ECLI:NL:RBOVE:2023:3832

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
C/08/299385 / FA RK 23-1773
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van ouderlijk gezag na beëindiging van voogdij, met instemming van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan over het herstel van het ouderlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind, na een eerdere beëindiging van het gezag en benoeming van een voogdij-instelling, Stichting Jeugdbescherming Overijssel (JBO). De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, na een periode van wantrouwen jegens instanties, sinds eind 2022 weer feitelijk samenleven met hun kind. JBO heeft verzocht om ontslag van voogdij en herstel van het gezag van de ouders, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat alleen de ouders of de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek tot herstel van het gezag kunnen indienen. De rechtbank heeft echter de instemming van de Raad voor de Kinderbescherming met het verzoek van JBO als een verzoek tot herstel van het gezag van de ouders aangemerkt, op basis van artikel 1:278 BW. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat de ouders weer het gezag krijgen, gezien de positieve ontwikkelingen in de thuissituatie en de samenwerking met hulpverleners. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar heeft het verzoek van JBO om ontslag van voogdij afgewezen. De ouders zijn aangemoedigd om het contact tussen hun kind en de grootmoeder te herstellen, wat van belang is voor de ontwikkeling van het kind.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaakgegevens: C/08/299385 / FA RK 23-1773
datum uitspraak: 2 oktober 2023
beschikking einde voogdij en herstel gezag
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
de voogdij-instelling,
gevestigd te Zwolle,
hierna te noemen: JBO.
betreffende
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna samen te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
[de oma] ,
de oma c.q. de pleegmoeder,
hierna te noemen: de oma,
wonende te [woonplaats 2] ,
en
De Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad,
gevestigd te Zwolle.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek, met bijlagen, van JBO.
1.2.
De kinderrechter heeft op 21 augustus 2023 met [minderjarige] gesproken.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 7 september 2023 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- de ouders,
- [medewerker jeugdbescherming 1] , namens de raad,
- [medewerker jeugdbescherming 2] en [medewerker jeugdbescherming 3] , namens JBO.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 december 2019 is het gezag van de ouders over [minderjarige] beëindigd en is JBO als voogd benoemd over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 februari 2023 heeft de kinderechter aan de GI toestemming verleend, in plaats van de toestemming van de oma, tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] bij haar ouders.
2.3.
[minderjarige] verblijft sinds eind 2022 feitelijk bij haar ouders.

3.Het verzoek

3.1.
JBO verzoekt de rechtbank om haar op grond van artikel 1:322 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) te ontslaan van de voogdij over [minderjarige] en de ouders op grond van artikel 1:277 BW in het gezag te herstellen. JBO verzoekt de rechtbank om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
[minderjarige] en de ouders zijn het eens met het verzoek van JBO.
4.2.
De rechtbank is niet bekend met de mening van de oma.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij moet nadenken over de juridische grondslag van het verzoek van JBO. De rechtbank zal voor de ouders zo duidelijk mogelijk opschrijven wat het probleem bij het verzoek van JBO is en hoe de rechtbank dit in dit geval zal oplossen.
5.2.
JBO verzoekt de rechtbank om de voogdij die zij heeft over [minderjarige] te stoppen en in plaats daarvan te beslissen dat de ouders weer het gezag krijgen over [minderjarige] . JBO heeft het verzoek zelf gedaan, omdat er bij de ouders veel wantrouwen is ontstaan naar instanties vanwege de toeslagenaffaire. JBO wil de ouders op deze manier een compliment geven voor hun inzet en wil voorkomen dat de ouders kosten moeten maken door zelf een verzoek in te dienen. De rechtbank heeft begrip voor het gebaar dat JBO wil maken naar de ouders.
5.3.
De vraag is of JBO dit verzoek wel mag doen. In de wet staat dat alleen de ouders zelf of de raad aan de rechtbank kunnen vragen om de ouders weer het gezag te geven. [1] JBO kan dat dus niet. JBO verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin dit op deze manier is toegepast. [2] De rechtbank vindt dat zij deze uitspraak niet kan volgen, omdat die over een andere situatie ging.
5.4.
De rechtbank vindt wel net als JBO dat de ouders het gezag over [minderjarige] moeten terugkrijgen. [minderjarige] woont sinds 9 december 2022 weer bij haar ouders. Dit verloopt heel erg goed. De ouders werken goed samen, stellen vragen en durven zich kwetsbaar op te stellen. De ouders hebben goed samengewerkt met alle betrokken hulpverlening. Er is een Verklarende Analyse afgenomen door Molendrift en hieruit volgt ook dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij weer bij haar ouders woont. Niet in de laatste plaats is dit ook de wens van [minderjarige] en de ouders zelf. De ouders hebben de volledige verzorging en opvoeding van [minderjarige] opgepakt. Het is daarom een logische vervolgstap dat de ouders ook weer zelf beslissingen nemen over [minderjarige] .
5.5.
De rechtbank maakt zich nog wel zorgen over het contact tussen [minderjarige] en de oma. Zij hebben op dit moment geen contact meer met elkaar. De oma heeft lange tijd voor [minderjarige] gezorgd en is dus een belangrijk persoon in het leven van [minderjarige] . Het is geen reden om anders te beslissen, maar de rechtbank wil wel benadrukken dat het contact tussen [minderjarige] en oma belangrijk is. De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij het ook belangrijk vinden dat [minderjarige] weer contact heeft met haar oma. De rechtbank wil de ouders meegeven dat de ouders niet moeten afwachten totdat [minderjarige] zelf weer contact wil met oma, maar zij [minderjarige] ook motiveren om weer contact op te nemen. Tijdens zitting is besproken dat de ouders hiervoor of in andere lastige situaties hulp via het Ondersteuningsteam of de gemeente kunnen krijgen.
5.6.
De rechtbank heeft een oplossing gevonden die het juridisch mogelijk maakt om inhoudelijk op het verzoek te beslissen. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij achter het verzoek van JBO staat. Zij heeft dus ingestemd met het herstel van het gezag van de ouders over [minderjarige] . De rechtbank merkt deze instemming daarom en uitsluitend in dit geval aan als een verzoek van de raad tot het herstel van het gezag van de ouders volgens artikel 1:278, lid 1 BW. De rechtbank zal dit verzoek toewijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
herstelt het ouderlijk gezag van de ouders:
  • [de moeder], geboren op [geboortedatum 2] 1991,
  • [de vader] ,geboren op [geboortedatum 3] 1990,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats] ,
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het verzoek van JBO af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Bruggen, mr. K. van Leeuwen,
mr. C. Waanders, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. de Jong, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden

Voetnoten

1.Artikel 1:277, eerste lid BW en artikel 1:278, eerste lid, BW.
2.Rechtbank Midden-Nederland, 29 april 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:1723.