Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Samenvatting
2.Het procesverloop
3.Feiten
4.De vordering
- voor recht te verklaren dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst;
- de koopovereenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden;
- [gedaagde] te veroordelen om de koopsom van € 181.333,02 terug te betalen;
- [gedaagde] te veroordelen om de kraan bij de gemeente op te halen, op straffe van een dwangsom;
- [gedaagde] te veroordelen om de schade van de gemeente ten bedrage van € 88.572,00 te vergoeden, te vermeerderen met € 5.808 per vier weken vanaf 3 juli 2021.
5.De beoordeling
Ontbinding
“Tekorten of gebreken (…) die binnen zes maanden na aflevering (…) aan het licht treden en binnen tien (10) kalenderdagen na de ontdekking schriftelijk aan Leverancier worden gemeld, zal Leverancier voor zoveel mogelijk ongedaan maken door aanvulling of – naar zijn keuze van Leverancier – herstel of vervanging (…)”.
“Iedere vordering van Afnemer ter zake van nakoming, vernietiging of ontbinding van de overeenkomst vervalt, indien hij niet op rechtsgeldige wijze tegenover Leverancier een rechtsvordering aanhangig heeft gemaakt binnen zes (6) maanden, nadat hij overeenkomstig het in (…) 10.4 bepaalde een tekort of gebrek tijdig heeft gemeld”.
schriftelijkemelding van de storing heeft niet plaatsgevonden binnen tien dagen nadat die aan het licht kwam, zo staat niet ter discussie. Dat staat in de gegeven omstandigheden echter niet aan het ontbindingsberoep van de gemeente in de weg, zo oordeelt de rechtbank. Nadat de storing op 9 december 2019 voor het eerst optrad heeft de gemeente die namelijk wel nagenoeg direct, op 10 december 2019, telefonisch aan [gedaagde] gemeld. [gedaagde] heeft de kraan daarop geïnspecteerd en geprobeerd om de storing te verhelpen. Gelet op die gang van zaken kan niet aan de gemeente worden tegengeworpen dat zij de melding niet schriftelijk heeft herhaald. Van de zijde van [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling beaamd dat begrijpelijk is dat een schriftelijke melding onder deze omstandigheden achterwege is gebleven.
garantiebepaling: 24 maanden fabrieksgarantie op onderdelen en arbeid”. Volgens [gedaagde] volgt hieruit dat de gemeente niet háár, maar uitsluitend de fabrikant, kan aanspreken voor gebreken.
Het grijpen van een boom stam/tak, met bast die niet heel vast zit en een variabele dikte heeft is op zich al moeilijk, als de bediening van de grijper eenmaal is gestopt wordt er geen extra kracht meer toegevoegd als er zich iets veranderd in de grip op de stam, en kan deze los raken. Als er dan door het in storing vallen van de machine een extra schok komt zal deze zeker een negatieve invloed kunnen hebben op de grip. En als er zich dan mensen in de gevarenzone bevinden welke daar niet horen te zijn is een ongeval met verwondingen niet uit te sluiten”. Weliswaar meldt de deskundige, zoals [gedaagde] aanvoert, dat de gebruikshandleiding voorschrijft dat zich geen personen binnen het draaibereik van de kraan (de gevarenzone) mogen bevinden, dat veilig gebruik van de kraan mogelijk is als aan dit voorschrift wordt voldaan en dat het arbeidsongeval zich niet zou hebben voorgedaan als dit voorschrift zou zijn nageleefd. Maar dat neemt niet weg dat het storingsprobleem de kans op ongelukken vergroot. De waarschijnlijkheid dat het bewuste veiligheidsvoorschrift in de praktijk niet altijd wordt nageleefd (ondanks instructie daartoe), is niet dermate gering dat voorbij kan worden gegaan aan het verhoogde veiligheidsrisico dat met een storing gepaard gaat. In lijn met het voorgaande merkt de deskundige op, waar hij benoemt dat zich mensen in de gevarenzone bevonden tijdens het arbeidsongeval, dat sprake is van voorzienbaar verkeerd gebruik waarmee de fabrikant rekening moet houden (pagina 9 van het rapport, tweede alinea).