ECLI:NL:RBOVE:2023:3986

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
C/08/301974 / KG ZA 23-184
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot verkoop van appartement in Turkije en afwijzing contactverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen partij A en partij B, die een affectieve relatie hadden en samen een appartement in Istanbul hebben aangeschaft. Partij A heeft het appartement volledig betaald, maar het staat op naam van partij B. Partij A vorderde een verbod voor partij B om het appartement te verkopen of over te dragen zonder zijn toestemming, om te voorkomen dat partij B het appartement zonder zijn instemming zou verkopen. In reconventie vorderde partij B een contactverbod voor partij A, omdat zij zich lastiggevallen voelde door ongewenste e-mails van partij A naar haar advocaat.

De voorzieningenrechter heeft in conventie de vordering van partij A toegewezen en partij B verboden om het appartement te verkopen, over te dragen of anderszins te vervreemden zonder schriftelijke toestemming van partij A, totdat er een onherroepelijke uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. De vordering in reconventie van partij B werd afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat partij A onrechtmatig handelde. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van partij A om de verkoop van het appartement te voorkomen zwaarder weegt dan het belang van partij B om vrijelijk over haar vermeende eigendomsrecht te beschikken. Tevens werd partij B veroordeeld in de proceskosten van partij A.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van schriftelijke overeenkomsten in eigendomskwesties en de rol van voorlopige voorzieningen in geschillen over onroerend goed. De zaak illustreert ook de complexiteit van eigendomsrechten in internationale contexten, vooral wanneer partijen uit verschillende landen betrokken zijn.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zaaknummer: C/08/301974 / KG ZA 23-184
Vonnis in kort geding van 6 oktober 2023
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
advocaat: mr. D.E. Kocer en mr. M.E.C. Lok te Den Haag,
tegen
[partij B],
formeel ingeschreven te [woonplaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte van 28 september 2023 met producties 21 t/m 23 van de zijde van [partij A],
- de conclusie van antwoord tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie,
- de akte van 29 september 2023 met producties 24 en 25 van de zijde van [partij A].
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 oktober 2023. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten laten bepleiten door hun advocaten. Van de zijde van [partij A] is een pleitnota overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De beslissing samengevat

waarover gaat deze zaak?
2.1.
De zaak heeft betrekking op het eigendomsrecht ten aanzien van een appartement in Istanbul. Partijen twisten over de vraag wie eigenaar is van het appartement. [partij A] heeft het appartement betaald. Het appartement staat geregistreerd op naam van [partij B].
[partij A] wil door middel van dit kort geding voorkomen dat [partij B] het appartement zal verkopen en/of overdragen aan een derde zonder zijn instemming en betrokkenheid. In reconventie vordert [partij B] een contactverbod voor haar en voor haar advocaat.
de beslissing van de voorzieningenrechter
2.2.
De voorzieningenrechter wijst in conventie het gevorderde verbod voor [partij B] om het appartement te verkopen, overdragen of anderszins te vervreemden aan een derde zonder schriftelijke toestemming van [partij A] toe, totdat er een onherroepelijke uitspraak in de al aanhangige bodemprocedure is gedaan. De vordering in reconventie wordt afgewezen. De voorzieningenrechter legt hieronder uit hoe hij tot deze beslissingen is gekomen.

3.De feiten

3.1.
[partij A] en [partij B] hadden een affectieve relatie met elkaar in de periode 2018 tot medio 2021. Zij zijn niet getrouwd geweest en hebben geen geregistreerd partnerschap gehad. [partij A] heeft de Nederlandse nationaliteit. [partij B] heeft de Turkse nationaliteit.
3.2.
Partijen hebben begin 2022 met elkaar gecommuniceerd over de aanschaf van een appartement in Istanbul gelegen aan de [adres] (hierna: het appartement).
3.3.
Op 4 maart 2022 heeft [partij B] een WhatsAppbericht aan [partij A] gestuurd, waarin, voor zover van belang, staat:
(..)He doesn’t want to have any prepayment.
So there’s no need for notary related things now.
There’s a rule for the foreign buyers.
For the formalities I need your photos (*2) and passport copy.
I will go to the municipality in the day.
I will ask for payment formalities,
then you can transfer money to my bank account of directly his account.(..)
3.4.
Op 7 maart 2022 heeft [partij B] een WhatsAppbericht aan [partij A] gestuurd, waarin, voor zover van belang, staat:
(..) If we sign the contract with the exact price of the apartments (320.000USD) We have to pay roughly 10.000euro for the taxes.
Do you accept that?(..)
3.5.
[partij A] heeft op 7 en 8 maart 2022 in totaal € 304.500,- overgemaakt naar de rekening van [partij B] in Turkije. Hiervan is de koopsom van het appartement betaald. Daarna heeft de overdracht van het appartement plaatsgevonden. Het appartement is hierbij op naam van [partij B] geregistreerd.
3.6.
Op 22 maart 2022 heeft [partij B] € 7.975,- overgemaakt naar [partij A] rekening omdat de transactiekosten lager uitvielen dan aanvankelijk was ingeschat. [partij A] heeft aldus per saldo een bedrag van € 296.525,- betaald voor het appartement.
3.7.
Ten tijde van de overdracht van het appartement zaten daar huurders in. Met deze huurders is aanvankelijk afgesproken dat zij vóór 1 april 2023 het appartement moesten hebben verlaten. Op 3 januari 2023 heeft [partij B] de huur van het appartement verlengd tot 15 oktober 2023. [partij B] heeft altijd de huurpenningen ontvangen.
3.8.
Partijen hebben vervolgens meerdere malen contact met elkaar gehad via met name WhatsApp, waarbij [partij A] [partij B] heeft verzocht mee te werken aan de registratie van het appartement op zijn naam. [partij B] heeft dit geweigerd.
3.9.
Het appartement staat te koop in Turkije. De vraag is inmiddels verlaagd tot een bedrag van TL 10.950.000,-
3.10.
[partij A] heeft in Turkije een voorlopige voorziening (preliminary injunction) in de zin van artikel 389 Turks Burgerlijk Wetboek nr. 6100 gekregen. Door de inschrijving daarvan in een Turks register is de bevoegdheid tot beschikking en overdracht beperkt. Het betreft hier geen conservatoir beslag.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[partij A] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [partij B] verbiedt om het appartement te verkopen, over te dragen of anderszins te vervreemden aan een derde (waaronder bekenden en familieleden) zonder schriftelijke toestemming van [partij A], totdat er een onherroepelijke uitspraak in de bodemprocedure wordt gedaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
althans
II. voor zover het appartement op moment datum wijzen vonnis in dit kort geding is verkocht, overgedragen of anderszins is vervreemd aan een derde (waaronder bekenden en familieleden) of niet meer (alleen) op naam van [partij B] zou zijn geregistreerd, en één en ander zonder schriftelijke toestemming van [partij A], [partij B] veroordeelt tot betaling van een voorschot ter hoogte van € 350.000,- aan [partij A],
en, in beide gevallen
III. [partij B] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
[partij A] legt hieraan, samengevat, ten grondslag dat het appartement economisch zijn eigendom is en dat de afspraak van partijen altijd is geweest dat het appartement op zijn naam zou worden gezet. Deze afspraak komt [partij B] niet na en [partij A] vreest nu dat het appartement zal worden verkocht en de opbrengsten zullen worden verduisterd.
4.3.
[partij B] voert verweer. Zij voert, samengevat, aan dat nimmer is afgesproken dat het appartement op naam van [partij A] zou worden geregistreerd. Verder stelt [partij B] dat [partij A] geen enkel belang heeft bij deze procedure, laat staan een spoedeisend belang, omdat hij conservatoir beslag heeft laten leggen op het appartement.
in reconventie
4.4.
[partij B] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad [partij A] verbiedt om [partij B] dan wel haar advocaat rechtstreeks te benaderen en/of met hen te corresponderen of communiceren, op straffe van verbeurte van een dwangsom, onder veroordeling van [partij A] in de proceskosten.
4.5.
[partij B] legt hieraan, kort samengevat, ten grondslag dat [partij A] ongewenst veel e-mailberichten rechtstreeks aan de advocaat van [partij B] stuurt terwijl hij twee advocaten in Nederland en twee advocaten in Turkije heeft ingeschakeld, om af te dwingen dat zij met registratie van het appartement op naam van [partij A] instemt. [partij B] stelt dat het sturen van veel e-mailberichten aan haar en haar advocaat ongewenst en onrechtmatig is.
4.6.
[partij A] voert verweer. [partij A] voert daartoe aan dat de reden dat hij zich direct tot de advocaat van [partij B] heeft gericht ermee te maken heeft dat hij een melding bij de Raad voor Rechtsbijstand heeft gemaakt met betrekking tot de verstrekte toevoeging en hij een klacht heeft ingediend bij de Orde van Advocaten. Ter zitting heeft [partij A] nog verklaard dat hij de mailcontacten met [partij B] en haar advocaat tot een minimum zal beperken.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
bevoegdheid
5.1.
Het huidige woonadres van [partij B] is onbekend. Haar advocaat heeft er echter mee ingestemd dat zij voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, wordt gedagvaard. Voor zover [partij B] al niet in dit rechtsgebied zou wonen, betekent dit in elk geval dat een forumkeuze is gemaakt. De voorzieningenrechter is dus bevoegd kennis te nemen van het geschil.
processueel: producties in vreemde taal
5.2.
[partij A] doet een beroep op door hem overgelegde, tussen hem en [partij B] in het Engels gevoerde WhatsAppcorrespondentie. [partij B] heeft verzocht deze berichten buiten beschouwing te laten, nu haar advocaat deze taal niet machtig is. De voorzieningenrechter gaat hieraan voorbij. Het betreft immers van [partij B] afkomstige in het Engels gevoerde correspondentie. [partij B] mag worden geacht de inhoud daarvan te begrijpen en met haar advocaat hierover te kunnen spreken. [partij B] kan de inhoud van de WhatsAppberichten voor haar advocaat immers desnodig vertalen en de voorzieningenrechter gaat er ook vanuit dat [partij B] en haar advocaat deze berichten hebben kunnen doornemen. Er is dus geen vertaling nodig voor een goede beoordeling van de inhoud van de producties. Voorts is het overleggen van een vertaling van een productie gesteld in de Engelse, Duitse of Franse taal in beginsel ook niet nodig (zie HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:65).
spoedeisend belang
5.3.
Gelet op de aard van de vordering en al hetgeen daarover is gesteld en toegelicht, heeft [partij A] daarbij voldoende spoedeisend belang. Door [partij A] is gesteld dat de in Turkije getroffen voorlopige voorziening geen conservatoir beslag betreft en bovendien niet kan voorkomen dat [partij B] een verkoopovereenkomst sluit met een derde, waarbij er in dat geval twee concurrerende rechten zijn ten aanzien van het appartement. Bovendien wordt [partij A] ter handhaving van de inschrijving ertoe gedwongen een procedure in Turkije te starten tegen [partij B], terwijl er in Nederland al een bodemprocedure loopt. Ten slotte geldt dat de inschrijving door de Turkse rechter kan worden opgeheven. [partij B] heeft een en ander onvoldoende weersproken.
inhoudelijke beoordeling
5.4.
Ter beoordeling ligt voor of het [partij B] kan worden verboden om het appartement te verkopen, over te dragen of anderszins te vervreemden aan een derde zonder schriftelijke toestemming van [partij A], totdat er een onherroepelijke uitspraak in de bodemprocedure wordt gedaan. [partij A] heeft de bodemprocedure reeds aanhangig gemaakt.
5.5.
[partij A] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat het appartement hem in eigendom toebehoort, Whatsappcorrespondentie en transcripten van gesprekken overgelegd. [partij A] stelt dat hij het appartement volledig heeft betaald, dat hij het zag als investering en dat het de bedoeling van partijen was om het appartement op zijn naam te laten zetten. In dat kader verwijst [partij A] onder meer naar de WhatsAppberichten van [partij B] van 4 en 7 maart 2022. Volgens [partij A] is het appartement slechts tijdelijk op naam van [partij B] geregistreerd omdat hij in de veronderstelling was dat het vanwege formaliteiten lastig was om het onroerend goed op dat moment direct op zijn naam te laten zetten.
5.6.
[partij B] betwist dat het de bedoeling was het appartement op naam van [partij A] te zetten. Volgens haar is nooit besproken dat het appartement tijdelijk op haar naam zou worden gezet om het later op naam van [partij A] te zetten. [partij A] heeft bij de start van de relatie financiële verwachtingen gewekt en deze verwachtingen hield hij jarenlang in stand door financiële verstrekkingen te doen, zonder enige afspraak over terugbetaling. Zij stelt dat uit de Whatsappberichten niets anders blijkt dan dat partijen hebben gesproken over transfer van het geld en over de notariële overdracht.
5.7.
De voorzieningenrechter overweegt dat het ook bij de uitleg van een mondelinge overeenkomst aan komt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de door hen gebezigde bewoordingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijker-wijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-norm). Ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg (vgl. HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572 en HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741).
5.8.
Partijen twisten over de vraag wat er is afgesproken over het appartement. Vast staat dat er geen sprake is van een schriftelijke overeenkomst, maar dat partijen voorafgaand aan de koop van het appartement wel met elkaar hebben gecommuniceerd. Op 24 februari 2022 heeft [partij B] in een WhatsAppbericht over het appartement onder meer geschreven:
“Return of investment is much much better than the previous one because of the location”.Hieruit blijkt duidelijk dat het de bedoeling was om het appartement aan te schaffen als investering. In de WhatsAppberichten van 4 en 7 maart 2022 heeft [partij B] aan [partij A] gevraagd om twee foto’s en een kopie van zijn paspoort voor de formaliteiten en heeft zij geschreven dat er een regel is voor buitenlandse kopers. Verder schrijft zij:
“if we sign the contract”.Uit deze correspondentie is niet zonder meer af te leiden dat het de bedoeling was dat het appartement enkel op naam van [partij A] zou worden gezet. Hieruit blijkt echter wel dat [partij B] er kort voor de koop van het appartement vanuit ging dat het appartement door [partij A] of door hen gezamenlijk zou worden verkregen. Zij vraagt namelijk om de gegevens van [partij A] voor de formaliteiten en of hij de vraagprijs accepteert. Dit zou [partij B] niet hebben geschreven als het de bedoeling was dat het appartement enkel op haar naam zou worden geregistreerd. Verder is van belang dat alleen [partij A] de middelen had om te investeren in het appartement. De WhatsAppberichten en de transcripten van de gesprekken zijn door [partij B] niet betwist. Het had op de weg van [partij B] gelegen om haar (kennelijke) stelling dat [partij A] het appartement aan haar heeft geschonken nader te onderbouwen. Dit heeft zij niet gedaan, integendeel. Uit de transcripten volgt onder meer dat zij tegen [partij A] heeft gezegd dat het niet om een schenking ging (“donate”), maar dat hij tegen zijn accountant wel kon zeggen dat het een schenking was.
5.9.
De constructie die partijen destijds voor ogen stond wordt duidelijker als bekeken wordt op welke wijze partijen zich vervolgens hebben opgesteld. In het door [partij A] overgelegde transcript van het gesprek van 23 juli 2023 erkent [partij B] dat het appartement een investering van [partij A] is en dat het zijn huis is. Verder is door [partij A] onbetwist gesteld dat [partij B] zich pas voor het eerst in deze procedure op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van een schenking. [partij B] heeft deze stelling bovendien op geen enkele wijze onderbouwd. Het verweer Van [partij B] dat [partij A] advocaat en curator is en dat het daarom vreemd is dat de afspraken niet schriftelijk zijn vastgelegd, leidt niet tot een ander oordeel. Een overeenkomst hoeft immers niet schriftelijk vastgelegd te zijn om gelding te hebben.
5.10.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het voorshands niet aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat het appartement alleen aan [partij B] toebehoort. Het belang van [partij A] bij een opschorting van de verkoop van het appartement door [partij B] in afwachting van een beslissing in de bodemprocedure over de eigendomsvraag, weegt bij die stand van zaken zwaarder dan het belang van [partij B] om vrijelijk te mogen beschikken over haar vermeende eigendomsrecht. Dat brengt met zich dat de voorzieningenrechter [partij B] zal verbieden om het appartement te verkopen, over te dragen of anderszins te vervreemden aan een derde zonder schriftelijke toestemming van [partij A], totdat in de bodemprocedure wordt beslist over de vraag aan wie het appartement in eigendom toebehoort.
5.11.
[partij B] heeft de gevorderde dwangsom van € 400.000,- niet weersproken. Het bedrag van de dwangsom staat in redelijke verhouding tot de aard en omvang van het geschonden belang (de huidige waarde van het appartement in volgens [partij A] circa
€ 400.000,-) en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging en zal daarom worden toegewezen.
5.12.
Nu gesteld noch gebleken is dat het appartement inmiddels is verkocht, behoeft de subsidiaire vordering van [partij A] geen bespreking.
proceskosten
5.13.
[partij B] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [partij A] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.079,00
- explootkosten
145,87
Totaal
1.538,87
5.14.
De door [partij A] gevorderde nakosten zal de voorzieningenrechter toewijzen conform de Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken, zoals hierna vermeld in de beslissing. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
in reconventie
5.15.
[partij B] vordert een contactverbod voor [partij A] om haar dan wel haar advocaat rechtstreeks te benaderen en/of met hen te corresponderen of communiceren op straffe van verbeurte van een dwangsom. Zij voert daartoe aan dat hij veel ongewenste mails stuurt naar haar (advocaat).
5.16.
Vooropgesteld wordt dat een contactverbod een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om zich in vrijheid te uiten. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is vereist dat sprake is van ernstig onrechtmatig handelen en van een concreet gevaar voor herhaling daarvan. Het ligt op de weg van [partij B] haar stellingen op dat punt aannemelijk te maken.
5.17.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [partij B] gesteld dat zij de e-mailberichten ook kan negeren, maar dat dat voor hem als advocaat niet kan. Het belang van het contactverbod is dus vooral gelegen in het belang van de advocaat van [partij B] om geen (ongewenste) e-mailberichten van [partij A] te ontvangen. De advocaat van [partij B] is echter geen partij in deze procedure, dus zijn belangen spelen geen rol. Of [partij B] door [partij A] wordt lastiggevallen, zoals zij stelt, kan niet worden vastgesteld. [partij A] betwist dat hiervan sprake is. De door [partij B] overgelegde e-mailberichten betreffen e-mailverkeer tussen [partij A] en haar advocaat. Deze berichten zijn onvoldoende om aan te kunnen nemen dat [partij A] onrechtmatig jegens Kirzaran zelf handelt. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is de gevorderde inbreuk op de fundamentele vrijheid van [partij A] dan ook niet gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter geeft [partij A] wel in overweging om zijn belofte tijdens de zitting om de e-mailcontacten tot het minimum te beperken na te komen. Dat is in het belang van alle betrokkenen.
5.18.
[partij B] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [partij A] begroot op € 1.079,- aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
verbiedt [partij B] om het appartement te verkopen, over te dragen of anderszins te vervreemden aan een derde (waaronder bekenden en familieleden) zonder schriftelijke toestemming van [partij A], totdat er een onherroepelijke uitspraak in de bodemprocedure wordt gedaan;
6.2.
bepaalt dat [partij B] bij overtreding van het sub 6.1. van dit vonnis gegeven verbod een dwangsom aan [partij A] verbeurt van € 400.000,-;
6.3.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten, aan de zijde van [partij A] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.538,87, te voldoen binnen veertien dagen na datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt [partij B] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er volgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen van [partij B] af;
6.8.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten, aan de zijde van [partij A] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.079,00;
6.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023.