpt wat de consequenties zijn als de rechtbank het voorstel volgt – in het bijzonder met betrekking tot zijn verdedigingsrechten – en hij accepteert de op te leggen straf zoals die is voorgesteld.

4.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs

De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk is de zaak conform de tussen de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken af te doen. De rechtbank beantwoordt die vraag in dit geval bevestigend. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de door de Hoge Raad geformuleerde aandachtspunten die de strafrechter bij de beoordeling van procesafspraken in acht moet nemen. [1] Deze houden onder meer het volgende in:
  • de rechtbank houdt een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 Sv;
  • de verdachte is voorzien van rechtsbijstand;
  • de inhoud van het afdoeningsvoorstel is op de openbare terechtzitting besproken;
  • de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, rekening houdend met de hiervoor genoemde aandachtspunten, het afdoeningsvoorstel recht doet aan de uitgangspunten van het Wetboek van Strafvordering en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en dat de belangen van zowel verdachte als de maatschappij met dit afdoeningsvoorstel voldoende zijn gewaarborgd. Nu de bewezenverklaring aansluit bij de bewijsmiddelen in het dossier en er geen slachtoffers bekend zijn in de zaak, ziet de rechtbank geen aanleiding van het afdoeningsvoorstel af te wijken.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in het dossier van deze verdachte bewezen dat hij het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen,
voorwerpen, te weten:
= (contante) geldbedragen/overboekingen, en wel:
* op 20 maart 2017 een storting van euro 3.600,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en vervolgens de overboeking op 20 maart 2017 van euro 3.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en
* op 21 maart 2017 een boeking van euro 700,00 en een boeking van euro 200,00 en een boeking van euro 7.000,00 telkens op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en vervolgens de overboeking op 21 maart 2017 van euro 7.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en
* - op 10 april 2017 een storting van euro 9.910,-- op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en vervolgens de overboeking op 10 april 2017 van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en
daaropvolgend op 10 april 2017 de overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 5] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en
- op 10 april 2017 de storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 4] BV en de overboeking op 10 april 2017 van euro 9.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 7] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en
- op 10 april 2017 een contante storting van euro 10.000,-- en euro 9.850,-- en euro 1.100,-- telkens op bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en
vervolgens op 10 april 2017 de overboeking van euro 40.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"), en
* - op 10 april 2017 een contante storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en op 10 april 2017 een overboeking euro 700,-- en euro 18.500,-- beide van bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en een overboeking van euro 1.550,-- van bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van [medeverdachte 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en daaropvolgend de overboeking van euro 20.270,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en
vervolgens op 10 april 2017 de overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V. naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"),
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt
tot het plegen van welk voornoemd feit verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland en België telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door:
- de bankrekening met het nummer [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en
- de bankrekening met het nummer [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA,
* op verzoek van die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders mede ten behoeve van voornoemde overboekingen en stortingen op zijn verdachtes naam te zetten, en
* als formeel bestuurder van die [bedrijf 1] N.V. en [bedrijf 3] BVBA ten behoeve van die stortingen en die overboekingen aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de bewijsmiddelen in het strafdossier van verdachte. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen als een aanvulling aan het verkorte vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 48, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplichtigheid aan medeplegen van gewoontewitwassen.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

9.De op te leggen straf of maatregel

9.1
Procesafspraken
De rechtbank heeft op de inhoudelijke zitting van 12 oktober 2023 de verdachte uitdrukkelijk ondervraagd over de procesafspraken die hij en zijn raadsman met de officier van justitie hebben gemaakt. Daarbij is aan de orde geweest of de verdachte vrijwillig daarmee heeft ingestemd, of hij zich bewust is van de inhoud van de procesafspraken, en ook de (mogelijke) gevolgen van de procesafspraken voor de verdachte en zijn rechtspositie zijn daarbij concreet aan de orde geweest. De verdachte heeft te kennen gegeven dat hij vrijwillig en goed geïnformeerd door zijn raadsman heeft ingestemd met de procesafspraken en dat hij daarbij ook blijft. De rechtbank heeft tijdens de bespreking van de ten laste gelegde feiten de verdachte uitdrukkelijk uitgenodigd daarover zijn standpunt kenbaar te maken.
De rechtbank heeft aldus vastgesteld dat de verdachte weloverwogen en vrijwillig tot de procesafspraken is gekomen en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan. Ook zijn de procesafspraken voor zowel de totstandkoming als de inhoud als “eerlijk” en “proportioneel” te bestempelen.
9.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – conform het afdoeningsvoorstel – gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht vonnis te wijzen conform de procesafspraken.
9.4
De gronden voor een straf of maatregel
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de periode waarover en de omstandigheden waaronder dit is begaan, het tijdsverloop tussen de eerste daad van vervolging en dit vonnis, en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 medeplichtig geweest aan het medeplegen van gewoontewitwassen van geldbedragen tot een totaalbedrag van
€ 115.000,--.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat de voorgestelde straf valt binnen de bandbreedte van de straffen die normaliter in soortgelijke zaken worden opgelegd en dat de voorgestelde straf recht doet aan alle betrokken belangen. De rechtbank heeft daarbij ook nadrukkelijk rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank zal dan ook een straf opleggen conform het afdoeningsvoorstel.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d, 47 en 49 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplichtigheid aan medeplegen van gewoontewitwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
80 (tachtig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.
Bijlage I
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te Capelle aan den IJssel en/of Amstelveen en/of Sprang Capelle in de gemeente Waalwijk, en/althans (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en), en wel:
* op 20 maart 2017 een storting van euro 3.600,-- op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 20 maart 2017 van euro 3.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en/of
* op 21 maart 2017 een boeking van euro 700,00 en/of een boeking van euro 200,00 en/of een boeking van euro 7.000,00 (telkens) op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 21 maart 2017 van euro 7.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en/of
* op 22 maart 2017 een storting van euro 1.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) op 22 maart 2017 de overboeking van euro 500,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh ("overboeking 3"), en/of
* - op 10 april 2017 een storting van euro 9.910,-- op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 10 april 2017 van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en/of (daaropvolgend) op 10 april 2017 de overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 4] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
- op 10 april 2017 de storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 4] BV en/of de overboeking op 10 april 2017 van euro 9.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 7] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
- op 10 april 2017 (telkens) een (contante) storting van euro 10.000,-- en/of euro 9.850,- en/of euro 1.100,-- op bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
(vervolgens) op 10 april 2017 de overboeking van euro 40.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"), en/of
* - op 10 april 2017 een (contante) storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en/of
- op 10 april 2017 (telkens) een overboeking euro 700,-- en/of euro 18.500,-- (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en/of een overboeking van euro 1.550,-- van bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van [medeverdachte 1] (alle overboekingen) naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (daaropvolgend) de overboeking van euro 20.270,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en/of
(vervolgens) op 10 april 2017 de overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V. naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten:
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en), en wel:
* op 20 maart 2017 een storting van euro 3.600,-- op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 20 maart 2017 van euro 3.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en/of
* op 21 maart 2017 een boeking van euro 700,00 en/of een boeking van euro 200,00 en/of een boeking van euro 7.000,00 (telkens) op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 21 maart 2017 van euro 7.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en/of
* op 22 maart 2017 een storting van euro 1.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) op 22 maart 2017 de overboeking van euro 500,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh ("overboeking 3"), en/of
* - op 10 april 2017 een storting van euro 9.910,-- op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 10 april 2017 van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en/of (daaropvolgend) op 10 april 2017 de overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 4] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
- op 10 april 2017 de storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 4] BV en/of de overboeking op 10 april 2017 van euro 9.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 7] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
- op 10 april 2017 (telkens) een (contante) storting van euro 10.000,-- en/of euro 9.850,-- en/of euro 1.100,-- op bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
(vervolgens) op 10 april 2017 de overboeking van euro 40.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"), en/of
* - op 10 april 2017 een (contante) storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en/of
- op 10 april 2017 (telkens) een overboeking euro 700,-- en/of euro 18.500,-- (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en/of een overboeking van euro 1.550,-- van bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van [medeverdachte 1] (alle overboekingen) naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (daaropvolgend) de overboeking van euro 20.270,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en/of
(vervolgens) op 10 april 2017 de overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V. naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier B/Witwassen woning: [adres]")
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te Capelle aan den IJssel en/of Amstelveen, en/althans (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedragen)/overboeking(en), en wel:
* op 20 maart 2017 een storting van euro 3.600,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 20 maart 2017 van euro 3.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en/of
* op 21 maart 2017 een boeking van euro 700,00 en/of een boeking van euro 200,00 en/of een boeking van euro 7.000,00 (telkens) op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 21 maart 2017 van euro 7.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en/of
* op 22 maart 2017 een storting van euro 1.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) op 22 maart 2017 de overboeking van euro 500,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh ("overboeking 3"), en/of
* - op 10 april 2017 een storting van euro 9.910,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 10 april 2017 van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en/of
(daaropvolgend) op 10 april 2017 de overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 4] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
- op 10 april 2017 de storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 4] BV en/of de overboeking op 10 april 2017 van euro 9.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 7] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
- op 10 april 2017 (telkens) een (contante) storting van euro 10.000,-- en/of euro 9.850,-- en/of euro 1.100,-- op bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
(vervolgens) op 10 april 2017 de overboeking van euro 40.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"), en/of
* - op 10 april 2017 een (contante) storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en/of op 10 april 2017 (telkens) een overboeking euro 700,-- en/of euro 18.500,-- (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en/of een overboeking van euro 1.550,-- van bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van [medeverdachte 1] (alle overboekingen) naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of (daaropvolgend) de overboeking van euro 20.270,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en/of
(vervolgens) op 10 april 2017 de overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V. naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl die [medeverdachte 1], en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten:
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en), en wel:
* op 20 maart 2017 een storting van euro 3.600,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 20 maart 2017 van euro 3.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en/of
* op 21 maart 2017 een boeking van euro 700,00 en/of een boeking van euro 200,00 en/of een boeking van euro 7.000,00 (telkens) op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 21 maart 2017 van euro 7.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] NV ("overboeking 3"), en/of
* op 22 maart 2017 een storting van euro 1.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) op 22 maart 2017 de overboeking van euro 500,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 5] ten name van [bedrijf 2] Gmbh ("overboeking 3"), en/of
* - op 10 april 2017 een storting van euro 9.910,-- op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) de overboeking op 10 april 2017 van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en/of
(daaropvolgend) op 10 april 2017 de overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 5] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
- op 10 april 2017 de storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 4] BV en/of de overboeking op 10 april 2017 van euro 9.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 7] naar bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
- op 10 april 2017 (telkens) een (contante) storting van euro 10.000,-- en/of euro 9.850,-- en/of euro 1.100,-- op bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA, en/of
(vervolgens) op 10 april 2017 de overboeking van euro 40.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"), en/of
* - op 10 april 2017 een (contante) storting van euro 9.950,-- op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en/of op 10 april 2017 (telkens) een overboeking euro 700,-- en/of euro 18.500,-- (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] Gmbh en/of een overboeking van euro 1.550,-- van bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van [medeverdachte 1] (alle overboekingen) naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of (daaropvolgend) de overboeking van euro 20.270,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en/of
(vervolgens) op 10 april 2017 de overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V. naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] ("overboeking 8"),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt
bij en/of tot het plegen van welk(e) voornoemd(e) feit(en) verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met heden te Capelle aan den IJssel en/of Amstelveen en/of Sprang Capelle in de gemeente Waalwijk, en/althans (elders) in Nederland en/of België (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- de bankrekening met het nummer [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] N.V., en/of
- de bankrekening met het nummer [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 3] BVBA,
* op verzoek van die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) (mede) ten behoeve van voornoemde overboekingen en/of stortingen (telkens) op zijn verdachtes naam te zetten, en/of
* (telkens) als formeel bestuurder van die [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 3] BVBA ten behoeve van die storting(en) en/of die overboeking(en) aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) ter beschikking te stellen;
("Zaaksdossier B/Witwassen woning: [adres]")

Voetnoten

1.HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252