In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2022 een beschikking gegeven inzake het herstel van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige, geboren in 2005. De zaak betreft een verzoek van Jeugdbescherming Noord (JBNoord) om de voogdij over de minderjarige te beëindigen en de moeder te herstellen in haar ouderlijk gezag. De moeder was eerder haar gezag ontnomen door de rechtbank Noord-Nederland, die JBNoord en de moeder belastte met de voogdij. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2022 waren de moeder, de vader, JBNoord, Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De minderjarige had voorafgaand aan de zitting apart met de rechter gesproken.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel JBNoord de verzoeker was, het in het belang van de minderjarige was om de moeder in haar ouderlijk gezag te herstellen. De rechter paste artikel 1:277 BW analoog toe, ondanks dat JBNoord de verzoeker was en niet de moeder zelf. De rechter concludeerde dat de moeder in staat was om duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, gezien de positieve ontwikkelingen in haar leven en de stabiliteit die zij bood aan de minderjarige. De rechtbank heeft JBNoord ontslagen van de voogdij en de moeder hersteld in haar ouderlijk gezag, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.