ECLI:NL:RBOVE:2023:3817

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
08-135351-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling en poging tot doodslag in Almelo

Op 28 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 26-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor meerdere mishandelingen en poging tot doodslag. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 31 mei 2023 in Almelo, waar de verdachte betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar met kracht in het gezicht te slaan, wat resulteerde in letsel. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 2] mishandeld door een blikje bier tegen haar hoofd te gooien. De verdachte heeft ook geprobeerd [slachtoffer 3] van het leven te beroven door met een mes in zijn richting te steken, wat resulteerde in snijwonden. Tot slot heeft hij [slachtoffer 4] mishandeld door stenen naar hem te gooien. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlasteleggingen, maar achtte de bewezenverklaring van de mishandelingen en de poging tot doodslag voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.500 aan [slachtoffer 3].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-135351-23 (P)
Datum vonnis: 28 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
nu gedetineerd in P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 september 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C. Verrillo, advocaat in Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 14 september 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft mishandeld terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3: (primair) heeft geprobeerd [slachtoffer 3] te doden, dan wel (subsidiair) heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (meer subsidiair) hem heeft mishandeld;
feit 4: [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Almelo
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd,
in elk geval tegen het lichaam van [slachtoffer 1] te duwen en/of te slaan, ten gevolge
waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te
weten een fractuur in de voet ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Almelo
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door (met kracht) een blikje bier op/tegen het hoofd
en/of het gezicht, in elk geval op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te gooien;
3
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 3]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer 3] meermalen althans eenmaal met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp in de arm en/of het hoofd, in elk geval in
het lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 3]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet die [slachtoffer 3] meermalen althans eenmaal met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp in de arm en/of het hoofd in elk geval in
het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Almelo
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen, althans
eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de arm en/of
het hoofd, althans in het lichaam te steken en/of te snijden;
4
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Almelo
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (met
kracht)(een of meer) stenen op/tegen het hoofd en/of het gezicht, in elk geval
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] te gooien.

3.De bewijsmotivering

3.1
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het als feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden met dien verstande dat uit het dossier niet volgt dat [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) ten val is gekomen en dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Het als feit 2 ten laste gelegde kan eveneens wettig en overtuigend bewezen worden volgens de officier van justitie.
3.1.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken nu verdachte geen opzet had op het toebrengen van letsel. Daarbij kan het letsel van [slachtoffer 1] niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Verder blijkt uit het dossier niet dat [slachtoffer 1] ten val is gekomen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit nu uit het dossier niet volgt dat verdachte [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) met een blik bier heeft geraakt.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
3.1.3.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 mei 2023 bevindt verdachte zich bij een parkeergarage in het centrum van Almelo. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] passeren verdachte op weg naar deze parkeergarage. Er ontstaat een woordenwisseling tussen verdachte enerzijds en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] anderzijds. Verdachte gooit een blik bier in de richting van [slachtoffer 2] . Vervolgens slaat/duwt hij [slachtoffer 1] in het gezicht. [slachtoffer 1] heeft ten gevolge van de confrontatie met verdachte haar voet gebroken.
3.1.3.2 De overwegingen van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot een gedeeltelijke bewezenverklaring van het als feit 1 ten laste gelegde en overweegt daartoe het volgende.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier, in het bijzonder de beschrijving van de camerabeelden, volgt niet dat [slachtoffer 1] door het slaan/de duw ten val is gekomen. Verdachte zal dan ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Uit het voorgaande volgt wel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 1] in het gezicht heeft geslagen dan wel geduwd. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] op het gezicht heeft geduwd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar geslagen heeft en dat het slaan met kracht gebeurde. Zij heeft daardoor pijn ondervonden. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] en het feit dat zij door het slaan/de duw uit balans wordt gebracht leidt de rechtbank af dat verdachte met kracht geslagen/geduwd heeft. Deze gedraging van verdachte, te weten het met kracht duwen/slaan tegen het gezicht van [slachtoffer 1] , is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van pijn of letsel, dat er sprake was van opzet bij verdachte. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld zoals hieronder is bewezenverklaard.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of [slachtoffer 1] ten gevolge van deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen nu [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij door de klap van verdachte naar achteren is gevallen en dat haar voet daardoor gebroken is. Bij beoordeling van die vraag komt gewicht toe aan de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel. [1] Uit een verwijsbrief blijkt dat er sprake was van een breuk met nagenoeg anatomische stand én intacte osteoarticulaire structuren. [slachtoffer 1] kreeg het advies om stevig schoeisel te dragen. Gelet op de aard van het letsel en het ontbreken van de noodzaak tot medisch ingrijpen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Feit 2
Verdachte heeft erkend dat hij een blik bier in de richting van [slachtoffer 2] heeft gegooid, maar ontkent dat hij haar geraakt heeft. De rechtbank ziet zich dus voor de vraag gesteld of verdachte [slachtoffer 2] geraakt heeft en overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zag dat een jongen met kracht en gericht iets naar haar gooide en dat zij voelde dat er iets tegen haar hoofd aan kwam. Haar verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] , die heeft verklaard dat zij zag dat een jongen een blik bier in de richting van [slachtoffer 2] gooide en haar raakte. Ten slotte blijkt ook uit de beschrijving van de beveiligingsbeelden dat een man met kracht een blik in de richting van [slachtoffer 2] heeft gegooid.
Deze bewijsmiddelen leveren wettig en overtuigend bewijs op voor het feit dat verdachte met kracht een blik bier tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft gegooid. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het pijn deed toen zij geraakt werd en dat zij als gevolg daarvan hoofdpijn kreeg en misselijk werd. De rechtbank acht de tenlastegelegde mishandeling bewezen en komt tot een bewezenverklaring van feit 2.
3.2
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het als feit 3 primair en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 3 moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) met een mes heeft aangevallen. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman vrijspraak bepleit nu uit het dossier niet evident naar voren is gekomen dat de steen die verdachte gooide [slachtoffer 4] ook daadwerkelijk heeft geraakt.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
3.2.3.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op 31 mei 2023 bevindt verdachte zich samen met een vriend, [naam] (hierna: [naam] ), op het terrein van het asielzoekerscentrum in Almelo. Verdachte is onder invloed van alcohol. Er ontstaat op enig moment een ruzie tussen verdachte en zijn vriend enerzijds en een aantal personen die op dat moment in het asielzoekerscentrum verblijven anderzijds.
3.2.3.2 De overwegingen van de rechtbank
Feit 3
Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 3] met een mes heeft aangevallen. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte degene is geweest die met een mes in de richting van het lichaam [slachtoffer 3] heeft gestoken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer 3] verklaart dat de vriend van [naam] hem heeft aangevallen met een mes. Deze vriend heeft meerdere slaande en stekende bewegingen in de richting van zijn hoofd en lichaam gemaakt. [slachtoffer 3] is drie keer geraakt met het mes: twee keer op zijn arm en één keer op zijn hoofd. Zijn verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] , die verklaart gezien te hebben dat [slachtoffer 3] met een mes van bijna 30 cm gestoken is door een Tunesische man met een klein baardje, die een geel/blauw voetbalshirt droeg. Uit een foto die bij aanhouding van verdachte genomen is, blijkt dat verdachte aan dit signalement voldeed. Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat het verdachte was die met een mes in de richting van [slachtoffer 3] gestoken heeft en hem gesneden heeft.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte hiermee (voorwaardelijke) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 3] , zoals aan verdachte primair ten laste is gelegd. De rechtbank stelt voorop dat voor een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte in de richting van [slachtoffer 3] heeft gestoken met het doel om hem van het leven te beroven, zodat van vol opzet geen sprake is. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood van [slachtoffer 3] , is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. [2]
De rechtbank stelt vast dat verdachte meermaals met een groot mes in de richting van het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 3] heeft gestoken. Dat dit met kracht gebeurde, blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 3] . Hij geeft aan dat verdachte eerst bovenhandse slaande bewegingen maakte en daarbij zelfs springende bewegingen maakte richting [slachtoffer 3] . Hij beschrijft het handelen van verdachte als hysterisch. [slachtoffer 3] heeft zich hiertegen verdedigd door zijn armen voor zijn hoofd en lichaam te houden. Daardoor heeft hij snijwonden aan zijn arm opgelopen, die gehecht moesten worden. Ook deze wonden getuigen van de kracht waarmee de stekende bewegingen zijn gemaakt. Daar komt bij dat verdachte zelf verklaard heeft dat hij op dat moment onder invloed was van alcohol. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol de motoriek aantast. Door op deze wijze met een groot mes met kracht meermaals in te steken op het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 3] ontstond een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 3] daardoor zou komen te overlijden.
De rechtbank is verder van oordeel dat de door verdachte verrichte handelingen, bestaande uit het met kracht, meermaals steken in de richting van het hoofd en het lichaam naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het doden van [slachtoffer 3] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op overlijden van [slachtoffer 3] bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is in dit geval niet gebleken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijke opzet had op de dood van [slachtoffer 3] . Er volgt een bewezenverklaring van de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Feit 4
Verdachte erkent dat hij stenen heeft gegooid in de richting van [slachtoffer 4] , maar ontkent dat hij [slachtoffer 4] geraakt heeft. De rechtbank ziet zich dus voor de vraag gesteld of verdachte [slachtoffer 4] geraakt heeft en overweegt als volgt.
[slachtoffer 4] verklaart dat hij in zijn gezicht is geraakt door een steen. Deze steen werd gegooid door een jongen met een geel/blauw T-shirt. Op een foto die op het moment van aanhouding van verdachte is gemaakt, blijkt dat verdachte een geel/blauw T-shirt droeg. Ook getuige [getuige 2] , de broer van aangever, verklaart dat [slachtoffer 4] door het gooien van een steen bezeerd is geraakt onder zijn oog. Volgens hem is [slachtoffer 4] ook geraakt op zijn rug. Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] met stenen heeft geraakt en komt zij tot een bewezenverklaring van feit 4.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 31 mei 2023 te Almelo [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht in het gezicht van [slachtoffer 1] te duwen of te slaan;
2
hij op 31 mei 2023 te Almelo [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met kracht een blikje bier tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te gooien;
3
hij op 31 mei 2023 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 3] meermalen met een mes in de arm en het hoofd heeft gesneden en met een mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op 31 mei 2023 te Almelo [slachtoffer 4] heeft mishandeld door stenen tegen het gezicht en tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1, feit 2 en feit 4
telkens het misdrijf: mishandeling;
feit 3, primair
het misdrijf: poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

Namens de verdediging is wat betreft het onder feit 4 ten laste gelegde bepleit dat verdachte stenen heeft gegooid omdat hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke toedracht, zoals door de verdediging beschreven, geen steun vindt in het dossier. Niet [slachtoffer 4] , maar juist verdachte wordt door meerdere getuigen geduid als de agressor. Geen van hen beschrijft een situatie waarin verdachte werd belaagd op zodanige wijze dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De noodweersituatie is niet aannemelijk geworden. De rechtbank zal dit verweer dan ook verwerpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te legen voor de duur 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Op 31 mei 2023 heeft verdachte geprobeerd [slachtoffer 3] van het leven te beroven door met een mes in zijn richting te steken en hem te snijden. Uit het letselrapport blijkt dat [slachtoffer 3] ernstige snijwonden heeft opgelopen aan zijn arm. Het feit heeft grote impact op [slachtoffer 3] gehad, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Verder heeft verdachte ook [slachtoffer 4] mishandeld door met stenen tegen zijn hoofd en lichaam te gooien. Hij heeft daarmee een inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Beide feiten vonden plaats in een asielzoekerscentrum; een plek die bij uitstek veilig behoort te zijn. Een plek waar verdachte niet woonde of verbleef, maar slechts gast was. Door zijn handelen geeft verdachte echter wel voeding aan de negatieve beeldvorming over asielzoekerscentra. De maatschappelijke onrust die hiervan het gevolg is rekent de rechtbank verdachte aan. Verschillende personen zijn getuige geweest van het toegepaste geweld. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Diezelfde dag heeft verdachte ook [slachtoffer 2] mishandeld door een blik bier tegen haar hoofd te gooien. Ook heeft hij [slachtoffer 1] mishandeld door haar met kracht in haar gezicht te duwen/slaan. Hij heeft daarmee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers. De feiten vonden plaats op klaarlichte dag, op een publiekelijk toegankelijke plaats – een parkeergarage in Almelo – en dragen daarmee bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Beide slachtoffers geven bovendien aan dat zij zich sinds het voorval onveilig voelen. Uit het dossier komt het beeld van verdachte naar voren als iemand die onder invloed van alcohol anderen lastigvalt en intimideert. Als hij vervolgens op zijn gedrag wordt aangesproken, schuwt verdachte niet om geweld te gebruiken. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 11 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte vanwege zijn biseksuele geaardheid uit Tunesië is gevlucht en in 2021 asiel heeft aangevraagd in Nederland. Indien verdachte wordt veroordeeld, bestaat er volgens de reclassering een kans dat verdachte ongewenst verklaard wordt. De reclassering geeft verder aan dat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit weegt de rechtbank noch in het voordeel, noch in het nadeel van verdachte mee.
De conclusie van de rechtbank
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Deze straf wijkt af van de eis van de officier van justitie. Dat komt onder meer omdat de rechtbank meeweegt dat verdachte als ongewenst vreemdeling na ommekomst van de gevangenisstraf in vreemdelingen bewaring zal worden genomen om het land te worden uitgezet. Daardoor dient een langere gevangenisstraf geen strafdoel.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het inbeslaggenomen mes moet worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde mes vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het feit is begaan en zij van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag moet worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van feit 3. Subsidiair en bij een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde, heeft hij verzocht de vordering te beperken tot een bedrag van € 500,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit 3 (primair) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Vaststaat dat [slachtoffer 3] als gevolg van het feit lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van twee snijwonden in zijn arm en een snee op zijn hoofd. Er is dus sprake van ander nadeel in de zin van artikel 6:106 aanhef en onder sub b BW. De rechtbank stelt de omvang van de schade naar billijkheid vast op € 1.500,00.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 3 (primair) is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen: 36b, 36c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2 en feit 4 telkens het misdrijf: mishandeling;
feit 3 primair het misdrijf: poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 tot en met feit 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van
€ 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro),bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3) van een bedrag van
€ 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro)(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
25 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten het mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2023.
Buiten staat
Mr. M.O. Frentrop is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023242489. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 en feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 1 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster (pagina’s 65 t/m 67):
Op 31 mei 2023 was ik met mijn vriendin [slachtoffer 2] in Almelo. Ik liep naar de parkeergarage. Mijn vriendin en ik hadden een woordenwisseling met jongens. Een jongen gooide een blikje bier in de richting van mijn vriendin. Ik zag dat het blikje bier haar raakte. De jongen sloeg mij kennelijk opzettelijk met kracht in mijn gezicht. Hij sloeg met zijn vlakke hand en raakte de linkerkant van mijn gezicht. Ik voelde pijn aan mijn gezicht. Ik heb een pijnlijke slaap aan de linkerkant van mijn gezicht. Ik heb ook een klein wondje achter mijn oor.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 2 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangeefster (pagina’s 82 t/m 84):
Op 31 mei 2023 liep ik met mijn vriendin [slachtoffer 1] naar de parkeergarage aan de Havenpassage te Almelo. [slachtoffer 1] en ik liepen de lift binnen en zagen dat een man met versnelde pas aan kwam lopen. Ik zag dat de man met kracht en gericht iets naar mij gooide. Ik voelde dat er iets tegen mijn hoofd aan kwam. Ik voelde direct pijn en zat onder het bier. Het blikje raakte mij net boven mijn linkerslaap. Ik keek naar [slachtoffer 1] en zag dat de man met zijn platte hand tegen het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg. Door de kracht van het blikje tegen mijn hoofd, kreeg ik direct hoofdpijn. Ik begon ook misselijk te worden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van camerabeelden van verbalisant [verbalisant] van 2 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 115 t/m 116):
Ik zag dat de man met kracht het blik de lift in gooide in de richting van [slachtoffer 2] . Ik zag dat deze man zich omdraaide en meteen met zijn rechterhand in de richting van het gezicht van [slachtoffer 1] duwt/slaat.
4.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
Ik gooide het blikje bier in haar [ [slachtoffer 2] , toevoeging rechtbank] richting. Ze [ [slachtoffer 1] , toevoeging rechtbank] heeft mij geduwd. Ik heb haar terug geduwd. Ik heb op haar gezicht geduwd.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 2 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever (pagina’s 89 t/m 93):
Op 31 mei 2023 ben ik gestoken met een mes. Dit was vlak bij de gebouwen van het AZC. [naam] en zijn vriend stonden ergens op het AZC terrein. Een paar jongens hebben hun aangesproken op hun gedrag en daardoor is er ruzie ontstaan tussen [naam] en de onbekende jongen en nog wat andere mensen. Ik kwam hierna ook langs [naam] en de onbekende jongen. De vriend van [naam] liep met [naam] naar de kamer van [naam] . Ineens zag ik de vriend van [naam] aan kopen lopen richting mij, met een mes in zijn rechterhand. Hij ging tegenover mij staan. Hij viel mij zonder reden aan met het mes. Hij zei alleen: “ik ga je laten zien, ik zal je laten zien.” Ik heb mij direct verdedigd door mijn handen en armen naar boven te houden en voor mijn hoofd en lichaam te houden, om zo mijn hoofd en lichaam te beschermen. Door het afweren, sneed de onbekende persoon mij op mijn arm. Hij maakte eerst bovenhands slaande bewegingen met het mes en toen raakte hij mij. Tijdens het slaan maakte hij zelfs een springende beweging in mijn richting. Vervolgens maakte hij stekende bewegingen op buikhoogte maar toen heeft hij mij niet geraakt. Hij was echt hysterisch bezig. Het steken voelde op dat moment als het slaan met een stok. Als ik mij niet afschermde had de onbekende persoon anders mijn oog en of hart geraakt. Hij wilde sowieso mijn hoofd of bovenlichaam raken met het mes. Ik heb door het steken ook een wond op mijn hoofd, net boven mijn haargrens. Dit is een snee/kras van enkele centimeters lang. De onbekende persoon heeft mij in ieder geval 3x gestoken. Hij heeft mij twee keer geraakt op mijn arm en 1x op mijn hoofd.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 3 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van getuige (pagina’s 103 t/m 105):
Ik ken de namen niet van de betrokken personen. Ik weet dat er 2 uit Tunesië komen en de anderen uit Jemen. De dader pakte een mes en met het mes ging hij de man uit Jemen steken. Het was een mes van bijna 30 cm lang. Ik was ook binnen en nadat de dader het mes pakte, zag ik dat deze met het mes meerdere keren de man uit Jemen stak. Ik zag hem steken in de hand van de man uit Jemen en daarna zag ik dat de dader met de platte zijde van het mes op het hoofd sloeg van het slachtoffer. Ik kan de dader als volgt omschrijven:
  • Man;
  • Droeg kleding van voetbalclub Inter Milan. Veel kleuren er op met onder andere geel en blauw;
  • Had ook een klein baardje.
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 Sv, een fotoblad betreffende verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 24 t/m 57):
[afbeelding]
8.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 september 2023 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 31 mei 2023 heb ik mijn vriend [naam] bezocht. [naam] had problemen met jongens. Ik heb op de dag van het incident alcohol gedronken.
9.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 Sv, een letselbeschrijving van arts E.A. van der Molen van 7 juli 2023, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van deze arts (pagina’s 1 t/m 8):
Extremiteiten
4. Hiervoor is gebruik gemaakt van foto 1 en foto 8. Op de linker onderarm, aan de buitenzijde, de strekzijde, is een roodroze lijnvormige, scherpbegrensde huidonderbreking
zichtbaar van ca. 33 mm. Op foto 8 is zichtbaar dat de wond eerder wijkende wondranden had, deze wond is in het ziekenhuis (ZGT) gehecht en verbonden.
5. Hiervoor is gebruik gemaakt van foto 2 en foto 8. Op de linker onderarm, aan de buitenzijde, de strekzijde, vlak boven letsel 4, is een rozebruine, c-vormige,
scherpbegrensde huidonderbreking zichtbaar van ca. 30mm bij 20 mm. Op foto 8 is zichtbaar dat er een huidflap los lag, deze wond is in het ziekenhuis (ZGT) gehecht en verbonden.
Letsel 4 en 5 betreffen snijverwondingen.
10.
Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 4] van 31 mei 2023 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever (pagina’s 86 t/m 87):
Op 31 mei 2023 was ik op het terrein van het asielzoekerscentrum in Almelo. Ik ben in mijn gezicht geraakt door een steen. Deze steen werd gegooid door de jongen met het geel/blauwe T-shirt. Hij gooide opzettelijk de steen hard in mijn richting. Ik voelde meteen een hevige pijn in mijn gezicht.
11.
Het proces-verbaal van getuige [getuige 2] van 1 juni 2023 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever (pagina’s 110 t/m 113):
Twee mannen waren er in het begin. Ze hebben stenen naar mijn broer gegooid. Ze hebben hem bezeerd onder het oog. De jongen rende naar bosjes die daar in de buurt waren. Hij pakte een steen en gooide de steen tegen de rug van mijn broer en raakte hem hierbij.

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051, r.o. 2.4
2.HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718, r.o. 5.3.3