ECLI:NL:RBOVE:2023:4351

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/08/302651 / KG RK 23-358
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring wrakingsverzoek in zorg- en contactregeling van minderjarige kinderen

Op 1 november 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster had op 5 september 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kinderrechters J.H. Olthof, C.A. Peterzon en M. van Bruggen, die belast waren met de behandeling van verschillende zaken met betrekking tot haar minderjarige kinderen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster van mening was dat haar recht op een eerlijk proces was geschonden en dat de rechters partijdig waren. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 23 oktober 2023 waren alle betrokkenen, inclusief verzoekster, niet verschenen.

De rechtbank heeft in het verleden diverse zaken met betrekking tot de kinderen van verzoekster behandeld. Verzoekster had eerder een spoedbeslissing aangevraagd over de zorg- en contactregeling, maar was van mening dat de rechters haar verzoeken vertraagden. De rechters hebben echter aangegeven dat zij zich aan de procedure hebben gehouden en dat de vertraging niet hun schuld was. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoekster onvoldoende concrete feiten heeft aangedragen die wijzen op partijdigheid van de rechters.

De wrakingskamer heeft benadrukt dat rechters worden vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoekster geen uitzonderlijke omstandigheden heeft aangetoond die deze veronderstelling zouden kunnen weerleggen. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren is genomen door de voorzitter A. van Holten en de rechters C.H. de Haan en R.F. van Aalst, en is openbaar uitgesproken op 1 november 2023. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/302651 / KG RK 23-358
Beslissing van 1 november 2023
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 5 september 2023 heeft verzoekster het verzoek tot wraking gedaan van mrs. J.H. Olthof, C.A. Peterzon en M. van Bruggen, (kinder)rechters in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaken die zijn geregistreerd onder C/08/296498 / JE RK 23-873 (opschorting omgang), C/08/296498 / JE RK 23-873 (verlenging ondertoezichtstelling/uithuisplaatsing), C/08/296498 / JE RK 23-871 (gedeeltelijke gezagsuitoefening) en 300516 FA RK 23/2017 (vervangende toestemming).
1.2.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting van genoemde zaken heeft verzoekster een verzoek tot wraking gedaan van mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling met gesloten deuren van de meervoudige kamer van 5 september 2023 en de daaraan gehechte pleitnota van verzoekster.
1.3.
Bij brief van 18 oktober 2023 hebben mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen op het wrakingsverzoek gereageerd. Zij hebben niet berust in de wraking.
1.4.
Het wrakingsverzoek van verzoekster is op 23 oktober 2023 behandeld, nadat aan alle betrokkenen gevraagd was om hun verhinderdata op te geven. Daarbij is niemand verschenen. Mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen hadden van tevoren al laten weten niet te zullen verschijnen. Dit geldt ook voor de heer [naam] (hierna: vader) en zijn advocaat, mr. L. Stam, en mevrouw drs. [curator] (bijzonder curator) en Stichting Jeugdbescherming Overijssel (Gecertificeerde Instelling, hierna: GI). De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) is zonder kennisgeving niet verschenen. Verzoekster is evenmin verschenen.

2.De feiten

2.1.
Vanaf 2015 heeft de (familie- en jeugdkamer van deze) rechtbank diverse zaken met betrekking tot de twee minderjarige kinderen van verzoekster en vader behandeld en beslist. Sinds maart 2023 is de meervoudige kamer samengesteld uit mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen. Op 16 mei 2023 en 3 juli 2023 heeft de rechtbank een spoedbeslissing genomen over de opschorting van de zorg- en contactregeling. Tijdens de zitting van 30 mei 2023 is in samenspraak met alle betrokken partijen bepaald dat op 5 september 2023 onder andere de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing zullen worden behandeld. Tijdens die zitting heeft verzoekster het verzoek tot wraking van mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen gedaan.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen haar recht op een eerlijk proces hebben geschonden “
door ervoor te zorgen dat verzoeken van mijn nooit behandeld kunnen worden omdat één van de kinderrechters de zaak naar zich toe heeft geëigend en geen enkele nieuwe procedure behandeld kan worden vóór 5 september 2023, vandaag, als zij aanwezig kan zijn.” De wrakingskamer begrijpt dit standpunt van verzoekster aldus dat mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen het recht op een behandeling van haar verzoeken binnen een redelijke termijn frustreren. Verzoekster is van mening dat een andere rechtbank, bij voorkeur binnen een ander ressort, de zaken moet behandelen en niet de rechtbank Overijssel.

4.Het standpunt van mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen

4.1.
Mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen hebben begrip voor moeders gevoel dat het relatief lang heeft geduurd voordat een mondelinge behandeling is bepaald na de spoedbeslissing van 3 juli 2023. Verzoekster heeft haar kinderen gedurende de opschorting van de zorg- en contactregeling niet gezien. Volgens mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen betekent dat niet dat de rechtbank haar rechten of die van haar kinderen heeft geschonden. De rechtbank streeft ernaar dat de zaken telkens door dezelfde rechters worden behandeld en bij de planning moet rekening worden gehouden met de verhinderdata van alle bij de procedures betrokken personen. Uit de voorgeschiedenis kan worden afgeleid dat de rechtbank steeds het beginsel van hoor- en wederhoor heeft toegepast en gelet heeft op de rechten van zowel verzoekster als de kinderen. Dat verzoekster het niet eens is met de bevindingen van de RvdK en het handelen van de GI is bekend. De conclusie dat de rechtbank de rechten van verzoekster en haar kinderen heeft geschonden – al dan niet omdat de beslissingen van de rechtbank mede op de informatie van de RvdK en de GI zijn gebaseerd – delen mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen niet. Daarbij merken zij op dat de inhoud van hun beslissingen niet ter beoordeling van de wrakingskamer is.

5.De beoordeling

5.1.
Allereerst merkt de wrakingskamer naar aanleiding van het uitstelverzoek van verzoekster het volgende op. Bij brief van 20 september 2023 is verzoekster in de gelegenheid gesteld om ten behoeve van het plannen van de mondelinge behandeling uiterlijk 29 september 2023 verhinderdata tot en met november 2023 door te geven zodat daarmee rekening kan worden gehouden. Van deze mogelijkheid heeft verzoekster geen gebruik gemaakt. Verzoekster is vervolgens bij brief van 11 oktober 2023 opgeroepen voor de behandeling van haar wrakingsverzoek op de zitting van 23 oktober 2023 om 14:00 uur bij de rechtbank, locatie Almelo. Bij e-mail van 23 oktober 2023 heeft verzoekster verzocht om uitstel van deze behandeling “
wegens meerdere ziekenhuisopnames” en “
meerdere sterftegevallen in mijn familie in de afgelopen twee weken in het buitenland”. Gelet op het zeer late tijdstip waarop verzoekster dit uitstelverzoek heeft gedaan – slechts een aantal uren voor de reeds op 11 oktober 2023 geplande zitting – en het belang van een voortvarende behandeling van het wrakingsverzoek, heeft de wrakingskamer dit verzoek afgewezen. Daarbij heeft de wrakingskamer aan verzoekster middels toezending van een Teams-link tevens de mogelijkheid van online deelname geboden. Daarvan heeft verzoekster geen gebruik gemaakt.
5.2.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechters partijdig zijn of dat zij die indruk bij verzoekster hebben gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoekster, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoekster op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechters partijdig zijn. Het uitgangspunt is dat de rechters vanwege hun aanstelling als rechters worden vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat zij vooringenomen zijn.
5.3.
De klachten van verzoekster bevatten slechts stellingen en veronderstellingen, maar geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de wrakingskamer vooringenomenheid van mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Voor zover de klachten van verzoekster zijn gericht tegen de beslissing van mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen tot opschorting van de zorg- en contactregeling c.q. de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing kan de juistheid van die beslissing niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dat kan alleen door een rechtsmiddel (zoals verzet of hoger beroep) tegen de beslissing in te stellen. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen vooringenomen waren tegen verzoekster of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft verzoekster verder niet aangevoerd. Uit het enkele feit dat mrs. Olthof, Peterzon en Van Bruggen eerder in het nadeel van verzoekster hebben beslist, kan de wrakingskamer dat niet afleiden. Ook de procesbeslissing om de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing op 5 september 2023 te behandelen, levert geen grond voor wraking op, mede gelet op de uitleg die voor de bepaling van de zittingsdag op 5 september 2023 is gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Bovendien heeft verzoekster daarmee klaarblijkelijk op 30 mei 2023 ingestemd. In het verlengde van het voorgaande heeft verzoekster onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat verwijzing van de in 1.1. bedoelde zaken naar een andere rechtbank of ressort (alsnog) aangewezen is. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer
6.1.
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, en mrs. C.H. de Haan en
R.F. van Aalst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. van der Stroom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.