ECLI:NL:RBOVE:2023:4248

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
10390605 \ CV EXPL 23-1030
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en oprichting scheidsmuur tussen buren na onrechtmatige verwijdering van heg

In deze zaak vorderde [partij A] schadevergoeding van [partij B] wegens het onrechtmatig verwijderen van een heg die de tuinen van beide partijen scheidde. [partij A] stelde dat zij geen toestemming had gegeven voor de verwijdering van de heg en eiste dat [partij B] de kosten voor het plaatsen van een nieuwe schutting vergoedde. [partij B] betwistte de vordering en stelde dat [partij A] wel toestemming had gegeven voor de verwijdering van de heg. De kantonrechter oordeelde dat [partij B] onrechtmatig had gehandeld door de heg zonder toestemming te verwijderen. De rechter stelde vast dat [partij A] recht had op schadevergoeding en dat [partij B] de helft van de kosten voor de nieuwe schutting moest vergoeden. De kantonrechter wees de vordering van [partij A] gedeeltelijk toe en compenseerde de proceskosten tussen beide partijen. Het vonnis werd uitgesproken op 24 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10390605 \ CV EXPL 23-1030
Vonnis van 24 oktober 2023
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. M. Spithoff,
tegen
[partij B],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 mei 2023;
- de mondelinge behandeling van 31 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[partij A] en [partij B] zijn het niet eens over de verwijdering van een heg die hun tuinen van elkaar scheidt. [partij A] meent dat [partij B] onrechtmatig de heg heeft verwijderd. Zij wilde de heg houden en heeft geen toestemming gegeven voor de verwijdering daarvan. [partij A] wil op kosten van [partij B] nu zelf een nieuwe schutting op de plek van de heg laten plaatsen, maar [partij B] wil daar volgens haar niet aan meewerken.
[partij B] is van mening dat [partij A] heeft ingestemd met verwijdering van de heg en het plaatsen van een schutting tussen hun tuinen. [partij B] wil de laatste onderdelen van de heg nog verwijderen en zelf een nieuwe schutting plaatsen, maar [partij A] wil daar volgens hem niet aan meewerken.
De kantonrechter is van oordeel dat [partij B] de heg niet had mogen verwijderen, daarom moet hij de helft van de kosten voor de nieuwe schutting vergoeden aan [partij A] en meewerken aan het plaatsen van een nieuwe schutting door [partij A].

3.De feiten

3.1.
[partij A] is huurder van de woning aan de [adres 1]. [partij B] is huurder van de woning aan de [adres 2]. Beide woningen zijn eigendom van deltaWonen. De tuinen behorend bij beide woningen werden gescheiden door een laurierhaag (hierna: de heg). Deze heg stond op de erfgrens.
3.2.
Op 19 september 2021 heeft [partij B] de heg op de erfgrens verwijderd. Op de plek van de heg zijn nog vijf stronken met wortels aanwezig die verwijderd moeten worden. [partij A] heeft op haar perceel ongeveer binnen een meter van de erfgrens tijdelijk oude schuttingdelen geplaatst ter afscherming van beide tuinen. Deze schuttingdelen zijn sindsdien een aantal keer omgewaaid en door [partij A] opnieuw gestut.

4.Wat willen partijen?

Wat wil [partij A] (conventie?)
4.1.
[partij A] wil dat [partij B] haar € 2.741,26 betaalt als vergoeding voor de door haar geleden schade. Dit bedrag bestaat uit de kosten voor het plaatsen van een nieuwe schutting door een hovenier, en uit de kosten voor het tijdelijk plaatsen van de oude schuttingdelen. Daarnaast wil [partij A] dat [partij B] gedoogd dat zij op de erfgrens een nieuwe schutting laat plaatsen. Voor het geval [partij B] weigert de werkzaamheden te gedogen, vraagt [partij A] een dwangsom vast te stellen van € 3.000,00 per dag. Ten slotte wil [partij A] dat [partij B] de kosten voor deze procedure vergoedt.
4.2.
[partij A] voert aan dat [partij B] onrechtmatig heeft gehandeld. De heg is van [partij A] en [partij B] samen, dus hij had de heg niet zomaar mogen verwijderen. Door dat wel te doen, heeft [partij A] schade geleden. Zij heeft kosten moeten maken voor de tijdelijke afscheiding en moet een nieuwe schutting laten plaatsen. Bovendien voelt zij zich aangetast in haar privacy. [partij A] wil niet dat [partij B] zelf een schutting plaatst, want hij wil niet uitleggen wat voor schutting hij wil plaatsen en op welke termijn.
Wat vindt [partij B] daarvan, en wat wil [partij B] zelf (reconventie)?
4.3.
[partij B] is het niet met [partij A] eens. De heg is van deltaWonen. [partij A] heeft [partij B] (in het bijzijn van zijn vriendin) mondeling toestemming gegeven voor het verwijderen van de heg. [partij B] wilde de heg op eigen kosten verwijderen en ook op eigen kosten een nieuwe schutting laten plaatsen. De enige reden dat er nu nog geen schutting staat, is dat [partij A] niet meewerkt aan het plaatsen ervan. Zij vond het te lang duren en heeft toen de oude schuttingdelen in de weg gezet waardoor de werkzaamheden niet door kunnen gaan. [partij B] is nog steeds bereid op eigen kosten een nieuwe schutting te plaatsen, maar durft de tijdelijke schuttingdelen niet weg te halen omdat [partij A] steeds boos wordt. Ook [partij B] voelt zich in zijn privacy aangetast. Van schade aan de kant van [partij A] is geen sprake, want het kan opgelost worden als zij meewerkt.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

Heeft [partij B] onrechtmatig gehandeld tegenover [partij A]?
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat [partij B] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [partij A] door de heg zonder haar toestemming te verwijderen.
5.2.
Iemand handelt onrechtmatig als diegene inbreuk maakt op een recht van een ander, of als diegene in strijd handelt met hoe men zich in het maatschappelijk verkeer hoort te gedragen. [1]
5.3.
Vaststaat dat [partij B] de heg heeft verwijderd, en dat daardoor de tuinen van [partij A] en [partij B] over en weer toegankelijk en zichtbaar waren. [partij A] heeft gesteld dat [partij B] tegenover haar onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op haar eigendomsrecht, omdat de heg ook van haar was. [partij B] heeft gemotiveerd betwist dat de heg van hen is, en heeft gezegd dat deltaWonen de eigenaar van de heg is. De kantonrechter kan daarom op dit moment niet vaststellen dat de heg van [partij A] en [partij B] is, en dus ook niet dat sprake is van inbreuk op het eigendomsrecht van [partij A]. Dit betekent echter niet dat geen sprake is van onrechtmatig handelen. Het weghalen van een heg tussen twee tuinen in waardoor deze niet meer gescheiden zijn, maakt een inbreuk op de privacy van de bewoners. Als kan worden vastgesteld dat [partij B] de heg zonder toestemming heeft verwijderd, heeft hij in strijd gehandeld met hoe hij zich in het maatschappelijk verkeer hoort te gedragen.
5.4.
Volgens [partij B] heeft [partij A] toestemming gegeven voor het verwijderen van de heg en het plaatsen van een schutting. Hij is [partij A] een paar dagen voor het verwijderen van de heg tegengekomen in de steeg tussen hun woningen in. Hij heeft haar toen verteld dat hij geen tijd heeft om de heg te onderhouden en dat hij die daarom wil vervangen door een schutting. [partij A] zou daarmee toen hebben ingestemd. [partij A] erkent dat het gesprek in de steeg heeft plaatsgevonden en dat [partij B] toen heeft verteld dat hij weinig tijd heeft en dat hij de heg wilde verwijderen en vervangen. [partij A] heeft toen echter geen toestemming gegeven. Volgens [partij A] dacht [partij B] toen nog dat de heg van hem was, maar zij heeft gezegd dat dat volgens haar niet zo is. Zij wilde de heg niet kwijt, en wilde eerst contact opnemen met deltaWonen om te vragen hoe het precies zat met de heg. Voordat zij dat kon doen, had [partij B] de heg al verwijderd, aldus [partij A].
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit productie 2 bij dagvaarding blijkt dat [partij A] na de verwijdering van de heg snel contact heeft opgenomen met deltaWonen. deltaWonen heeft op 23 september 2021 (dus vier dagen na het verwijderen van de heg) namelijk per e-mail bevestigd dat de heg onrechtmatig is verwijderd door [partij B] en vermeldt bovendien dat dit met [partij A] én [partij B] is besproken. De e-mail van deltaWonen ondersteunt de stellingen van [partij A], namelijk dat zij het vanaf het begin niet eens is geweest met verwijdering van de heg. [partij B] heeft zijn stellingen dat [partij A] toestemming heeft gegeven in het licht van de onderbouwde stelling van [partij A] onvoldoende onderbouwd met feiten. Zo heeft hij niet concreet kunnen maken wat [partij A] in de steeg precies heeft gezegd en wat precies de afspraken waren. Verder heeft hij de inhoud van de brief van deltaWonen niet weersproken en daarvoor ook geen uitleg kunnen geven. De e-mail van deltaWonen ontkracht de stellingen van [partij B] die meent dat [partij A] pas weken na het verwijderen van de heg boos werd en kwam klagen. [partij B] heeft weliswaar bewijs aangeboden van zijn stellingen door het horen van zijn vriendin als getuige, maar aan bewijslevering komt de kantonrechter past toe als partijen hun stellingen in eerste instantie voldoende hebben gemotiveerd en onderbouwd. [partij B] heeft dat gelet op het voorgaande niet gedaan.
De kantonrechter stelt daarom vast dat [partij A] geen toestemming heeft gegeven voor het verwijderen van de heg. [partij B] heeft de heg dus onrechtmatig verwijderd. [partij B] heeft weliswaar aangeboden zelf een schutting op de erfgrens te plaatsen, maar dat doet er niet aan af dat het verwijderen van de heg onrechtmatig is geweest.
Wie mag bepalen welke schutting er komt, en wie moet daarvoor betalen?
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [partij A] mag bepalen welke schutting er nu zal worden geplaatst. [partij A] en [partij B] moeten allebei voor de helft bijdragen in de kosten voor de nieuwe schutting. De kantonrechter legt dat uit.
5.7.
Iedere eigenaar van een perceel kan vorderen dat de eigenaar van een naastgelegen perceel meewerkt aan het plaatsen van een scheidsmuur (schutting) van twee meter hoog op de erfgrens. [2] Dit betekent dat als een eigenaar een schutting wil maar zijn buurman niet, dat de eigenaar naar de rechter kan gaan om de buurman te dwingen mee te werken aan het plaatsen van die schutting. De buurman moet dan ook de helft van de kosten voor het plaatsen van de schutting betalen. Op grond van jurisprudentie kunnen huurders ook een beroep doen op dit artikel, omdat een scheidsmuur in de eerste plaats bedoeld is om de privacy van de bewoners van de percelen te beschermen. [3] Daarnaast is een heg op de erfgrens géén scheidsmuur als bedoeld in het genoemde artikel. Een eigenaar of huurder kan daarom van de buren verlangen dat een heg wordt verwijderd en wordt vervangen door een schutting van twee meter hoog. [4] [partij B] had [partij A] dus via de rechter kunnen dwingen mee te werken aan het verwijderen van de heg, en ook mee te werken aan het plaatsen van een schutting van twee meter hoog op de erfgrens. Hij had in dat geval ook kunnen vorderen dat [partij A] de helft van de kosten zou moeten betalen. In feite is dit wat [partij B] in deze procedure alsnog gedeeltelijk vordert. Hij wil namelijk dat [partij A] alsnog meewerkt aan het plaatsen van de schutting door hemzelf.
5.8.
[partij B] heeft er niet voor gekozen om naar de rechter te gaan, maar heeft zelf de heg verwijderd. Omdat [partij B] degene is die op deze manier onrechtmatig heeft gehandeld, mag [partij A] bepalen welke schutting er nu gaat komen. [partij B] heeft door zijn handelen immers inbreuk gemaakt op de privacy van [partij A] als gevolg waarvan zij zich afgelopen maanden niet op haar gemak heeft gevoeld in haar eigen woning. [partij B] moet dus meewerken aan het laten plaatsen van een nieuwe schutting.
5.9.
[partij A] heeft gevorderd [partij B] te veroordelen de volledige kosten van de nieuwe schutting aan haar te vergoeden. De kantonrechter is van oordeel dat [partij B] de helft van de kosten aan [partij A] moet betalen om de volgende redenen. [partij B] heeft onrechtmatig gehandeld tegenover [partij A]. Hij is daardoor verplicht de schade te vergoeden die [partij A] als gevolg van dat handelen lijdt. De vraag is welke schade door dat handelen is veroorzaakt. Om de schade vast te stellen moet een vergelijking worden gemaakt tussen de situatie die zou zijn ontstaan als [partij B] naar de rechter was gegaan om [partij A] te dwingen mee te werken aan verwijdering van de heg en de situatie die is ontstaan door het onrechtmatig handelen van [partij B]. Als [partij B] het goed had gedaan en naar de rechter was gegaan had [partij A] gedwongen kunnen worden mee te werken aan verwijdering van de heg en ook gedwongen kunnen worden de helft van de kosten voor de nieuwe schutting te betalen. [partij B] heeft de heg echter onrechtmatig verwijderd, waardoor [partij A] nu mag bepalen welke nieuwe schutting er komt en door wie die zal worden geplaatst. Als opdrachtgever zal zij in eerste instantie de volledige kosten voor de nieuwe schutting moeten betalen aan degene die de schutting gaat plaatsen. In de situatie die zou zijn ontstaan als [partij B] naar de rechter was gegaan had [partij A] dus de helft van de kosten voor de nieuwe schutting moeten betalen en in de situatie die is ontstaan door het onrechtmatig handelen zal [partij A] de volledige kosten voor de schutting moeten betalen. Het verschil daartussen is aan te merken als schade die [partij B] door zijn handelen heeft veroorzaakt. Hij moet daarom de helft van de kosten voor de nieuwe schutting aan [partij A] betalen.
Voor de hoogte van de te maken kosten voor de nieuwe schutting gaat de kantonrechter uit van de offerte die is overgelegd door [partij A]. Deze offerte is gespecificeerd en duidelijk. [partij B] heeft zelf ook een offerte overgelegd, maar hier blijkt niet uit om wat voor schutting het gaat, van welk materiaal en of de montage erbij is inbegrepen.
5.10.
Ten slotte moet [partij B] ook de kosten die [partij A] heeft gemaakt voor het stutten van de tijdelijke schutting vergoeden. [partij A] heeft de tijdelijke schutting geplaatst, omdat zij geen privacy meer had. [partij B] had in de eerste plaats toestemming moeten vragen aan [partij A] voor het verwijderen van de heg, maar van hem mocht ook verwacht worden dat hij de nieuwe schutting snel zou plaatsen nadat hij de heg eenmaal had verwijderd. Nu is er onnodig veel tijd verstreken. Door het plaatsen van de tijdelijke schutting heeft [partij A] de inbreuk op de privacy verminderd, maar wel kosten gemaakt. Kosten die zij niet had hoeven maken als [partij B] de heg niet had verwijderd. [partij B] heeft niet weersproken dat [partij A] deze kosten heeft gemaakt.
Wat zijn de gevolgen van het voorgaande voor de vorderingen van [partij A] en [partij B]?
5.11.
[partij A] vordert betaling door [partij B] van € 2.741,26 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Deze vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.397,61 (de helft van de kosten voor de schutting en de vergoeding voor het stutten van de tijdelijke schutting). De wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding wordt ook toegewezen, omdat [partij B] sinds het verwijderen van de heg verplicht is de helft van de nieuwe schutting te vergoeden en daarmee dus in verzuim is.
Daarnaast vordert [partij A] dat [partij B] wordt verplicht het plaatsen van een nieuwe schutting te gedogen. Dit wordt toegewezen. Omdat [partij B] zelf ook een schutting wil, is een extra prikkel om hem mee te laten werken in de vorm van een dwangsom niet nodig.
5.12.
Omdat de kantonrechter van oordeel is dat [partij A] nu de opdracht mag geven tot het plaatsen van een nieuwe schutting hoeft [partij A] niet mee te werken aan het laten plaatsen van een schutting door [partij B] zelf. De vordering van [partij B] wordt daarom afgewezen.
5.13.
Aangezien zowel [partij A] als [partij B] (deels) ongelijk krijgen zal de kantonrechter de kosten van de procedure tussen beiden compenseren in die zin dat zij beiden hun eigen kosten voor de procedure moeten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [partij B] tot betaling aan [partij A] van € 1.397,61, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [partij B] alle werkzaamheden die gemoeid gaan met het plaatsen van een schutting op de erfgrens door of in opdracht van [partij A] te gehengen en te gedogen;
6.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen van [partij B] af,
6.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Zie artikel 5:49 BW.