ECLI:NL:RBOVE:2023:4210

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
08.018980.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gevaar voor goederen, leven en zwaar lichamelijk letsel

Op 26 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan het medeplegen van poging tot doodslag en het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 november 2022, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een Cobra 6 vuurwerk door het raam van de slaapkamer van het slachtoffer heeft gegooid. Het slachtoffer, die op dat moment in haar woning was, raakte ernstig gewond toen het vuurwerk explodeerde in haar hand, wat leidde tot het verlies van haar duim, wijsvinger en middelvinger, evenals brandwonden aan haar gezicht en hals. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten bewust de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel voor het slachtoffer hebben aanvaard. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar was door de explosie van het vuurwerk. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en de rechtbank heeft een hogere straf opgelegd dan door het Openbaar Ministerie was geëist, gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.018980.23 (P)
Datum vonnis: 26 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S Leusink-van Dijk en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. Tanoğlu, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , door mr. O. Emre, advocaat in Rotterdam is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) opzettelijk van het leven te beroven, dan wel;
feit 1 subsidiair:al dan niet samen met anderen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel;
feit 1 meer subsidiair:al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2 primair:al dan niet samen met anderen opzettelijk een cobra tot ontploffing heeft gebracht, dan wel;
feit 2 subsidiair:openlijk geweld heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats 1] , gemeente [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of aangestoken en/of tot ontbranding gebracht en/of
- (vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] ) heeft gegooid en/of gedeponeerd,
waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, (aldaar) is ontploft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats 1] , gemeente [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer)
- verminking van/aan de rechterhand en/of
- verlies van de (rechter) duim, wijsvinger en/of middelvinger en/of
- inwendig spier-, bot- en/of peesletsel aan de rechterhand en/of
- een of meerdere brandplekken en/of brandwonden en/of schaafwonden op/aan het gezicht, het hoofd, de hals, de borst, het been en/of de (linker)arm, althans op/aan het lichaam, en/of
- (permanente) gehoorbeschadiging,
heeft toegebracht, door:
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of
- (vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] ) te gooien en/of te deponeren,
waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, (aldaar) is ontploft;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats 1] , gemeente [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of aangestoken en/of tot ontbranding gebracht en/of
- (vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] ) heeft gegooid en/of gedeponeerd,
waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, (aldaar) is ontploft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats 1] , gemeente [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door:
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of
- (vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de woning (gelegen op/aan de [adres] ) te gooien en/of te deponeren,
waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, (aldaar) tot ontploffing kwam, en daarvan:
- gemeen gevaar voor de woning en/of de in de woning en/of zich in de nabijheid van die woning/ aangrenzende percelen aanwezige goederen en/of de in de woning aanwezige hond, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
- levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en/of de omwonenden en/of zich in de woning en/of zich in de nabijheid van de woning en/of aangrenzende percelen bevindende personen,
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats 1] , gemeente [plaats 1] , althans in Nederland,
openlijk, te weten op/aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , en/of een goed, te weten de woning gelegen op/aan de [adres] en/of de in de woning aanwezige goederen en/of de in de woning aanwezige hond, bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit:
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of
- (vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de voornoemde woning te gooien en/of te deponeren, waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, (aldaar) tot ontploffing kwam.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zowel vooraf, ten tijde van het misdrijf en daarna, naar uiterlijke verschijningsvorm met zijn drieën opgetrokken. Hieruit is af te leiden dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten.
Door een Cobra 6 aan te steken en in de slaapkamer van [slachtoffer] te gooien hebben de verdachten de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood aanvaard. Daarbij is het algemeen bekend dat het tot ontploffing brengen van zwaar vuurwerk altijd een gevaarzettend karakter heeft.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het zogeheten dubbele opzet ontbreekt waardoor er geen sprake kan zijn van medeplegen voor feiten 1 en 2.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat het voorwaardelijke opzet op de dood of het zwaar lichamelijk letsel ontbreekt.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich subsidiair op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van gemeen gevaar voor omliggende goederen, zoals woningen of andere zaken om en nabij de woning. Wel kan vernieling of openlijk geweld worden aangenomen. Daarom wordt verzocht de verdachte van het onder feit 2 primair ten laste gelegde vrij te spreken. De raadsvrouw heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd wat betreft het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De vaststelling van de feiten en omstandigheden (feiten 1 en 2)
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting
de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op dinsdagavond 22 november 2022 zijn verdachte en zijn medeverdachten, [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2] ) in de woning van verdachte om de verjaardag van verdachte te vieren. Laat op de avond besluiten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte om een rondje te gaan wandelen. Het drietal arriveert rond 22.45 uur bij de woning van [slachtoffer] . Zij bellen en kloppen aan, maar er komt geen reactie van [slachtoffer] . Wel meldt [naam] , het hondje van [slachtoffer] , zich bij de deur. Verdachte haalt een meegebrachte Cobra tevoorschijn. [medeverdachte 1] zegt dat de Cobra niet door de brievenbus gegooid moet worden omdat dit zielig is voor de hond. De Cobra wordt aangestoken en door het slaapkamerraampje in de slaapkamer van [slachtoffer] gedeponeerd. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte maken zich vervolgens uit de voeten. Terwijl zij teruglopen naar de woning van verdachte, klinkt een knal en het geschreeuw/gegil van een vrouw.
[slachtoffer] , die op het moment dat de Cobra in de slaapkamer wordt gegooid in de woonkamer is, reageert niet op het bellen en kloppen van verdachte en zijn medeverdachten. Op een gegeven moment hoort zij gerommel en ziet zij een lichtje in de slaapkamer. Zij gaat naar de slaapkamer en ziet daar een voorwerp. Zij pakt dit voorwerp op en op dat moment ontploft het in haar rechterhand. [slachtoffer] loopt ernstige verwondingen op. Haar duim, wijsvinger en middelvinger zijn verloren gegaan. De verminking aan haar rechterhand is zodanig ernstig dat dit niet meer is te herstellen. Daarnaast loopt zij brandwonden op bij haar hoofd en hals.
De overwegingen van de rechtbank
Aan verdachte is (primair) ten laste gelegd dat hij als medepleger betrokken is bij een poging tot doodslag van [slachtoffer] door een Cobra in haar slaapkamer te gooien. Ook is hem ten laste gelegd dat hij als medepleger is betrokken bij het tot ontploffing brengen van een Cobra.
Medeplegen
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er sprake is van medeplegen. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen moet sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Hierbij moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht zijn. De vraag wanneer samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich volgens de Hoge Raad niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Aan het bewijs van medeplegen hoeft het niet zelfstandig verrichten van een uitvoeringshandeling niet zonder meer in de weg te staan. Ook hoeft niet iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage van de andere medepleger.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte zijn samen vanuit de woning van de verdachte vertrokken en zijn samen naar de woning van [slachtoffer] gelopen. [getuige 1] heeft verklaard dat ‘ze’, zijnde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte, hebben gezegd dat ze naar [slachtoffer] zouden gaan. Verdachte heeft verklaard dat er is aangebeld en aangeklopt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ook hij heeft aangebeld. [slachtoffer] heeft hier niet op gereageerd. Verdachte verklaart ook dat hij het hondje van [slachtoffer] heeft gezien en dat [medeverdachte 1] heeft gezegd dat de Cobra niet door de brievenbus moest worden gegooid vanwege de hond. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte op enig moment nadat hij de Cobra tevoorschijn had gehaald, wist dat het de bedoeling was om deze Cobra tot ontploffing te brengen in de woning van [slachtoffer] .
Hoewel niet kan worden vastgesteld wie van de drie verdachten de Cobra heeft aangestoken en ook niet wie van hen de Cobra in de slaapkamer van [slachtoffer] heeft gedeponeerd, staat vast dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte op dat moment bij de woning van [slachtoffer] waren. Ook staat vast dat verdachte een Cobra bij zich had, dat deze Cobra op enig moment bij de woning van [slachtoffer] tevoorschijn is gekomen en is aangestoken. Verder staat vast dat déze Cobra vervolgens door het slaapkamerraam van [slachtoffer] is gedeponeerd en in de slaapkamer is ontploft. Verdachte is samen met de anderen weggelopen en heeft toen zij wegliepen het geschreeuw van [slachtoffer] gehoord. Bij terugkomst in de woning van verdachte is door een van de verdachten gezegd: “we hebben gegooid”. Dit wordt zowel door [getuige 2] , [getuige 3] als door [getuige 1] verklaard.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte gezamenlijk zijn opgetrokken en dat zij op essentiële momenten samen waren. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd terwijl er verschillende momenten waren waarop dit mogelijk was geweest. Hij heeft ook een rol van betekenis gespeeld door de Cobra met zich mee te nemen en tevoorschijn te halen bij de woning van [slachtoffer] . Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte een rol van betekenis heeft gespeeld die geduid kan worden als medepleger.
Ten aanzien van feit 1
Nu de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het medeplegen ziet zij zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] heeft gehad.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] niet reageerde op het aanbellen en kloppen. Hoewel haar hondje wel thuis was, dacht hij dat [slachtoffer] niet thuis zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat wanneer er op een doordeweekse dag, namelijk op een dinsdagavond rond 22.45 uur, niet open wordt gedaan, iemand niet thuis is. Het is een moment van de dag waarop het zeker niet ongebruikelijk is dat mensen al in bed liggen en slapen. Ook is het niet ongebruikelijk dat mensen, en zeker alleenstaande vrouwen, op dit tijdstip niet open doen voor onaangekondigd bezoek. Verdachte kende de woning en wist dat het openstaande raampje een raampje van de slaapkamer van [slachtoffer] betrof.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het niet onvoorzienbaar was dat de Cobra door [slachtoffer] zou worden opgepakt. Wanneer iemand in zijn of haar woning een brandend projectiel ziet, is het geen onbegrijpelijke reactie om te gaan kijken en op dat moment te handelen naar of reageren op wat hij of zij ziet. Dit reageren kan er ook uit bestaan dat iemand (uit een reflex) het projectiel oppakt met de bedoeling dit zo snel mogelijk uit de woning te verwijderen, zoals [slachtoffer] heeft gedaan.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgt dat bij (vrijwel) direct contact van een exploderende Super Cobra 6 met het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon er gevaar voor dodelijk letsel ontstaat. Uit de letselbeschrijving van de GGD-arts volgt dat er brandwonden aan het gezicht en de hals van [slachtoffer] zijn vastgesteld. Hieruit is af te leiden dat de ontploffing die in de hand van [slachtoffer] plaatsvond ook nabij het gezicht was waardoor [slachtoffer] dodelijk gewond had kunnen raken.
Een Cobra 6 is professioneel vuurwerk dat veel gevaar oplevert.
Door samen met anderen in de late avond een brandende Cobra in de slaapkamer van [slachtoffer] te gooien heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze Cobra in de nabijheid van [slachtoffer] tot ontploffing zou komen en dat zij hierbij dodelijk letsel zou oplopen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde, het medeplegen van een poging tot doodslag, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Naast het medeplegen van een poging tot doodslag is aan verdachte ook het medeplegen van het ontploffing brengen van de Cobra ten laste gelegd waarbij er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Zoals al bij feit 1 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het niet opendoen van een deur na aanbellen en kloppen niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat een bewoner niet thuis is. Het naar binnen gooien van een brandend explosief projectiel in een slaapkamer van een woning levert naar algemene ervaringsregels een voorzienbaar gevaar op brand en rookontwikkeling op en daarmee gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor personen. In een slaapkamer bevinden zich over het algemeen brandbare materialen zoals bedtextiel en (synthetische) kleding. Uit het rapport van het NFI volgt dat door de hitte die vrijkomt bij de explosie, licht ontvlambare omgevingsmaterialen kunnen ontsteken en zo tot brand van omgevingsmaterialen en tot brandwonden bij personen kunnen leiden. Uit het proces-verbaal van het onderzoek op het plaats delict volgt dat, gezien de aangetroffen situatie, bij de explosie gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Er is een aanzienlijke hoeveelheid brandbare materialen aangetroffen vlakbij de explosiehaard. Er had een brand kunnen ontstaan die zich tot een oncontroleerbare brand had kunnen ontwikkelen.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en zijn mededaders door het in de woning deponeren van een brandende Cobra bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er door de hitte of explosie brand zou ontstaan waardoor eenvoudig veel schade aan de woning van [slachtoffer] , maar ook aan de boven- of naastgelegen woningen had kunnen ontstaan. Dat er ook sprake was van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] , heeft de rechtbank hiervoor bij feit 1 reeds overwogen.
Gelet op hetgeen hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 22 november 2022 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- een Super Cobra 6, met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of aangestoken en/of tot ontbranding gebracht en
- vervolgens deze Super Cobra 6, door een raam van de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] ) heeft gedeponeerd,
waardoor deze Super Cobra 6 in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en waarna deze Super Cobra 6, aldaar is ontploft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 22 november 2022 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging anderen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door:
- een Super Cobra 6, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en
- vervolgens deze Super Cobra 6, door een raam van de woning (gelegen aan de [adres] ) te deponeren,
waardoor deze Super Cobra 6, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en waarna deze Super Cobra 6, aldaar tot ontploffing kwam, en daarvan:
- gemeen gevaar voor de woning en de zich in de nabijheid van die woning en aangrenzende percelen aanwezige goederen en de in de woning aanwezige hond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
- levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en de omwonenden en zich in de woning en zich in de nabijheid van de woning en/of aangrenzende percelen bevindende personen,
in elk geval levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 157 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van vier en een half jaar met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een deels voorwaardelijke straf moet worden opgelegd met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige en gevaarlijke strafbare feiten. Hij heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door samen met de anderen brandend zwaar vuurwerk door het raam haar slaapkamer in te brengen. [slachtoffer] is ernstig gewond geraakt toen ze dit oppakte en het in haar hand ontplofte. Dat dit niet (nog) veel ernstiger is afgelopen - zij had hierdoor haar leven kunnen verliezen - is niet aan verdachte te danken. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft op geen enkele manier rekening gehouden met het gevaar dat zijn handelen voor [slachtoffer] heeft opgeleverd. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat de impact voor [slachtoffer] enorm is. Niet alleen moet zij leren leven met een ernstige verminking van haar hand die haar in haar dagelijkse leven zeer beperkt, ook is zij angstig bij het horen van harde knallen. Zij heeft last van nachtmerries en slapeloze nachten. Daarnaast heeft het haar veel wantrouwen en verdriet opgeleverd.
Verdachte heeft met zijn handelen bovendien levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van de bewoners van de naast- en bovengelegen woningen veroorzaakt en gevaar voor de woning en goederen van [slachtoffer] en de omwonenden. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut volgt dat er voorafgaand aan de explosie gevaar voor brand is. Bij de ontploffing van een Super Cobra 6 ontstaat er altijd gevaar voor materiële schade. Er had gemakkelijk een brand kunnen ontstaan die zich op oncontroleerbare wijze had kunnen uitbreiden. Verdachte heeft hier op geen enkele wijze rekening mee gehouden.
Feiten als deze veroorzaken daarbij ook gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte, zij het langer dan vijf jaren geleden, is veroordeeld voor strafbare feiten waaronder vermogensdelicten met geweld. Verder is een zaak met betrekking tot huiselijk geweld in september 2022 voorwaardelijk geseponeerd.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van 17 april 2023 waarin over de verdachte is gerapporteerd door H.A. de Jonge, GZ-psycholoog (hierna ook: de psycholoog). De psycholoog concludeert dat er sprake is van een autismespectrum stoornis bij verdachte. Er is sprake van deficiënties in de sociale communicatie en interactie, in wederkerigheid. Er zijn ook problemen in het non-verbale communicatieve gedrag en problemen in het ontwikkelen en onderhouden van relaties. De verdachte heeft moeite met verandering, moeite met het overzien van dingen en er is sprake van gefixeerde interesses. Over zijn verdere gedrag is weinig duidelijk, maar er lijken wel antisociale trekken te zijn.
Ook zijn er problemen met middelengebruik, te weten cannabis, cocaïne en alcohol.
Deze stoornissen waren ook aan de orde ten tijde van het ten laste gelegde. Bij een bewezenverklaring zou het drank- en cocaïnegebruik behandeld moeten worden. De kans op recidive wordt als matig ingeschat.
Door de psycholoog wordt geadviseerd om bij een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Gezien zijn neiging om zijn eigen gang te gaan wordt geadviseerd er een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) bij op te leggen. Verder is er reden om verdachte langdurig onder controle van de reclassering te houden.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 24 mei 2023. De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met hierbij een aantal bijzondere voorwaarden. Verder wordt er geadviseerd een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Ook wordt een GVM maatregel geadviseerd.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur op zijn plaats is. De bewezenverklaarde feiten zijn zeer ernstig en het letsel dat aan [slachtoffer] is toegebracht is dat ook. Zij is voor de rest van haar leven verminkt aan haar hand, een heel zichtbare plek van haar lichaam. Zij zal door het letsel haar hand, zonder hulpmiddelen, nooit meer normaal kunnen gebruiken. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank dit zwaar mee laten wegen. Daarbij komt dat met name dit soort aanslagen op woningen veelvuldig in het nieuws is en het niet aan de maatschappij is uit te leggen dat de daders hier zonder (langdurige) detentie van af komen. Feiten als deze kunnen niet getolereerd worden en dienen ook vanuit het oogpunt van generale preventie zwaar te worden bestraft.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank legt een hogere straf op dan door het Openbaar Ministerie is geëist. De rechtbank komt hiertoe omdat zij van oordeel is dat dit meer recht doet aan deze zaak. De verdachte heeft al een fors strafblad met veroordelingen voor onder andere geweldsdelicten. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. Dit handelen was niet alleen gevaarzettend voor [slachtoffer] en voor de woning van [slachtoffer] , maar ook voor de (bewoners van de) omliggende woningen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van de benadeelde

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 97.240,19 (zegge: zevenennegentigduizend tweehonderdveertig euro en negentien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Taxikosten € 450,00;
- Ontruiming woning € 460,00;
- Eigen risico 2022 € 385,00;
- Kosten o.b.v. urenoverzicht bewindsbureau € 1.890,77;
- Kosten familie € 19.054,42;
- Ziekenhuisdaggeldvergoeding € 496,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 40.000,00 gevorderd.
Daarnaast vordert [slachtoffer] een bedrag van € 35.000,00 als affectieschade voor haar ouders.
Toelichting op de vordering door mr. Emre
Ter terechtzitting heeft mr. Emre de vordering nader toegelicht. Desgevraagd beaamt hij dat de vordering laat is ingediend. De reden hiervan is dat de nadere onderbouwing van enkele schadeposten nog niet gereed was. Pas zeer recent zijn de laatste bewijsmiddelen, zoals bonnen en nota’s, aangeleverd. De vordering is echter niet té laat ingediend. In artikel 51g van het wetboek van strafvordering (Sv) is bepaald dat de vordering voor het requisitoir van de officier van justitie moet worden gedaan. Hier is aan voldaan. De vordering betreft verder voor de hand liggende schadeposten. Het is een eenvoudige en overzichtelijke vordering die de verdachte had kunnen zien aankomen. Onder verwijzing naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 2019 [1] wordt nog opgemerkt dat de rechter terughoudend moet zijn met het niet-ontvankelijk verklaren van vorderingen en het verwijzen ervan naar de civiele rechter. Er worden dan rechten aan het slachtoffer ontnomen. Daarbij is het voor het slachtoffer ook niet wenselijk dat zij nog een civiele procedure moet voeren. Wat betreft de affectieschade wordt nog opgemerkt dat het in de memorie van toelichting genoemde percentage van 70% functiebeperking slechts een indicatie is. Het moet gaan om de zeer bijzondere ernst van het letsel en daar is in dit geval zeker sprake van. Mocht de verdediging van mening zijn dat de vordering ingewikkeld is, verzoekt mr. Emre een schriftelijke ronde in te lassen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de materiële schade, voor zover deze ziet op de kosten die de familie gemaakt heeft, niet ontvankelijk verklaard zou moeten worden. De beoordeling van deze schadepost levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De overige gevorderde materiële schade, betreffende een bedrag van € 3.681,77, kan worden toegewezen.
Wat betreft de immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat [slachtoffer] recht heeft op een immateriële schadevergoeding. Welke bedrag passend en geboden is, wordt ter beoordeling overgelaten aan de rechtbank.
Wat betreft de affectieschade van de ouders stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Het is de vraag of er voldaan is aan de wettelijke vereisten voor het toekennen van affectieschade. Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden waardoor de beoordeling van deze vraag het strafproces te veel belast.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering veel te laat is ingediend, de ochtend voor de aanvang van de inhoudelijke behandeling in de middag, terwijl zij die ochtend al bijtijds moest vertrekken om op tijd te zijn voor de zitting. Het gaat om een omvangrijk pakket stukken met heel veel bonnen. De raadsvrouw is, vanwege de reistijd, niet meer in de gelegenheid geweest de vordering op een deugdelijke wijze inhoudelijk voor te bereiden en met haar cliënt te bespreken. Het is aan de raadslieden van de medeverdachten te danken dat zij überhaupt voor de zitting kennis heeft kunnen nemen van de vordering, omdat zij haar de vordering hebben doorgestuurd.
Inhoudelijk merkt de raadsvrouw ten aanzien van de vordering op dat een deel van de materiële kosten zou moeten worden afgewezen omdat deze niets met de strafzaak te maken hebben. Zo zijn er bonnen van een hotel voor een verblijf in begin september 2022 terwijl het feit pas in november 2022 heeft plaatsgevonden. Ook zijn er kosten voor eten en overnachtingen voor de familie gedeclareerd die niet noodzakelijk zijn. Van enkele taxiritten is de relatie met het strafbare feit onduidelijk. Ook de kosten van de bewindvoering kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat deze niet met de strafzaak te maken hebben. De overige kosten moeten niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ook de door de ouders gevorderde affectieschade zou moeten worden afgewezen en anders niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
Wat betreft de immateriële schade van [slachtoffer] geldt dat deze toewijsbaar is. De hoogte van het bedrag is aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De benadeelde partij laat zich bijstaan door mr. Emre. Mr. Emre was aanwezig tijdens de regiezitting van 31 augustus 2023 en tijdens de zittingen tegen de medeverdachten op 3 oktober 2023 en op 9 oktober 2023. Mr. Emre heeft tijdens de regiezitting kenbaar gemaakt dat er een vordering tot vergoeding van de schade kon worden verwacht. In de weken daarop is door het openbaar ministerie, ook op verzoek van de rechtbank, gerappelleerd en aan de raadsman verzocht om de vordering. De vordering in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] is vervolgens ingediend op maandag 2 oktober 2023 aan het einde van de middag, terwijl de inhoudelijke behandeling in zijn zaak aanving op 3 oktober 2023 om 13.30 uur. De vordering in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 2] is ingediend op vrijdag 6 oktober 2023 om 18.00 uur, terwijl de inhoudelijke behandeling in zijn zaak aanving maandag 9 oktober 2023 om 9.00 uur. De vordering in de onderhavige zaak is ingediend op donderdag 12 oktober 2023 om 10.35 uur. De inhoudelijke behandeling van de zaak ving aan op 12 oktober 2023 om 13.30 uur. Tijdens de eerste zittingsdag in deze zaak vond de inhoudelijke behandeling van de zaak van [medeverdachte 1] plaats. Tijdens de zitting is door zowel de rechtbank, de officier van justitie en de raadsvrouw van [medeverdachte 1] , richting mr. Emre uitgebreid over deze gang van zaken gesproken en ook duidelijk ongenoegen uitgesproken over het late tijdstip van indienen van de vordering in zijn zaak. Desondanks werd de vordering in de zaak van [medeverdachte 2] , die enkele dagen later op de tweede zittingsdag in deze zaak inhoudelijk werd behandeld, opnieuw zeer kort voor de zitting ingediend. Dit heeft er toe geleid dat opnieuw op niet mis te verstane wijze door de rechtbank, de officier van justitie en de raadsman van [medeverdachte 2] , ter terechtzitting richting mr. Emre ongenoegen is geuit over deze gang van zaken. Desondanks werd ook in de zaak van de verdachte, die behandeld werd op de derde zittingsdag in deze zaak, wederom enkele dagen later, de vordering pas zeer kort voor de zitting ingediend, nota bene enkele uren voor de aanvang van de inhoudelijke behandeling.
Opmerking verdient dat de vorderingen in alle zaken gelijkluidend zijn, lijvig en voorzien van vele bewijsstukken. De vordering laat zich gelet daarop niet in korte tijd voorbereiden. Tussen de inhoudelijke behandeling van de verschillende zaken zaten steeds enkele dagen, waarmee ook tussendoor nog tijd was om de in te dienen.
Kader
De wetgever heeft ervoor gekozen om in het strafproces een mogelijkheid tot het instellen van een vordering door de benadeelde partij(en) mogelijk te maken. Het doel dat de wetgever hiermee heeft, is dat er voor een slachtoffer van een strafbaar feit een eenvoudige en laagdrempelige procedure bestaat tot het vergoeden van de door het slachtoffer geleden schade als gevolg van het strafbare feit. Als de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, kan de strafrechter de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Gelet op het grote belang van de benadeelde partij om op een eenvoudige wijze de schade te verhalen moet de rechter enerzijds terughoudend zijn in het niet-ontvankelijk verklaren van een vordering. Anderzijds moet de rechter een vordering niet-ontvankelijk verklaren wanneer de rechter zich niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in gelegenheid zijn geweest om de standpunten ten aanzien van de vordering aan te voeren. [2]
Het oordeel van de rechtbank
Voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat beide partijen in de gelegenheid moeten zijn om het debat over de vordering ter terechtzitting in volle omvang te voeren. De raadsvrouw van de verdachte heeft een aantal schadeposten gemotiveerd betwist en zich op het standpunt gesteld dat zij, gelet op de korte tijd die zij had, geen volledig verweer heeft kunnen voeren.
De rechtbank is, anders dan door mr. Emre gesteld, van oordeel dat het hier niet enkel om voor de hand liggende kostenposten gaat. Er zijn veel posten, zoals de door de ouders van [slachtoffer] gevorderde affectieschade en materiële schade, maar bijvoorbeeld ook de vergoeding van het eigen risico en de bewindvoering van [slachtoffer] , die vragen oproepen en waar ter terechtzitting geen volledig debat over heeft kunnen plaatsvinden. Tijdens de regiezitting van 31 augustus 2023 is de vordering al aangekondigd. Het had op de weg van mr. Emre gelegen, temeer ook nu er herhaaldelijk om indiening van de vordering is verzocht, deze tijdig in te dienen zodat het voor de raadsvrouw redelijkerwijs mogelijk was geweest de vordering met haar cliënt te bespreken en het verweer vorm te geven. Het gaat om een omvangrijke vordering met meerdere schadeposten terwijl het gevorderde bedrag ruim € 97.000,00 bedraagt. Daarbij merkt de rechtbank op dat, als de vordering daadwerkelijk zo voor de hand liggend zou zijn geweest en het enkel nog wachten was op stukken ter onderbouwing zoals door mr. Emre gesteld, de vordering met de onderbouwing reeds eerder ingediend had kunnen worden, waarna eventuele bewijsstukken ter onderbouwing later hadden kunnen worden overgelegd, waarmee de raadsvrouw in ieder geval voldoende gelegenheid had gehad de vordering (grotendeels) te bespreken met haar cliënt en zich inhoudelijk daarop genoegzaam voor te bereiden.
Hier komt bij dat de vordering in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] op 2 oktober 2023 is ingediend en de vordering tegen medeverdachte [medeverdachte 2] op 6 oktober 2023. Mr. Emre heeft aan de rechtbank geen overtuigende verklaring gegeven waarom de vordering in de zaak tegen de verdachte niet eerder, maar pas enkele uren voor de inhoudelijke behandeling is ingediend. Het enkele argument dat de wet daartoe de ruimte biedt overtuigt, gelet op de hierboven beschreven gang van zaken, op geen enkele wijze. Het heeft er alle schijn van dat mr. Emre gebruik heeft willen maken van een overvaltactiek. De gevolgen hiervan zijn voor de benadeelde partij en kunnen de verdachten niet worden aangerekend.
Nu de rechtbank gelet op het zeer late tijdstip van het indienen van de vordering niet verzekerd acht dat de verdediging in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om naar voren te brengen wat zij ter staving van het verweer tegen de vordering had kunnen aanvoeren, is de rechtbank van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 6, eerste lid, EVRM, de beginselen van een goede procesorde met zich meebrengen dat de vordering van de benadeelde partij slechts ten dele voor inhoudelijke beoordeling in aanmerking komt.
Voor het inlassen van een schriftelijke vragenronde ten aanzien van de andere posten biedt het strafproces in dit stadium geen ruimte meer, dit zou neerkomen op een onevenredige belasting.
Voorgaande betekent dat alleen dat deel van de vordering beoordeeld zal worden dat zodanig evident is en onweersproken is gebleven, dat toewijzing gelet op het belang van [slachtoffer] in de rede ligt. In deze procedure is daarmee alleen ruimte voor de beoordeling van het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van de immateriële schade. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] . De grondslag voor toekenning van immateriële schade volgt uit de bewezenverklaring en is door de verdediging ook niet betwist. De omvang van de schade moet de rechtbank naar billijkheid vaststellen. Ook daarvoor geldt dat zowel de officier van justitie als de verdediging hier een standpunt over moeten kunnen innemen. Zeker nu mr. Emre stelt dat “het niveau van het smartengeld de laatste jaren is gestegen”, maar de vordering vervolgens baseert op een uitspraak uit 2000 waarvan de daar toegekende schadevergoeding is geïndexeerd. Het letsel is aanzienlijk en heeft, ook na vele operaties, blijvende gevolgen. De rechtbank kan ook door het niet door mr. Emre aandragen van voor deze casus specifieke omstandigheden de schadevergoeding voor immateriële schade niet ten volle beoordelen. Zij stelt de schade daarom vast op in ieder geval € 15.000,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de gehele vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren omdat zoals hiervoor overwogen de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr hoofdelijk opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 110 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2 primair:het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij: [slachtoffer] (feiten 1 en 2) toe tot een bedrag van € 15.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij:
[slachtoffer](feiten 1 en 2) van een bedrag van
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte
hoofdelijkverplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
110 dagenkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. L.J.C. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R022071 (Spica22) van 29 juni 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
1. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 1 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 58, 59, 77 en 78):
Aangever
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Verklaring:
“Ik was op dinsdag 22 november 2022 in mijn woonkamer aan de [adres] in [plaats 1] , met mijn hondje ( [naam] ) en ik keek televisie. Mijn woning bestaat uit alleen een beneden gedeelte. Naast de woonkamer is er een slaapkamer aanwezig en een andere kamer welke ik gebruik als rommelkamer. Rond 22.45 hoorde ik dat er werd aangebeld. ik voelde mij niet heel lekker, ik zat niet lekker in mijn vel. Ik heb niet open gedaan. Ik hoorde kort hierna gerommel en ik zag een lichtje branden in de slaapkamer. Ik ben toen gelijk naar de slaapkamer gegaan. Ik zag een tol. Zonder hierbij na te denken pakte ik dit tolletje op en gooide ik deze uit het raam, denkende dat het een tol was.”
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, van de GGD Twente, van W. Barends, forensisch arts, van 23 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 384, 385 en 390):
Klachten
Samenvatting medische informatie
Duim, wijsvinger en middelvinger van de rechterhand zijn door de explosie verloren gegaan.
Gemelde klachten
Psychische klachten hevig, door dit ernstige trauma
Ernst & prognose
Ernst van het letsel
Zeer ernstig
Toelichting
Ernstige verminking rechter hand met verlies van duim en 2 vingers,
die middels plastische chirurgie niet te herstellen is.
Beoordeling
Samenvatting gemelde toedracht
Ontploft vuurwerk in de rechterhand
Samenvatting letsel
*Brandwonden aan het gezicht, de hals en de rechter bovenarm.
*Onherstelbare verminking van de rechterhand bij rechtshandigheid van het slachtoffer.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, van de GGD Twente, van W. Barends, forensisch, arts van 19 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 397 en 398):
De brandwonden in de hals en gezicht van het slachtoffer nabij de ogen wijzen op een ontploffing van het vuurwerk in de nabijheid van het hoofd. Ontploffing van vuurwerk nabij het gezicht kan dodelijk zijn. De mate van waarschijnlijkheid van de kans op een dodelijk letsel is afhankelijk van de zwaarte van het vuurwerk en de plaats van de ontploffing. Het vuurwerk betrof een zogenaamde Cobra. De plaats van ontploffing was in de hand van het slachtoffer en lijkt - door de geconstateerde brandwonden aan hals en gezicht - zich nabij het gezicht te hebben plaatsgevonden.
Zonder medische behandeling zou de hele rechterhand later geamputeerd moeten worden. Door de tijdige behandeling kan gepoogd worden de functie van de resterende ringvinger en pink enigszins te behouden. In de toekomst wordt geprobeerd de hand
deels te behouden , waarbij gepoogd wordt te revalideren tot een grijp- en schrijffunctie te herstellen, middels het herstel van een soort duim en 1- of 2 vingers. Er is sprake van blijvend letsel, waarbij bovengenoemde revalidatie het hoogst haalbare is.
4. Het proces-verbaal verhoor verdachte van de raadkamer van 1 februari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
“Ik ontken een cobra bij de bewuste woning naar binnen te hebben gegooid. Ik was er wel bij. De andere twee waren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . We hadden aangebeld bij de woning om te zien of er iemand thuis was. Op het aanbellen werd niet gereageerd. We waren naar de woning gegaan omdat de bewoonster ons nog geld schuldig was in verband met het leveren van drugs. Na het gebeuren zijn wij teruggegaan naar huis om mijn verjaardag te vieren. Daar is met de aanwezigen niet over het feit gesproken. Ik had de cobra meegenomen. Ik had die ooit eens van iemand gekregen. Een van de andere jongens heeft de cobra aangestoken en naar binnen gegooid. Na de ontploffing hoorde ik een gil. Ik had zelf ook wel aanstekers bij mij maar daarmee is de cobra niet aangestoken.”
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven de verklaring van de verdachte:
“Ik dacht dat [slachtoffer] niet thuis was. De hond van [slachtoffer] reageerde wel op het aanbellen en kloppen. Het klopt dat [medeverdachte 1] toen heeft gezegd dat we niet in de buurt van de hond moesten gooien. Ik kende de woning.”
6. Het proces-verhaal verhoor getuige [getuige 2] van 20 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 143, 144 en 148):
“Die jongens kwamen ook weer binnen. Wie er precies gegooid heeft, ik weet het niet, ik heb gehoord dat de jongens zeiden dat ze het door het slaapkamerraam hebben gegooid omdat er een hond in de woning was. Ik zeg ze, ze waren met 3, wie er precies gegooid heeft is voor mij een vraag. het enige wat ik gehoord heb is dat een van de drie zei: ‘we hebben gegooid'.”
7. Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] van 5 februari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 163 tot en met 165):
“Het was [verdachte] verjaardag. Wij vonden het dus gek dat er niemand was, toen wij thuis kwamen. We hoorden [getuige 1] zeggen dat 'ze', hiermee bedoel ik dus [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , wat gingen ophalen. Ik kan me nog herinneren dat één van de drie zei, dat er vuurwerk door het slaapkamerraam is gegooid. Ik weet niet wie dat zei, en hoe dat precies gezegd werd.”
8. Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] van 23 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 160 tot en met 162):
“We zouden hier de verjaardag van [verdachte] vieren. Op een gegeven moment zeiden [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat ze een rondje gingen wandelen. Ik weet dat ze naar die [slachtoffer] zijn geweest. Dat zeiden ze toen ze weg gingen. Toen ze terug kwamen zeiden ze wat ze hadden gedaan. Ze vertelden ze dat ze wat hadden gegooid.”
9. Het proces-verbaal onderzoek plaats delict opgemaakt door [verbalisant 1] van 30 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 358-360, 362 en 363):
Forensisch onderzoek op woensdag 23 november 2022 op de locatie [adres] in [plaats 1] .
Na grondige inspectie van deze locatie en het maagdelijk vastleggen van de aangetroffen situatie heb ik de papieren snippers, vuurwerkresten verzameld in een daarvoor bestemde papieren zak en voorzien van de benodigde gegevens en hiermee veiliggesteld ( [nummer] ). Tevens heb ik een plastic dop aangetroffen, beschadigd en passend bij. vuurwerk. Deze was blauw van kleur en bij benadering rond 25/30 millimeter. Ook deze blauwe dop werd in de papieren zak met vuurwerkresten geplaatst.
De slaapkamer van deze woning waar explosie / explosieve verbranding had plaats gevonden was zwaar beschadigd. Ik zag op het bed, vloer, plafond en wanden diverse bloedspatten en huidresten. Tevens zag ik hier diverse glasdelen op de vloer.
Gemeen gevaar van goederen en/of personen
Gezien de aangetroffen situatie, onderzoeksresultaten en de mij bekomen informatie was het mogelijk dat: hier een explosie en of explosieve verbranding had plaats gevonden door dat hier opzettelijk vuurwerk was ingebracht en ontstoken. Bij deze explosie en of explosieve verbranding was dan ook gemeen gevaar voor goederen te duchten, zoals bedoeld in artikel 157 onder l wetboek van strafrecht.
Gezien de aanzienlijke hoeveelheid brandbare materialen die daar vlak bij deze explosiehaard stonden, had een brand kunnen ontstaan en mogelijk had deze brand zich snel tot een oncontroleerbare brand kunnen ontwikkelen met alle gevolgen van dien. Wanneer er een brand was uitgebroken en deze brand zich oncontroleerbaar had ontwikkeld dan hadden personen die zich daar op dat moment in de woning hadden bevonden, gevaar gelopen. Het slachtoffer was op het tijdstip in de nabijheid van deze explosie en had hierdoor wonden en lichamelijke schade opgelopen.
10. Explosievenonderzoek opgemaakt door dr. [verbalisant 2] , rapporteur van het Nederlands Forensisch Instituut, van 3 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoeksmateriaal [ [nummer] ] betreft:
- een vervormd restant van een dop van blauw kunststof;
- elf grillig gevormde fragmenten van bruin karton. Op vijf kartonfragmenten zijn restanten van een zwart etiket aanwezig, waarvan ik op drie fragmenten witte opdrukken herken.
Het restant van de blauwe kunststof dop en de kartonfragmenten met zwart etiket met witte opdrukken van [ [nummer] ] passen bij de restanten van een vuurwerkartikel met de naam ‘Super COBRA 6’. Een dergelijk vuurwerkartikel betreft professioneel vuurwerk dat veel gevaar oplevert.
De ernst van de gevolgen van de explosie voor personen is onder meer afhankelijk van de locatie van personen ten opzichte van de explosie. Bij bijvoorbeeld lichaamscontact met één exemplaar van een ‘Super COBRA 6’ ten tijde van de explosie, ontstaat ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel door de drukgolf en de hitte.
Bij het in de hand(en) houden van een ‘Super COBRA 6’ op het moment dat het explodeert –bijvoorbeeld in het scenario dat het opgepakt wordt– is een blijvende functiebeperking van de hand(en) een gegeven. Zelfs het verlies van de gehele hand(en) is mogelijk.
Bij (vrijwel) direct contact met het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon ontstaat zelfs gevaar voor dodelijk letsel.
De hitte die vrijkomt bij de explosie kan licht ontvlambare omgevingsmaterialen bijvoorbeeld synthetische kleding) ontsteken en zo tot brand van omgevingsmaterialen en brandwonden leiden.

Voetnoten

1.HR 28 mei 2019 ECLI:NL:HR:2019:793.
2.HR ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.1.