Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
9 oktober 2023 en 10 oktober 2023.
mr. C. Hofstee en mr. drs. M.R.A. IJzendoorn (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S.J. Römer, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
,51 kilogram amfetamine en 100 kilo hasjiesj;
3.Het afdoeningsvoorstel
- bewezen verklaard kan worden feiten 1, 2, 3 en 4;
- de officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden en een geldboete van € 12.500,--.
- de verdediging geen onderzoekswensen indient en al ingediende onderzoekswensen intrekt;
- door de verdediging geen bewijsverweren worden gevoerd;
- verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
- verdachte afstand doet van het geldbedrag van € 8.500,-- waarop conservatoir beslag ligt. Dit bedrag zal worden gebruikt voor de te betalen geldboete van
- verdachte zich bereid en in staat verklaard om aan alle financiële verplichtingen te voldoen die voortvloeien uit het op te leggen vonnis;
- verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
- zowel door de verdediging als het Openbaar Ministerie wordt afgezien van hoger beroep in deze zaak als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken, in die zin dat niet meer of minder dan drie maanden van de eis zal worden afgeweken.
4.De voorvragen
5.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs
- de rechtbank houdt een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 Sv;
- verdachte is voorzien van rechtsbijstand;
- de inhoud van het afdoeningsvoorstel is op de openbare terechtzitting besproken;
- de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
6.De bewezenverklaring
en[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in
7.Het bewijs
8.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, artikel 10a, eerste lid, artikel 11, derde, vierde en vijfde lid en artikel 11a van de Opiumwet;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
9.De strafbaarheid van verdachte
10.De op te leggen straf of maatregel
11.De toegepaste wettelijke voorschriften
12.De beslissing
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, artikel 10a, eerste lid, artikel 11, derde, vierde en vijfde lid en artikel 11a van de Opiumwet;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
een geldboete van € 12.500,-- (zegge: twaalfduizenden vijfhonderd euro);
97 (zevenennegentig) dagen;
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023.