ECLI:NL:RBOVE:2023:4204

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
08.018845.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 26 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar. De verdachte, geboren in 2004, werd schuldig bevonden aan het samen met anderen in de late avond van 22 november 2022 in [plaats] een Cobra 6 vuurwerk door het raam van de slaapkamer van het slachtoffer te gooien. Dit leidde tot een explosie waarbij het slachtoffer ernstige verwondingen opliep, waaronder het verlies van drie vingers van haar rechterhand en brandwonden aan haar gezicht en hals. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door het vuurwerk in de slaapkamer te deponeren, bewust de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel had aanvaard. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een meldplicht bij de jeugdreclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 15.000,00 voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die blijvende gevolgen van de verwondingen ondervindt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.018845.23 (P)
Datum vonnis: 26 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 3 oktober 2023 en van 12 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S Leusink-van Dijk en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , door mr. O. Emre, advocaat in Rotterdam, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) opzettelijk van het leven te beroven, dan wel;
feit 1 subsidiair:al dan niet samen met anderen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel;
feit 1 meer subsidiair:al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2 primair:al dan niet samen met anderen opzettelijk een cobra tot ontploffing heeft gebracht, dan wel;
feit 2 subsidiair:openlijk geweld heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] , gemeente [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of aangestoken en/of tot ontbranding gebracht en/of
- ( vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] ) heeft gegooid en/of gedeponeerd,
waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, (aldaar) is ontploft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] , gemeente [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer)
- verminking van/aan de rechterhand en/of
- verlies van de (rechter) duim, wijsvinger en/of middelvinger en/of
- inwendig spier-, bot- en/of peesletsel aan de rechterhand en/of
- een of meerdere brandplekken en/of brandwonden en/of schaafwonden op/aan het gezicht, het hoofd, de hals, de borst, het been en/of de (linker)arm, althans op/aan het lichaam, en/of
- ( permanente) gehoorbeschadiging,
heeft toegebracht, door:
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of
- ( vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] ) te gooien en/of te deponeren,
waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, (aldaar) is ontploft;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] , gemeente [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of aangestoken en/of tot ontbranding gebracht en/of
- ( vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] ) heeft gegooid en/of gedeponeerd,
waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware
vuurwerk, (aldaar) is ontploft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] , gemeente [plaats] , althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door:
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of
- ( vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de woning (gelegen op/aan de [adres] ) te gooien en/of te deponeren,
waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, (aldaar) tot ontploffing kwam,
en daarvan
- gemeen gevaar voor de woning en/of de in de woning en/of zich in de nabijheid van die woning/ aangrenzende percelen aanwezige goederen en/of de in de woning aanwezige hond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en/of de omwonenden en/of zich in de woning en/of zich in de nabijheid van de woning en/of aangrenzende percelen bevindende personen,
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] , gemeente [plaats] , althans in
Nederland,
openlijk, te weten, op/aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , en/of een goed, te weten de woning gelegen op/aan de [adres] en/of de in de woning aanwezige goederen en/of de in de woning aanwezige hond,
bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit:
- een super cobra 6, althans zwaar vuurwerk, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of
- ( vervolgens) deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, door de ruit/een raam van de voornoemde woning te gooien en/of te deponeren,
waardoor deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en/of waarna deze super cobra 6, althans dit zware vuurwerk, (aldaar) tot ontploffing kwam;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Uit het dossier volgt dat de verdachte (hierna ook: [verdachte] ) een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het misdrijf en er dus sprake is van medeplegen.
Door een Cobra 6 aan te steken en in de slaapkamer van [slachtoffer] te gooien hebben de verdachten de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood aanvaard. Daarbij is het algemeen bekend dat het tot ontploffing brengen van zwaar vuurwerk altijd een gevaarzettend karakter heeft.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten. Voor de beide feiten geldt dat het opzet ontbreekt. Ook is er geen sprake van medeplegen, omdat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De vaststelling van de feiten en omstandigheden (feiten 1 en 2)
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting
de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op dinsdagavond 22 november 2022 zijn [verdachte] en zijn medeverdachten, [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2] ) in de woning van [medeverdachte 2] om de verjaardag van [medeverdachte 2] te vieren. Laat op de avond besluiten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om een rondje te gaan wandelen. Het drietal arriveert rond 22.45 uur bij de woning van [slachtoffer] . Zij bellen en kloppen aan, maar er komt geen reactie van [slachtoffer] . Wel meldt [naam 1] , het hondje van [slachtoffer] , zich bij de deur. [medeverdachte 2] haalt een meegebrachte Cobra tevoorschijn. [verdachte] zegt dat de Cobra niet door de brievenbus gegooid moet worden omdat dit zielig is voor de hond. De Cobra wordt aangestoken en door het slaapkamerraampje in de slaapkamer van [slachtoffer] gedeponeerd. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maken zich vervolgens uit de voeten. Terwijl zij teruglopen naar de woning van [medeverdachte 2] , klinkt een knal en het geschreeuw/gegil van een vrouw.
[slachtoffer] , die op het moment dat de Cobra in de slaapkamer wordt gegooid in de woonkamer is, reageert niet op het bellen en kloppen van verdachte en zijn medeverdachten. Op een gegeven moment hoort zij gerommel en ziet zij een lichtje in de slaapkamer. Zij gaat naar de slaapkamer en ziet daar een voorwerp. Zij pakt dit voorwerp op en op dat moment ontploft het in haar rechterhand. [slachtoffer] loopt ernstige verwondingen op. Haar duim, wijsvinger en middelvinger zijn verloren gegaan. De verminking aan haar rechterhand is zodanig ernstig dat dit niet meer is te herstellen. Daarnaast loopt zij brandwonden op bij haar hoofd en hals.
De overwegingen van de rechtbank
Aan [verdachte] is (primair) ten laste gelegd dat hij als medepleger betrokken is bij een poging tot doodslag van [slachtoffer] door een Cobra in haar slaapkamer te gooien. Ook is hem ten laste gelegd dat hij als medepleger is betrokken bij het tot ontploffing brengen van een Cobra.
Medeplegen
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er sprake is van medeplegen. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen moet sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Hierbij moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht zijn. De vraag wanneer samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich volgens de Hoge Raad niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Aan het bewijs van medeplegen hoeft het niet zelfstandig verrichten van een uitvoeringshandeling niet zonder meer in de weg te staan. Ook hoeft niet iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage van de andere medepleger.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn samen vanuit de woning van [medeverdachte 2] vertrokken en zijn samen naar de woning van [slachtoffer] gelopen. [getuige 1] heeft verklaard dat ‘ze’, zijnde [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , hebben gezegd dat ze naar [slachtoffer] zouden gaan. [verdachte] heeft verklaard dat er is aangebeld en aangeklopt. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat ook hij heeft aangebeld. [slachtoffer] heeft niet gereageerd, maar wel zag [verdachte] het hondje van [slachtoffer] . Hierop heeft [verdachte] gezegd dat de Cobra niet door de brievenbus moest worden gegooid omdat dit anders zielig zou zijn voor de hond. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] op het moment dat de Cobra uit de tas of jas van [medeverdachte 2] is gekomen, wist dat het de bedoeling was om de Cobra tot ontploffing te brengen in de woning van [slachtoffer] .
Hoewel niet kan worden vastgesteld wie van de drie verdachten de Cobra heeft aangestoken en ook niet wie van hen de Cobra in de slaapkamer van [slachtoffer] heeft gedeponeerd, staat vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op dat moment bij de woning van [slachtoffer] waren. Ook staat vast dat [medeverdachte 2] een Cobra bij zich had, dat deze cobra op enig moment bij de woning van [slachtoffer] tevoorschijn is gekomen en is aangestoken. Ook staat vast dat déze Cobra vervolgens door het slaapkamerraam van [slachtoffer] is gedeponeerd en in de slaapkamer is ontploft. [verdachte] is samen met de anderen weggelopen en heeft toen zij wegliepen het geschreeuw van [slachtoffer] gehoord. Bij terugkomst in de woning van [medeverdachte 2] is door een van de verdachten gezegd: “we hebben gegooid”. Dit wordt zowel door [getuige 2] , [getuige 3] als door [getuige 1] verklaard.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gezamenlijk zijn opgetrokken en dat zij op essentiële momenten samen waren. [verdachte] heeft zich niet gedistantieerd terwijl er verschillende momenten waren waarop dit mogelijk was geweest. Hij heeft ook een rol van betekenis gespeeld door aanwijzingen te geven op een cruciaal moment, namelijk door te zeggen dat de Cobra vanwege het hondje niet door de brievenbus gegooid moest worden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een rol van betekenis heeft gespeeld die geduid kan worden als medepleger.
Ten aanzien van feit 1
Nu de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het medeplegen ziet zij zich vervolgens voor de vraag gesteld of [verdachte] met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] heeft gehad.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[verdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer] niet reageerde op het aanbellen en kloppen. Hoewel haar hondje wel thuis was, dacht hij dat [slachtoffer] niet thuis zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat wanneer er op een doordeweekse dag, namelijk op een dinsdagavond rond 22.45 uur, niet open wordt gedaan, iemand niet thuis is. Het is een moment van de dag waarop het zeker niet ongebruikelijk is dat mensen al in bed liggen en slapen. Ook is het niet ongebruikelijk dat mensen, en zeker alleenstaande vrouwen, op dit tijdstip niet open doen voor onaangekondigd bezoek. [verdachte] wist dat het openstaande raampje een raampje van de slaapkamer van [slachtoffer] betrof, omdat hij eerder in de woning was geweest en bekend was met de indeling en inrichting daarvan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het niet onvoorzienbaar was dat de Cobra door [slachtoffer] zou worden opgepakt. Wanneer iemand in zijn of haar woning een brandend projectiel ziet, is het geen onbegrijpelijke reactie om te gaan kijken en op dat moment te handelen naar of reageren op wat hij of zij ziet. Dit reageren kan er ook uit bestaan dat iemand (uit een reflex) het projectiel oppakt met de bedoeling dit zo snel mogelijk uit de woning te verwijderen, zoals [slachtoffer] heeft gedaan.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgt dat bij (vrijwel) direct contact van een exploderende Super Cobra 6 met het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon er gevaar voor dodelijk letsel ontstaat. Uit de letselbeschrijving van de GGD-arts volgt dat er brandwonden aan het gezicht en de hals van [slachtoffer] zijn vastgesteld. Hieruit is af te leiden dat de ontploffing die in de hand van [slachtoffer] plaatsvond ook nabij het gezicht was waardoor [slachtoffer] dodelijk gewond had kunnen raken.
Een Cobra 6 is professioneel vuurwerk dat veel gevaar oplevert.
Door samen met anderen in de late avond een brandende Cobra in de slaapkamer van [slachtoffer] te gooien heeft [verdachte] , naar het oordeel van de rechtbank, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze Cobra in de nabijheid van [slachtoffer] tot ontploffing zou komen en dat zij hierbij dodelijk letsel zou oplopen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde, het medeplegen van een poging tot doodslag, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Naast het medeplegen van een poging tot doodslag is aan [verdachte] ook het medeplegen van het ontploffing brengen van de Cobra ten laste gelegd waarbij er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Zoals al bij feit 1 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het niet opendoen van een deur na aanbellen en kloppen niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat een bewoner niet thuis is. Het naar binnen gooien van een brandend explosief projectiel in een slaapkamer van een woning levert naar algemene ervaringsregels een voorzienbaar gevaar op brand en rookontwikkeling op en daarmee gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor personen. In een slaapkamer bevinden zich over het algemeen brandbare materialen zoals bedtextiel en (synthetische) kleding. Uit het rapport van het NFI volgt dat door de hitte die vrijkomt bij de explosie, licht ontvlambare omgevingsmaterialen kunnen ontsteken en zo tot brand van omgevingsmaterialen en tot brandwonden bij personen kunnen leiden. Uit het proces-verbaal van het onderzoek op het plaats delict volgt dat, gezien de aangetroffen situatie, bij de explosie gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Er is een aanzienlijke hoeveelheid brandbare materialen aangetroffen vlakbij de explosiehaard. Er had een brand kunnen ontstaan die zich tot een oncontroleerbare brand had kunnen ontwikkelen.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [verdachte] en zijn mededaders door het in de woning deponeren van een brandende Cobra bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er door de hitte of explosie brand zou ontstaan waardoor eenvoudig veel schade aan de woning van [slachtoffer] , maar ook aan de boven- of naastgelegen woningen had kunnen ontstaan. Dat er ook sprake was van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] , heeft de rechtbank hiervoor bij feit 1 reeds overwogen.
Gelet op hetgeen hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 22 november 2022 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met anderen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- een Super Cobra 6, met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of aangestoken en/of tot ontbranding heeft gebracht en
- vervolgens deze Super Cobra 6, door een raam van de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] ) heeft gedeponeerd,
waardoor deze Super Cobra 6 in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en waarna deze Super Cobra 6, aldaar is ontploft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 22 november 2022 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door:
- een Super Cobra 6, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en
- vervolgens deze Super Cobra 6, door een raam van de woning (gelegen aan de [adres] ) te deponeren,
waardoor deze Super Cobra 6, in de slaapkamer van voornoemde woning belandde en waarna deze Super Cobra 6, aldaar tot ontploffing kwam,
en daarvan
- gemeen gevaar voor de woning en de zich in de nabijheid van die woning en aangrenzende percelen aanwezige goederen en de in de woning aanwezige hond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
- levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en de omwonenden en zich in de woning en zich in de nabijheid van de woning en aangrenzende percelen bevindende personen,
in elk geval levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 157 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met hieraan gekoppeld toezicht door de jeugdreclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht toegepast moet worden en dat er een straf opgelegd moet worden in lijn met het raadsrapport. Uit dit rapport volgt dat [verdachte] niet in een justitiële jeugdinstelling thuishoort. [verdachte] is bereid een taakstraf uit te voeren. De verdediging verzoekt dan ook een deels voorwaardelijke taakstraf op de leggen met een proeftijd van één jaar. Bij de taakstraf dient rekening gehouden te worden met de problematiek van [verdachte] en zijn belastbaarheid.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige en gevaarlijke strafbare feiten. Hij heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door samen met anderen brandend zwaar vuurwerk door het raam haar slaapkamer in te brengen. [slachtoffer] is ernstig gewond geraakt toen ze dit oppakte en het in haar hand ontplofte. Dat dit niet (nog) veel ernstiger is afgelopen - zij had hierdoor haar leven kunnen verliezen - is niet aan verdachte te danken. Door zo te handelen heeft [verdachte] een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft op geen enkele manier rekening gehouden met het gevaar dat zijn handelen voor [slachtoffer] heeft opgeleverd. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat de impact voor [slachtoffer] enorm is. Niet alleen moet zij leren leven met een ernstige verminking van haar hand die haar in haar dagelijkse leven zeer beperkt, ook is zij angstig bij het horen van harde knallen. Zij heeft last van nachtmerries en slapeloze nachten. Daarnaast heeft het haar veel wantrouwen en verdriet opgeleverd.
[verdachte] heeft met zijn handelen bovendien levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van de bewoners van de naast- en bovengelegen woningen veroorzaakt en gevaar voor de woning en goederen van [slachtoffer] en de omwonenden. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut volgt dat er voorafgaand aan de explosie gevaar voor brand is. Bij de ontploffing van een Super Cobra 6 ontstaat er altijd gevaar voor materiële schade. Er had gemakkelijk een brand kunnen ontstaan die zich op oncontroleerbare wijze had kunnen uitbreiden. [verdachte] heeft hier op geen enkele wijze rekening mee gehouden.
Feiten als deze veroorzaken daarbij ook gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rapportage en de verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting
Door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de raad) is er op 25 september 2023 een rapportage in briefvorm opgesteld. De raadsonderzoekers [naam 2] en [naam 5] hebben geadviseerd een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de jeugdreclassering. Hierbij is geadviseerd een proeftijd van één jaar op te leggen.
De raad overweegt in haar rapport dat [verdachte] een kwetsbare jongen is met een belast verleden. Hij is bekend met psychiatrische problematiek, wat hem in zijn dagelijks leven belemmert. [verdachte] heeft geen dagbesteding en heeft een Wajong-uitkering omdat hij vanwege zijn beperking niet in staat wordt geacht betaalde arbeid te verrichten. Hij heeft zelf besloten met zijn behandeling en medicatie te stoppen. De raad heeft de verschillende mogelijkheden voor een straf zorgvuldig afgewogen. Daarin is de persoonlijke problematiek en de mentale gesteldheid van [verdachte] zwaarwegend geweest. De raad is van mening dat een straf op zijn plaats is omdat [verdachte] moet begrijpen dat hij verkeerde keuzes heeft gemaakt. De mogelijkheden binnen het jeugdstrafrecht sluiten niet geheel aan bij de draagkracht van [verdachte] . Daarom is de raad tot een advies gekomen, ertoe strekkende dat [verdachte] wel een straf zal ervaren, maar zijn mentale en persoonlijke problematiek niet zullen verergeren.
Een voorwaardelijke straf zal te veel mentale druk bij [verdachte] opleveren, aldus de raad. Helemaal als het gaat om detentie. Wel ziet de raad meerwaarde in toezicht vanuit de jeugdreclassering. Zo is er iemand die op de achtergrond regie kan voeren en die waar nodig toezicht houdt. Een proeftijd van één jaar is hiervoor voldoende. Een leerstraf vindt de raad niet passend omdat de problematiek van [verdachte] niet veranderbaar is met een leerstraf. Omdat [verdachte] een Wajong-uitkering heeft en er sprake is van bewindvoering is een geldboete ook niet passend. Ook al is een werkstraf lastig uitvoerbaar voor [verdachte] , de Raad denkt dat een deels voorwaardelijke werkstraf de beste mogelijkheid is. Hierbij moet dan op de werkplek veel rekening gehouden worden met de problematiek van [verdachte] .
Namens de raad hebben [naam 2] en [naam 3] ter terechtzitting hun advies toegelicht. Zakelijk weergegeven hebben zij aanvullend op het rapport het volgende verklaard.
Gezien zijn kwetsbaarheid vinden de raadsonderzoekers jeugddetentie niet passend. [verdachte] zal in aanraking kunnen komen met jongens die misbruik maken van zijn kwetsbaarheid en zijn traumatische verleden. Zij zien bij [verdachte] meer risico’s dan bij anderen, hoewel niet goed is te voorspellen wat een jeugddetentie met hem zal doen. Het delict daarentegen is ernstig, dus een staf is passend. Op dit moment is er in het leven van [verdachte] een zekere stabiliteit. Hij heeft een woonplek en hij werkt mee. Die situatie wordt door een jeugddetentie onderbroken, wat naar het oordeel van de raadsonderzoekers onwenselijk is.
Ter zitting heeft deskundige [naam 4] , jeugdreclasseerder, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij niet ontevreden is over het verloop van het toezicht van de afgelopen periode. [verdachte] heeft zich begeleidbaar opgesteld, hoewel het niet altijd even gemakkelijk was. Er zijn geen voorwaarden geadviseerd waaraan [verdachte] zich zou moeten houden. Dat zou vanwege het verplichtende karakter bij [verdachte] niet werken. De jeugdreclassering is ook van mening dat jeugddetentie niet geschikt is. [verdachte] komt dan in aanraking met jongeren waar hij kwetsbaar voor is. Daarbij raakt hij bij spanningen en door druk verward en kan hij psychisch in problemen komen.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportage over de persoon van [verdachte] en van wat de deskundigen naar voren hebben gebracht ter terechtzitting van 3 oktober 2023. De rechtbank heeft het gegeven advies om geen jeugddetentie aan [verdachte] op te leggen in haar overweging ten aanzien van de straf betrokken.
De rechtbank begrijpt dat een jeugddetentie verstrekkende gevolgen kan hebben voor [verdachte] . De rechtbank is er echter niet van overtuigd dat de gevolgen voor [verdachte] meer verstrekkend zijn dan voor andere jongeren in jeugddetentie. De rechtbank overweegt ook dat de strafbare feiten zeer ernstig zijn. Wanneer [verdachte] meerderjarig zou zijn geweest, zouden voor feiten als deze forse gevangenisstraffen aan de orde zijn. Het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf zou op geen enkele wijze recht doen aan de ernst van de zaak. Deze ernst rechtvaardigt zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De bewezenverklaarde feiten zijn zeer ernstig en het letsel dat aan [slachtoffer] is toegebracht is dat ook. Zij is voor de rest van haar leven verminkt aan haar hand, een heel zichtbare plek van haar lichaam. Zij zal door het letsel haar hand, zonder hulpmiddelen, nooit meer normaal kunnen gebruiken. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank dit zwaar mee laten wegen. Daarbij komt dat met name dit soort aanslagen op woningen veelvuldig in het nieuws is en het niet aan de maatschappij is uit te leggen dat de daders hier zonder (langdurige) detentie van af komen. Feiten als deze kunnen niet getolereerd worden en dienen ook vanuit het oogpunt van generale preventie zwaar te worden bestraft.
Gelet op hetgeen hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal, zoals geadviseerd door de raad, als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de jeugdreclassering gekoppeld worden.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank overweegt dat de opgelegde straf een nieuwe weging van de schorsing van de voorlopige hechtenis (bewaring) verlangt. De rechtbank is van oordeel dat de invulling die verdachte heeft gegeven aan de tijd waarin zijn voorlopige hechtenis was geschorst, zoals gebleken ter zitting, geen invulling is geweest die getuigt van het aanpakken van persoonlijke problemen en werken aan een positieve plek in de maatschappij. De rechtbank weegt de persoonlijke belangen daarom minder zwaar dan de belangen van het strafrecht en de maatschappij, reden waarom de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

7.De schade van de benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 97.240,19 (zegge: zevenennegentigduizend tweehonderdveertig euro en negentien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Taxikosten € 450,00;
- Ontruiming woning € 460,00;
- Eigen risico 2022 € 385,00;
- Kosten o.b.v. urenoverzicht bewindsbureau € 1.890,77;
- Kosten familie € 19.054,42;
- Ziekenhuisdaggeldvergoeding € 496,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 40.000,00 gevorderd.
Daarnaast vordert [slachtoffer] een bedrag van € 35.000,00 als affectieschade voor haar ouders.
Toelichting op de vordering door mr. Emre
Ter terechtzitting heeft mr. Emre de vordering nader toegelicht. Desgevraagd beaamt hij dat vordering laat is ingediend. De reden hiervan is dat de nadere onderbouwing van enkele schadeposten nog niet gereed was. Pas zeer recent zijn de laatste bewijsmiddelen, zoals bonnen en nota’s, aangeleverd. De vordering is echter niet té laat ingediend. In artikel 51g van het wetboek van strafvordering (Sv) is bepaald dat de vordering voor het requisitoir van de officier van justitie moet worden gedaan. Hier is aan voldaan. De vordering betreft verder voor de hand liggende schadeposten. Het is een eenvoudige en overzichtelijke vordering die de verdachte had kunnen zien aankomen. Onder verwijzing naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 2019 [1] wordt nog opgemerkt dat de rechter terughoudend moet zijn met het niet-ontvankelijk verklaren van vorderingen en het verwijzen ervan naar de civiele rechter. Er worden dan rechten aan het slachtoffer ontnomen. Daarbij is het voor het slachtoffer ook niet wenselijk dat zij nog een civiele procedure moet voeren. Wat betreft de affectieschade wordt nog opgemerkt dat het in de memorie van toelichting genoemde percentage van 70% functiebeperking slechts een indicatie is. Het moet gaan om de zeer bijzondere ernst van het letsel en daar is in dit geval zeker sprake van. Mocht de verdediging van mening zijn dat de vordering ingewikkeld is, verzoekt mr. Emre een schriftelijke ronde in te lassen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de materiële schade, voor zover deze ziet op de kosten die de familie gemaakt heeft, niet ontvankelijk verklaard zou moeten worden. De beoordeling van deze schadepost levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De overige gevorderde materiële schade, betreffende een bedrag van € 3.681,77, kan worden toegewezen.
Wat betreft de immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat [slachtoffer] recht heeft op een immateriële schadevergoeding. Welke bedrag passend en geboden is, wordt ter beoordeling overgelaten aan de rechtbank.
Wat betreft de affectieschade van de ouders stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Het is de vraag of er voldaan is aan de wettelijke vereisten voor het toekennen van affectieschade. Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden waardoor de beoordeling van deze vraag het strafproces te veel belast.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
Subsidiair wordt verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de goede procesorde. De vordering is dermate laat ingediend en is zodanig omvangrijk dat er onvoldoende tijd was om deze met verdachte te bespreken.
Mocht de rechtbank anders oordelen dan wordt verzocht het gevorderde bedrag ter vergoeding van de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 10.000,00. De gevorderde affectieschade is onvoldoende onderbouwd en zou om die reden afgewezen moeten worden. Wat betreft de gevorderde materiële schade stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de kosten die door de bewindvoerder van [slachtoffer] zijn gemaakt niet voor toewijzing in aanmerking komen en moeten worden afgewezen. Deze kosten komen niet voor rekening van [slachtoffer] en als zij hier al wel zelf voor dient te betalen betreft het taken die buiten het standaardtakenpakket van bewindvoering vallen. De materiële schade voor de familie van [slachtoffer] moet worden afgewezen. Deze posten zijn niet onderbouwd.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de schadeposten redelijk en billijk zijn dan wordt verzocht om bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding rekening te houden met het aandeel van de verdachte bij de strafbare feiten en het bedrag daarom te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De benadeelde partij laat zich bijstaan door mr. Emre. Mr. Emre is bij een aantal zittingen aanwezig geweest, in ieder geval tijdens de regiezitting van 31 augustus 2023. Hij heeft toen kenbaar gemaakt dat er een vordering tot vergoeding van de schade kon worden verwacht. In de weken daarop heeft het openbaar ministerie, ook op verzoek van de rechtbank, bij de raadsman aangedrongen op het indienen van de vordering. De vordering is vervolgens eerst ingediend op maandag 2 oktober 2023 aan het einde van de middag. De inhoudelijke behandeling van de zaak ving aan op 3 oktober 2023 om 13.30 uur.
Kader
De wetgever heeft ervoor gekozen om in het strafproces een mogelijkheid tot het instellen van een vordering door de benadeelde partij(en) mogelijk te maken. Het doel dat de wetgever hiermee heeft is dat er voor een slachtoffer van een strafbaar feit een eenvoudige en laagdrempelige procedure bestaat tot het vergoeden van de door het slachtoffer geleden schade als gevolg van het strafbare feit. Als de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, kan de strafrechter de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Gelet op het grote belang van de benadeelde partij om op een eenvoudige wijze de schade te verhalen moet de rechter enerzijds terughoudend zijn in het niet-ontvankelijk verklaren van een vordering. Anderzijds moet de rechter een vordering niet-ontvankelijk verklaren wanneer de rechter zich niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in gelegenheid zijn geweest om de standpunten ten aanzien van de vordering aan te voeren. [2]
Het oordeel van de rechtbank
Voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat beide partijen in de gelegenheid moeten zijn om het debat over de vordering ter terechtzitting in volle omvang te voeren. De raadsvrouw van de verdachte heeft een aantal schadeposten gemotiveerd betwist en zich op het standpunt gesteld dat zij, gelet op de korte tijd die zij had, geen volledig verweer heeft kunnen voeren.
De rechtbank is, anders dan door mr. Emre gesteld, van oordeel dat het hier niet enkel om voor de hand liggende kostenposten gaat. Er zijn veel posten, zoals de door de ouders van [slachtoffer] gevorderde affectieschade en materiële schade, maar bijvoorbeeld ook de vergoeding van het eigen risico en de bewindvoering van [slachtoffer] , die vragen oproepen en waar ter terechtzitting geen volledig debat over heeft kunnen plaatsvinden. Tijdens de regiezitting van 31 augustus 2023 is de vordering al aangekondigd. Het had op de weg van mr. Emre gelegen, temeer ook nu er herhaaldelijk om indiening van de vordering is verzocht, deze tijdig in te dienen zodat het voor de raadsvrouw redelijkerwijs mogelijk was geweest om de vordering met haar cliënt te bespreken en het verweer vorm te geven. Het gaat om een omvangrijke vordering met meerdere schadeposten bij een minderjarige verdachte terwijl het gevorderde bedrag ruim € 97.000,00 bedraagt. Daarbij merkt de rechtbank op dat, als de vordering daadwerkelijk zo voor de hand liggend zou zijn geweest en het enkel nog wachten was op stukken ter onderbouwing zoals door mr. Emre gesteld, de vordering met de onderbouwing reeds eerder ingediend had kunnen worden, waarna eventuele bewijsstukken ter onderbouwing later hadden kunnen worden overgelegd, waarmee de raadsvrouw in ieder geval voldoende gelegenheid had gehad de vordering (grotendeels) te bespreken met haar cliënt en zich inhoudelijk daarop genoegzaam voor te bereiden.
Nu de rechtbank gelet op het zeer late tijdstip van het indienen van de vordering niet verzekerd acht dat de verdediging in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om naar voren te brengen wat zij ter staving van het verweer tegen de vordering had kunnen aanvoeren, is de rechtbank van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 6, eerste lid, EVRM, de beginselen van een goede procesorde met zich meebrengen dat de vordering van de benadeelde partij slechts ten dele voor inhoudelijke beoordeling in aanmerking komt.
Voor het inlassen van een schriftelijke vragenronde ten aanzien van de andere posten biedt het strafproces in dit stadium geen ruimte meer, dit zou neerkomen op een onevenredige belasting.
Voorgaande betekent dat alleen dat deel van de vordering beoordeeld zal worden dat zodanig evident is en onweersproken is gebleven, dat toewijzing gelet op het belang van [slachtoffer] in de rede ligt.
In deze procedure is daarmee alleen ruimte voor de beoordeling van het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van de immateriële schade. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat [verdachte] door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] . De grondslag voor toekenning van immateriële schade volgt uit de bewezenverklaring en is door de verdediging ook niet betwist. De omvang van de schade moet de rechtbank naar billijkheid vaststellen. Ook daarvoor geldt dat zowel de officier van justitie als de verdediging hier een standpunt over moeten kunnen innemen. Zeker nu mr. Emre stelt dat “het niveau van het smartengeld de laatste jaren is gestegen”, maar de vordering vervolgens baseert op een uitspraak uit 2000 waarvan de daar toegekende schadevergoeding is geïndexeerd. Het letsel is aanzienlijk en heeft, ook na vele operaties, blijvende gevolgen. De rechtbank kan ook door het niet door mr. Emre aandragen van voor deze casus specifieke omstandigheden de schadevergoeding voor immateriële schade niet ten volle beoordelen. Zij stelt de schade daarom vast op in ieder geval € 15.000,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de gehele vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren omdat zoals hiervoor overwogen de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr hoofdelijk opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 0 dagen gijzeling.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77i, 77x, 77y, 77z en 77gg Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2 primair:het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- zich gedurende de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- draagt de jeugdreclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa eerste tot en met het vierde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij: [slachtoffer] (feiten 1 en 2) toe tot een bedrag van € 15.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij:
[slachtoffer](feiten 1 en 2) van een bedrag van
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte
hoofdelijkverplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 0 (nul) dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. L.J.C. Hangx en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. L.J.C. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R022071 (Spica22) van 29 juni 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
1. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 1 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 58, 59, 77 en 78):
Aangever
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Verklaring:
“Ik was op dinsdag 22 november 2022 in mijn woonkamer aan de [adres] in [plaats] , met mijn hondje ( [naam 1] ) en ik keek televisie. Mijn woning bestaat uit alleen een beneden gedeelte. Naast de woonkamer is er een slaapkamer aanwezig en een andere kamer welke ik gebruik als rommelkamer. Rond 22.45 hoorde ik dat er werd aangebeld. ik voelde mij niet heel lekker, ik zat niet lekker in mijn vel. Ik heb niet open gedaan. Ik hoorde kort hierna gerommel en ik zag een lichtje branden in de slaapkamer. Ik ben toen gelijk naar de slaapkamer gegaan. Ik zag een tol. Zonder hierbij na te denken pakte ik dit tolletje op en gooide ik deze uit het raam, denkende dat het een tol was.”
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, van de GGD Twente, van W. Barends, forensisch arts, van 23 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 384, 385 en 390):
Klachten
Samenvatting medische informatie
Duim, wijsvinger en middelvinger van de rechterhand zijn door de explosie verloren gegaan.
Gemelde klachten
Psychische klachten hevig, door dit ernstige trauma
Ernst & prognose
Ernst van het letsel
Zeer ernstig
Toelichting
Ernstige verminking rechter hand met verlies van duim en 2 vingers,
die middels plastische chirurgie niet te herstellen is.
Beoordeling
Samenvatting gemelde toedracht
Ontploft vuurwerk in de rechterhand
Samenvatting letsel
*Brandwonden aan het gezicht, de hals en de rechter bovenarm.
*Onherstelbare verminking van de rechterhand bij rechtshandigheid van het slachtoffer.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, van de GGD Twente, van W. Barends, forensisch, arts van 19 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 397 en 398):
De brandwonden in de hals en gezicht van het slachtoffer nabij de ogen wijzen op een ontploffing van het vuurwerk in de nabijheid van het hoofd. Ontploffing van vuurwerk nabij het gezicht kan dodelijk zijn. De mate van waarschijnlijkheid van de kans op een dodelijk letsel is afhankelijk van de zwaarte van het vuurwerk en de plaats van de ontploffing. Het vuurwerk betrof een zogenaamde Cobra. De plaats van ontploffing was in de hand van het slachtoffer en lijkt - door de geconstateerde brandwonden aan hals en gezicht - zich nabij het gezicht te hebben plaatsgevonden.
Zonder medische behandeling zou de hele rechterhand later geamputeerd moeten worden. Door de tijdige behandeling kan gepoogd worden de functie van de resterende ringvinger en pink enigszins te behouden. In de toekomst wordt geprobeerd de hand
deels te behouden , waarbij gepoogd wordt te revalideren tot een grijp- en schrijffunctie te herstellen, middels het herstel van een soort duim en 1- of 2 vingers. Er is sprake van blijvend letsel, waarbij bovengenoemde revalidatie het hoogst haalbare is.
4. Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van 19 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 659, 672. 678 en 689):
“Ik heb gewoon gezegd als je het al doet doe het dan bij dat kleine raampje want die hond staat daar en ik wil gewoon niet dat die hond pijn heeft. Ik weet dat
[de rechtbank begrijpt: de cobra]bij de woning uiteindelijk naar binnen is gegooid. Ik herinner me toen we wegliepen, en we net die hoek om waren, en we het glas hoorden dat zij aan het schreeuwen was.“
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
“Het originele plan die avond was om geld op te gaan halen bij [slachtoffer] . We zouden dit doen voor [medeverdachte 2] en daarna weer naar huis gaan. Ik wist dat [medeverdachte 2] een Cobra bij zich had. Toen wij bij de woning aankwamen werd er aangebeld en geklopt. Er werd niet open gedaan. Ik dacht dat [slachtoffer] niet thuis was. Er werd een cobra uit een tas gehaald. Ik heb gezegd dat ze deze niet door de brievenbus moesten gooien. Het hondje van [slachtoffer] was daar en dat zou zielig zijn. Daarom is de Cobra door het luikraampje van de slaapkamer van [slachtoffer] gegooid. Ik wist dat daar de slaapkamer was. Ik wist op dat moment dus ook dat er een brandbaar ding naar binnen werd gegooid. Toen we weer thuis waren hebben we afgesproken met elkaar ‘zwijgrecht, zwijgrecht, zwijgrecht’.”
6. Het proces-verhaal verhoor getuige [getuige 2] van 20 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 143, 144 en 148):
“Die jongens kwamen ook weer binnen. Wie er precies gegooid heeft, ik weet het niet, ik heb gehoord dat de jongens zeiden dat ze het door het slaapkamerraam hebben gegooid omdat er een hond in de woning was. Ik zeg ze, ze waren met drie, wie er precies gegooid heeft is voor mij een vraag. het enige wat ik gehoord heb is dat een van de drie zei: ‘we hebben gegooid'.”
7. Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] van 5 februari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 163 tot en met 165):
“Het was [medeverdachte 2] verjaardag. Wij vonden het dus gek dat er niemand was, toen wij thuis kwamen. We hoorden [getuige 1] zeggen dat 'ze', hiermee bedoel ik dus [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] , wat gingen ophalen. Ik kan me nog herinneren dat één van de drie zei, dat er vuurwerk door het slaapkamerraam is gegooid. Ik weet niet wie dat zei, en hoe dat precies gezegd werd.”
8. Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] van 23 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 160 tot en met 162):
“We zouden hier de verjaardag van [medeverdachte 2] vieren. Op een gegeven moment zeiden [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] dat ze een rondje gingen wandelen. Ik weet dat ze naar die [slachtoffer] zijn geweest. Dat zeiden ze toen ze weg gingen. Toen ze terug kwamen zeiden ze wat ze hadden gedaan. Ze vertelden ze dat ze wat hadden gegooid.”
9. Het proces-verbaal onderzoek plaats delict opgemaakt door [verbalisant 1] van 30 november 2022 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 358-360, 362 en 363):
Forensisch onderzoek op woensdag 23 november 2022 op de locatie [adres] in [plaats] .
Na grondige inspectie van deze locatie en het maagdelijk vastleggen van de aangetroffen situatie heb ik de papieren snippers, vuurwerkresten verzameld in een daarvoor bestemde papieren zak en voorzien van de benodigde gegevens en hiermee veiliggesteld ( [nummer] ). Tevens heb ik een plastic dop aangetroffen, beschadigd en passend bij. vuurwerk. Deze was blauw van kleur en bij benadering rond 25/30 millimeter. Ook deze blauwe dop werd in de papieren zak met vuurwerkresten geplaatst.
De slaapkamer van deze woning waar explosie / explosieve verbranding had plaats gevonden was zwaar beschadigd. Ik zag op het bed, vloer, plafond en wanden diverse bloedspatten en huidresten. Tevens zag ik hier diverse glasdelen op de vloer.
Gemeen gevaar van goederen en/of personen
Gezien de aangetroffen situatie, onderzoeksresultaten en de mij bekomen informatie was het mogelijk dat: hier een explosie en of explosieve verbranding had plaats gevonden door dat hier opzettelijk vuurwerk was ingebracht en ontstoken. Bij deze explosie en of explosieve verbranding was dan ook gemeen gevaar voor goederen te duchten, zoals bedoeld in artikel 157 onder l wetboek van strafrecht.
Gezien de aanzienlijke hoeveelheid brandbare materialen die daar vlak bij deze explosiehaard stonden, had een brand kunnen ontstaan en mogelijk had deze brand zich snel tot een oncontroleerbare brand kunnen ontwikkelen met alle gevolgen van dien. Wanneer er een brand was uitgebroken en deze brand zich oncontroleerbaar had ontwikkeld dan hadden personen die zich daar op dat moment in de woning hadden bevonden, gevaar gelopen. Het slachtoffer was op het tijdstip in de nabijheid van deze explosie en had hierdoor wonden en lichamelijke schade opgelopen.
10. Explosievenonderzoek opgemaakt door dr. [verbalisant 2] , rapporteur van het Nederlands Forensisch Instituut, van 3 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoeksmateriaal [ [nummer] ] betreft:
- een vervormd restant van een dop van blauw kunststof;
- elf grillig gevormde fragmenten van bruin karton. Op vijf kartonfragmenten zijn restanten van een zwart etiket aanwezig, waarvan ik op drie fragmenten witte opdrukken herken.
Het restant van de blauwe kunststof dop en de kartonfragmenten met zwart etiket met witte opdrukken van [ [nummer] ] passen bij de restanten van een vuurwerkartikel met de naam ‘Super COBRA 6’. Een dergelijk vuurwerkartikel betreft professioneel vuurwerk dat veel gevaar oplevert.
De ernst van de gevolgen van de explosie voor personen is onder meer afhankelijk van de locatie van personen ten opzichte van de explosie. Bij bijvoorbeeld lichaamscontact met één exemplaar van een ‘Super COBRA 6’ ten tijde van de explosie, ontstaat ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel door de drukgolf en de hitte.
Bij het in de hand(en) houden van een ‘Super COBRA 6’ op het moment dat het explodeert –bijvoorbeeld in het scenario dat het opgepakt wordt– is een blijvende functiebeperking van de hand(en) een gegeven. Zelfs het verlies van de gehele hand(en) is mogelijk.
Bij (vrijwel) direct contact met het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon ontstaat zelfs gevaar voor dodelijk letsel.
De hitte die vrijkomt bij de explosie kan licht ontvlambare omgevingsmaterialen bijvoorbeeld synthetische kleding) ontsteken en zo tot brand van omgevingsmaterialen en brandwonden leiden.

Voetnoten

1.HR 28 mei 2019 ECLI:NL:HR:2019:793.
2.HR ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.1.