In deze zaak heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Overijssel op 23 augustus 2023 een beschikking gegeven op het verzoekschrift van de verzoeker, die een schadevergoeding ten laste van de Staat vroeg. Het verzoek was gebaseerd op artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en betrof kosten van rechtsbijstand in een strafzaak die was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De verzoeker, bijgestaan door mr. J.W. Stegeman, had een vergoeding van € 9.763,03 aangevraagd voor de kosten van zijn raadsman en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De raadkamer heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoeker was geseponeerd op 9 januari 2023 wegens onvoldoende bewijs. Tijdens de behandeling van het verzoek zijn zowel de verzoeker als de officier van justitie gehoord. De officier van justitie pleitte voor een matiging van de gevraagde vergoeding, omdat de bestede uren volgens hem bovenmatig waren. De raadkamer heeft de urenspecificaties en de aard van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat de gevraagde vergoeding aanzienlijk gematigd moest worden. Uiteindelijk heeft de raadkamer besloten om een schadevergoeding van € 1.843,00 toe te kennen aan de verzoeker, die door de griffier moet worden betaald na het onherroepelijk worden van de beschikking.