ECLI:NL:RBOVE:2023:3642

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
08.099119.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging en wapenbezit met bijzondere voorwaarden

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote heeft mishandeld en bedreigd, en in het bezit was van vuurwapens en stroomstootwapens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en mag geen contact hebben met zijn echtgenote, behalve met tussenkomst van de reclassering. Daarnaast geldt een locatieverbod van 200 meter rondom de basisschool waar het incident heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, poging tot zware mishandeling en het voorhanden hebben van vuurwapens en stroomstootwapens. De feiten vonden plaats op 13 april 2023, waarbij de verdachte zijn echtgenote heeft geslagen en bedreigd met zuur, en een getuige heeft aangevallen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank achtte het noodzakelijk om een stevige straf op te leggen gezien de omstandigheden van het geval.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.099119.23 (P)
Datum vonnis: 12 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1976 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Harmsen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. N. Brands, advocaat in Goor, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zijn echtgenote, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), heeft mishandeld;
feit 2:[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
feit 3: (primair) heeft geprobeerd [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (subsidiair) hem heeft mishandeld;
feit 4: een revolver, een gaspistool, 21 kogelpatronen, 10 gaspatronen en 69 knalpatronen voorhanden heeft gehad;
feit 5: twee stroomstootwapens voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij
op of omstreeks 13 april 2023
te [locatie 1]
zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam
te stompen en/of te slaan en/of door (met kracht) de keel/hals van die [slachtoffer 1] dicht
te drukken en/of dichtgedrukt te houden;
2.
hij
op of omstreeks 13 april 2023
te [locatie 1]
[slachtoffer 1] (echtgenote) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik
gooi zuur in je gezicht" en/of "Als we gaan scheiden, maak ik je dood", althans
(telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij
op of omstreeks 13 april 2023
te [locatie 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 2]
(met kracht) een (zogenaamde) kopstoot tegen de neus, althans tegen
het (voor)hoofd gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 13 april 2023
te [locatie 1]
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met kracht) een
(zogenaamde) kopstoot tegen de neus, althans tegen het (voor)hoofd te geven en/of
door die [slachtoffer 2] op het (achter)hoofd te krabben;
4.
hij
een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 april 2023 tot en met 14
april 2023
te [locatie 1]
- ( een) (vuur)wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten een revolver (Atak Arma Jgs) en/of een gaspistool (GSG
Compact), zijnde (een) (vuur)wapen(s) in de vorm van een geweer, revolver
en/of pistool, en/of
- munitie van categorie III, te weten 21 stuks (kogel)patronen (kaliber 4 mm flobert randvuur) en/of 10 stuks (gas)patronen (kaliber 9 mm PA PV)
en/of 69 stuks (knal)patronen (kaliber 9 mm),
voorhanden heeft gehad;
5.
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 april 2023 tot en met
14 april 2023
te [locatie 1]
(een) wapen(s) van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten twee stroomstootwapens, zijnde (een) voorwerp(en) waarmee door een
elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon
worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Ten aanzien van feit 1 tot en met feit 3
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het als feit 1, feit 2 en feit 3 (subsidiair) ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] geslagen heeft. Voor wat betreft feit 2 neemt de verdediging het standpunt in dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat verdachte niet heeft gezegd dat hij [slachtoffer 1] dood zou maken als zij zouden scheiden, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Ten slotte heeft de raadsman bepleit dat het als feit 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
3.1.3.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 13 april 2023 vindt tussen verdachte, [slachtoffer 1] en basisschooldirecteur, [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), een gesprek plaats op het kantoor van [getuige 1] op de basisschool [locatie 2] in [locatie 1] . [slachtoffer 1] geeft aan dat zij van verdachte wil scheiden. Verdachte grijpt haar vervolgens bij de keel en roept dat hij zuur in haar gezicht zal gooien. Op een gegeven moment loopt een van de docenten, [slachtoffer 2] , langs het kantoor. Verdachte stapt op hem af en geeft hem een kopstoot tegen zijn hoofd.
3.1.3.2 De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Verdachte erkent dat hij de keel van [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, maar ontkent dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen. De rechtbank ziet zich dus voor de vraag gesteld of verdachte geslagen heeft en overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer 1] verklaart dat verdachte haar aanviel en haar vaak geslagen heeft, op haar hoofd en op haar lichaam. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] , die aangeeft dat verdachte [slachtoffer 1] aanviel. Naar het oordeel van de rechtbank leveren beide verklaringen samen voldoende bewijs op voor het slaan door verdachte. [slachtoffer 1] heeft aan het incident zowel pijn als letsel – in de vorm van striemen in haar nek – overgehouden. De rechtbank komt op basis hiervan tot een bewezenverklaring van feit 1.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 1] heeft bedreigd door te roepen dat hij zuur in haar gezicht zou gooien. Verdachte ontkent dat hij ook zou hebben gezegd dat hij [slachtoffer 1] zou doden als zij zouden scheiden. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
[getuige 1] heeft in zijn verklaring van 13 april 2023 verklaard dat verdachte zei: “We gaan niet scheiden, als we gaan scheiden maak ik haar dood!” In zijn verklaring van 14 april 2023 heeft [getuige 1] opnieuw en gedetailleerd verklaard dat verdachte tijdens het gesprek in het kantoor zei dat het niet goed af zou lopen, dat hij [slachtoffer 1] dood zou maken of dat hij zoutzuur in haar gezicht zou gooien. De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft [slachtoffer 2] een kopstoot gegeven. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte hiermee (voorwaardelijke) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals aan verdachte primair ten laste is gelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 2] een kopstoot heeft gegeven met het doel om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zodat van vol opzet geen sprake is. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. [1]
[slachtoffer 2] verklaart dat hij zag dat verdachte zijn hoofd naar achteren bewoog en met forse snelheid in de richting van zijn eigen hoofd bewoog. [slachtoffer 2] voelde vervolgens een harde klap in zijn gezicht. Getuige [getuige 2] verklaart eveneens over de kracht waarmee de kopstoot is uitgedeeld. Zij verklaart dat verdachte een aanloopje nam, iets opsprong en [slachtoffer 2] een volle kopstoot in zijn gezicht gaf. Dat de kopstoot met veel kracht is gegeven, volgt bovendien uit het letsel van [slachtoffer 2] (een bloedneus, gezwollen neusbrug en nek-, knie- en rugklachten met een geschatte hersteltijd van 6 weken) én het letsel van verdachte zelf (pijn aan de linkerzijde van het gezicht). Daar komt bij dat zowel uit de verklaringen van [slachtoffer 2] als [getuige 2] blijkt dat verdachte erg boos was en dat deze razernij ten tijde van de kopstoot volledig op [slachtoffer 2] gericht was. Door vanuit deze hevige gemoedstoestand [slachtoffer 2] gericht en met aanzienlijke kracht een kopstoot te geven in zijn gezicht - een plek waar zich zowel vitale als kwetsbare lichaamsdelen bevinden - heeft verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven geroepen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de door verdachte verrichte handelingen, bestaande uit het nemen van een aanloop, het opspringen en het vervolgens geven van een kopstoot, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is in dit geval niet gebleken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijke opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] . Er volgt een bewezenverklaring van de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
3.2
Ten aanzien van feit 4 en feit 5
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het als feit 4 en feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 4 vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman kende verdachte de aangetroffen (vuur)wapens en munitie niet en zijn deze dan ook niet van hem. Aannemelijk is dan ook dat iemand anders de wapens na 13 april 2023 in zijn slaapkamer heeft neergelegd. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
3.2.3.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 april 2023 vindt naar aanleiding van de mededeling van [getuige 1] dat verdachte mogelijk een wapen in huis zou hebben een doorzoeking plaats in de woning van verdachte. De deur van de slaapkamer zit op slot en wordt door de politie geforceerd. In de slaapkamer treffen zij in een lade onder het bed twee koffers aan met daarin: een omgebouwde gasrevolver en een gaspistool. In diezelfde lade worden ook kogel-, gas-, en knalpatronen gevonden. Ten slotte worden in een spiegelkast tegenover het bed twee stoomstootwapens aangetroffen.
3.2.3.2 De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 4
Over de vraag of verdachte zich ervan bewust was dat de vuurwapens en munitie in zijn woning lagen, overweegt de rechtbank als volgt.
De wapens worden aangetroffen in de slaapkamer van verdachte; in een lade onder het bed. De deur van de slaapkamer was op slot en moest tijdens de doorzoeking geforceerd worden. [slachtoffer 1] vertelt tijdens de doorzoeking, maar nog voordat de politie de wapens vindt, dat de slaapkamer redelijk strikt in twee delen is gesplitst: het gedeelte van haarzelf en het gedeelte van haar echtgenoot. Uit haar verklaring blijkt dat de lade, waarin later de koffers worden aangetroffen, zich aan verdachtes kant van de slaapkamer bevindt. [slachtoffer 1] verklaart bovendien tijdens de doorzoeking dat verdachte de sleutel van de slaapkamer heeft. Uit haar aangifte blijkt ook dat verdachte de slaapkamer in de dagen voor 13 april 2023 ’s nachts op slot heeft gedraaid. Gelet op dit alles, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest dat de vuurwapens en munitie in de woning lagen. De verklaring van verdachte dat iemand anders de vuurwapens en munitie na 13 april 2023 buiten zijn medeweten om in de slaapkamer heeft gelegd, is onaannemelijk. [getuige 1] heeft namelijk al op 13 april 2023 bij de politie aangegeven dat verdachte mogelijk een wapen in huis had. Ook [slachtoffer 1] verklaart tijdens de doorzoeking dat zij verdachte eerder met een kleiner, op een dienstwapen gelijkend wapen heeft gezien. Vaststaat daarmee dat verdachte de vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het als feit 4 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 5
Op 14 april 2023 worden in de slaapkamer van verdachte, in een spiegelkast tegenover het bed, twee stroomstootwapens aangetroffen. In deze spiegelkast bevinden zich ook allerlei op toiletspullen gelijkende voorwerpen, die naar algemene ervaringsregels bestemd zijn voor frequent gebruik. Gelet op de plek waar de stoomstootwapens zijn aangetroffen en de andere spullen die zich in deze kast bevinden, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de wapens voorhanden heeft gehad. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het als feit 5 ten laste gelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op
of omstreeks13 april 2023
te [locatie 1]
zijn echtgenote,
althans een persoon, te weten[slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
meermalen,
althans eenmaal (met kracht)tegen het hoofd en
/ofhet lichaam
te stompen en/ofte slaan en
/ofdoor
(met kracht
)de keel/hals van die [slachtoffer 1] dicht
te drukken
en/of dichtgedrukt te houden;
2.
hij
op
of omstreeks13 april 2023
te [locatie 1]
[slachtoffer 1] (echtgenote) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/of
met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik
gooi zuur in je gezicht" en
/of"Als we gaan scheiden, maak ik je dood", althans
(telkens
)woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij
op
of omstreeks13 april 2023
te [locatie 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
heeft verdachtedie [slachtoffer 2]
(met kracht) een (zogenaamde) kopstoot tegen de neus, althans tegen
het
(voor)hoofd heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op
een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 april 2023 tot en met 14
april 2023
te [locatie 1]
-
(een) (vuur
)wapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten een revolver (Atak Arma Jgs) en
/ofeen gaspistool (GSG
Compact), zijnde
(een) (vuur
)wapen
(s
)in de vorm van een
geweer,revolver
en
/ofeen pistool, en
/of
- munitie van categorie III, te weten 21 stuks
(kogel
)patronen (kaliber 4 mm flobert randvuur) en
/of10 stuks
(gas
)patronen (kaliber 9 mm PA PV)
en
/of69 stuks (knal)patronen (kaliber 9 mm),
voorhanden heeft gehad;
5.
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 april 2023 tot en met
14 april 2023
te [locatie 1]
(een)wapen
(s
)van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten twee stroomstootwapens, zijnde
(een)voorwerp
(en
)waarmee door een
elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon
worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 3, primair
het misdrijf: poging zware mishandeling;
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM en het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM en het feit begaan met betrekking tot vuurwapens van categorie III.
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM en het feit begaan met betrekking tot wapens van categorie II.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 14 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zij heeft verder gevorderd om aan het voorwaardelijke strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden te koppelen:
- dat verdachte zich onder toezicht stelt van de reclassering;
- dat verdachte de behandeling(en) volgt, die door de reclassering zijn geadviseerd;
- dat verdachte geen contact mag hebben met [slachtoffer 1] , behalve met tussenkomst van de reclassering of het Openbaar Ministerie (hierna: het contactverbod);
- dat verdachte zich niet binnen een straal van 200 meter van de basisschool [locatie 2] mag begeven, behalve met toestemming van de reclassering of het Openbaar Ministerie (hierna: het locatieverbod).
De officier van justitie heeft bovendien gevorderd om de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden te bevelen, of, in het geval dat de rechtbank deze vordering afwijst, om het geschorste bevel voorlopige hechtenis niet op te heffen zodat de schorsingsvoorwaarden in dat geval blijven bestaan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om bij een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 3 en 5 aan verdachte een taakstraf van 180 uren op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste vier weken met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van feit 4 komen, dan heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een hogere taakstraf van 240 uren op te leggen. De raadsman heeft ten aanzien van het contactverbod en het locatieverbod opgemerkt dat deze in de praktijk lastig uitvoerbaar zijn. Verdachte en [slachtoffer 1] hebben samen drie kinderen, van wie er één terug wenst te keren naar de basisschool [locatie 2] . Op dit moment zijn verdachte en [slachtoffer 1] bovendien in een echtscheiding verwikkeld. Een algeheel contact- en locatieverbod is daarom niet wenselijk. De raadsman heeft de rechtbank dan ook verzocht uitzonderingen toe te staan op het locatie- en contactverbod en de bevoegdheid daartoe te beleggen bij de reclassering (en niet het Openbaar Ministerie).
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , opgewacht achterin in haar auto en haar vervolgens in het kantoor van de directeur van de basisschool mishandeld. Hij heeft haar meerdere keren geslagen en haar keel met dusdanig veel kracht gegrepen dat zij rode striemen op haar nek had. Verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] . Hij heeft [slachtoffer 2] met forse kracht een kopstoot gegeven in zijn gezicht. Verdachte heeft met dit handelen een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers. Het geweld vond bovendien plaats op klaarlichte dag, op een basisschool – een plek die bij uitstek veilig hoort te zijn. Verschillende leerkrachten zijn getuige geweest van het incident en zijn door wat zij gezien hebben bang om terug te keren naar de basisschool, zo blijkt uit de verklaring van [getuige 1] . Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor anderen en heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen gevoelens van boosheid en krenking. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daar komt nog bij dat verdachte twee vuurwapens, twee stroomstootwapens en verschillende soorten munitie voorhanden heeft gehad. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Verdachte heeft in dit geval ook een groot risico genomen door de (schietklare) wapens te bewaren in de woning waar hij samen met zijn drie minderjarige kinderen verbleef. Dit alles maakt dat in het algemeen, en zeker ook in dit geval, streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 10 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 22 augustus 2023. In dit rapport schrijft de reclassering dat verdachte coping vaardigheden mist op het gebied van agressiebeheersing en emotieregulatie. Er lijkt een grote mate van krenking aanwezig te zijn bij verdachte waarbij het feit dat zijn vrouw hem heeft verlaten in combinatie met het vermoeden van overspel een grote rol speelt. Volgens de reclassering heeft verdachte ten tijde van het opstellen van het rapport zijn emoties nog niet onder controle. Het inzetten van een intensief behandeltraject is nodig om het recidiverisico te verminderen. De reclassering adviseert dan ook om in het geval van een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij Transfore of een soortgelijke instelling en een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Tijdens de zitting hebben de verschenen reclasseringswerkers, [naam 2] en [naam 3] , de conclusies uit het rapport onderschreven. Mocht er een locatieverbod komen dan achten zij het, gelet op de wens van de jongste dochter om terug te keren naar de basisschool [locatie 2] , van belang dat verdachte voor belangrijke opvoedkundige momenten naar de school toe kan.
De conclusie van de rechtbank
Gezien de ernst van de gepleegde feiten is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de proceshouding van verdachte. Hoewel verdachte tijdens de zitting heeft uitgesproken spijt te hebben van het voorval, legt hij de schuld grotendeels buiten zichzelf door het slachtoffer, [slachtoffer 1] , aan te wijzen als de persoon die het geweld heeft uitgelokt. Het is echter verdachte geweest, die naar de basisschool is toegegaan, [slachtoffer 1] heeft geslagen en gewurgd en [slachtoffer 2] een kopstoot heeft gegeven en niet andersom. Daar waar verdachte bij zijn aanhouding nog verklaart over het toegepaste geweld, weet hij het zich tijdens de zitting niet meer goed te herinneren en geeft hij aan dat hij in ieder geval niet bewust gehandeld heeft. Naar het oordeel van de rechtbank neemt verdachte daarmee slechts beperkt verantwoordelijkheid voor het geweld dat is gebruikt en voor de gevolgen die dat heeft gehad voor de slachtoffers en de overige aanwezigen.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden. Een taakstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank acht het verder van belang om verdachte bij wijze van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf een duidelijke waarschuwing mee te geven dat hij niet nogmaals de fout in moet gaan en dat hij aan de slag moet met zijn agressie regulatie en emotiebeheersing. De proeftijd wordt vastgesteld op drie jaren. Daarbij worden de bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals in het dictum staan vermeld.
De dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van zijn echtgenote, [slachtoffer 1] . De rechtbank baseert zich daarbij op het volgende. De reclassering adviseert in het over verdachte opgemaakte rapport van 22 augustus 2023 om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. Uit het rapport blijkt dat er tijdens het huwelijk ten minste vier keer eerder sprake is geweest van partnergeweld en dat verdachte op het moment van het opstellen van het rapport zijn emoties nog niet onder controle heeft. Ter zitting hebben de reclasseringswerkers dit advies bevestigd. Tijdens de zitting is bovendien gebleken dat verdachte ook op dit moment nog hoog in zijn emoties zit en dat zowel de strafzaak als de echtscheiding hem zwaar vallen. Gelet op dit alles zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht bevelen.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de goederen op de beslaglijst, te weten de stroomstootwapens, de holsters en de olie, moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde stroomstootwapens vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen feit 5 is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de overige op de beslaglijst vermelde goederen - de holsters en de olie - is de rechtbank van oordeel dat deze eveneens aan het verkeer onttrokken dienen te worden. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek aangetroffen in de woning van verdachte en behoren daarom (in civielrechtelijke zin) aan hem toe. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten als feit 5. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is dan ook in strijd met het algemeen belang.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.449,75 (twee duizend vier honderd negenenveertig euro en vijfenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Airpods beschadigd: € 175,95;
- Eigen risico Menzis: € 385,00;
- Reiskosten ziekenhuis, huisarts, Justify letselschade: € 50,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
Ten slotte vordert verdachte € 338,00 aan buitengerechtelijke kosten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van de post ‘Airpods beschadigd’ niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat verdachte niet heeft toegelicht op welke wijze de Airpods door de poging tot zware mishandeling beschadigd zijn. Ten aanzien van de door verdachte gevorderde kosten voor het eigen risico en de immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd deze posten toe te wijzen, maar de hoogte van het toe te wijzen bedrag naar billijkheid te schatten. De officier van justitie heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de buitengerechtelijke kosten, als zijnde proceskosten, als voldoende onderbouwd integraal moeten worden toegewezen. Dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de gevorderde materiële schade, met uitzondering van de reiskosten, vanwege een gebrek aan onderbouwing af te wijzen. De verdediging heeft zich ten aanzien van immateriële schade primair op het standpunt gesteld dat deze moet worden afgewezen omdat deze niet is onderbouwd en, subsidiair, om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 300,00. De verdediging heeft tot slot aangegeven dat verdachte bereid is de gevorderde buitengerechtelijke kosten te vergoeden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1.
De materiële schade
7.4.1.1 De Airpods
De onder de post “Airpods beschadigd” opgevoerde schade is niet komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte het bestaan en de omvang van de schade gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.4.1.2 Het eigen risico
De onder de post “Eigen risico Menzis” opgevoerde schade is niet komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.4.1.3 De reiskosten
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost “reiskosten” is onvoldoende betwist en staat daarmee vast. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 50,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.4.2
De immateriële schade
Vaststaat dat [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de door een arts opgestelde medische verklaring blijkt dat [slachtoffer 2] een bloedneus en een gezwollen neusbrug had. Ook had hij last van zijn nek, knie en rug. De geschatte hersteltijd bedroeg volgens de arts zes weken. Er is dus sprake van ander nadeel in de zin van artikel 6:106, onder b, Burgerlijk Wetboek.
[slachtoffer 2] heeft zich niet uitgelaten over de hoogte van de schade. Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de schade vast op € 750,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en voor het overige afwijzen.
7.4.3
De proceskosten
[slachtoffer 2] vordert € 338,00 aan buitengerechtelijke kosten en onderbouwt dit aan de hand van een factuur van Justity letselschede. Ter zitting is gebleken dat dit de factuur van de juridische bijstand van de benadeelde partij betreft. De rechtbank concludeert dan ook dat dit proceskosten zijn.
De benadeelde partij heeft gevorderd de proceskosten integraal toe te wijzen. De rechtbank oordeelt anders. De rechtbank kan een partij, als er sprake is van “buitengewone omstandigheden”, in afwijking van het liquidatietarief veroordelen tot vergoeding van de volledige proceskosten. Hiervoor moet voldaan zijn aan de strikte maatstaf van misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad. De rechtbank is van oordeel dat dit hier niet aan de orde is. De rechtbank zal dus aansluiten bij het liquidatietarief in civiele zaken. De proceskosten worden begroot op één punt – voor het indienen en opstellen van de vordering – van het toepasselijke liquidatietarief (kanton), wat neerkomt op een bedrag van (1 x € 132,00 =)
€ 132,00.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 14e, 36b, 36c en 36d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn
echtgenote;
feit 2, het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 3, primair, het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 4, het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM en het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM en het feit begaan met betrekking tot vuurwapens van categorie III;
feit 5, het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM en het feit begaan met betrekking tot wapens van categorie II.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Molenstraat 50 te Enschede. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Transfore of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze - direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken
of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1977 in [geboorteplaats 2] (Turkije),
ook niet als deze contact met verdachte zoekt of laat zoeken. Op geen enkele wijze,
direct of indirect, betekent: op geen enkele denkbare manier, dus ook niet per e-mail,
WhatsApp, iMessage of sociale media, zoals Facebook of Twitter. Dit geldt niet voor
contacten met toestemming en onder leiding van de reclassering;
- zich niet ophoudt binnen een straal van 200 meter van de basisschool [locatie 2] , gelegen aan de [adres 1] , tenzij met uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de reclassering;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] (feit 3)toe tot een bedrag van
€ 800,00 (zegge: achthonderd euro), bestaande uit € 50,00 materiële schade en € 750,00 immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van een bedrag van
€ 800,00 (zegge: achthonderd euro)(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 april 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op €
132,00 (zegge: honderd tweeëndertig euro)alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 3 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 800,00, (zegge: achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 april 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • wijst af het meer of anders gevorderde;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1 t/m 3;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
Buiten staat
Mr. M.J.G.B. Heutink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023162282. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 13 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 97 t/m 101):
Ik zag dat [getuige 1] [ [getuige 1] , toevoeging rechtbank] met [verdachte] [verdachte, toevoeging rechtbank] in het kantoor kwam. Ik heb [verdachte] nogmaals gezegd dat ik niet meer met hem door wilde gaan. Hij viel mij toen aan. Ik zag dat hij met zijn vuisten begon in te slaan op mij, waar hij mij maar kon raken. Ik voelde de stoten op het hoofd en op mijn lichaam. Ik voelde vervolgens dat [verdachte] mij bij de keel greep, ik voelde druk aan de linkerkant van mijn keel. Dit deed pijn. [verdachte] heeft mij heel vaak geslagen.
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 Sv, het fotoblad betreffende de mishandeling van 13 april 2023, voor zover inhoudende (pagina’s 105 t/m 106):
[Afbeelding]
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 1] , van 13 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 29 t/m 31):
Op een gegeven moment viel [verdachte] [slachtoffer 1] [ [slachtoffer 1] , toevoeging rechtbank] aan. Ze vielen met z’n tweeën op de grond. Ik zag toen dat [verdachte] [slachtoffer 1] bij haar keel vast had en deze dicht drukte.
Ten aanzien van feit 2
4. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 13 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 97 t/m 101):
Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij zuur in mijn gezicht zou gooien.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 1] , van 13 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 29 t/m 31):
Tijdens het gesprek in mijn kantoor zei hij [verdachte, toevoeging rechtbank] op een gegeven moment dat het niet goed af zou gaan lopen, hij zij dat hij haar of dood zou maken of dat hij zoutzuur in haar gezicht zou gooien.
6. Het proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 1] , van 14 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 26 t/m 27):
Ik hoorde dat hij [verdachte, toevoeging rechtbank] zei: “We gaan niet scheiden, als we gaan scheiden, maak ik haar dood” of woorden van gelijke strekking.
Ten aanzien van feit 3
7. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 13 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 19 t/m 21):
Ik ben naar boven gelopen om mijn tas te pakken. Ik hoorde een man schreeuwen en ben toen gaan kijken. Ik hoorde dat de man tegen zijn vrouw schreeuwde dat zij vreemd zou gaan met mij. Ik zag dat de man in mijn richting kwam. Ik zag dat hij naar achteren bewoog met zijn hoofd. Ik hoorde hem schreeuwen: “wat sta je hier, wat wil je?”. Ik zag dat hij naar achteren bewoog met zijn hoofd. Ik zag dat zijn hoofd met forse snelheid in de richting van mijn hoofd kwam. Ik voelde meteen een hele harde klap. Ik voelde veel pijn aan mijn neus. Ik zag dat mijn neus begon met bloeden. Ik zie dat mijn neus opgezwollen is en dat mijn neus meer naar links staat dan normaal is.
8. Het proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 2] , van 13 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 33 t/m 34):
Ik zag dat [verdachte] met de directeur en [slachtoffer 1] in gesprek was. Ik vond dat [verdachte] er verwilderd uitzag. Ik liep naar beneden en hoorde de stem van [verdachte] door het gebouw gaan en dat meerdere deuren met kracht werden dichtgeslagen. Later liep ik weer naar boven. [slachtoffer 2] [ [slachtoffer 2] , toevoeging rechtbank] liep iets voor mij en liep richting de directiekamer. Ik zag dat de deur van de directiekamer werd open gesmeten door [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] een aanloopje nam, iets opsprong en [slachtoffer 2] een volle kopstoot in het gezicht gaf.
9. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , inclusief bijlage, van 11 mei 2023 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Bloedneus, gezwollen neusbrug
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 13/04/23
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel, etc.)
Meermalen bezoeken spreekuur vanwege toegenomen nek en knie en rugklachten in dagen na mishandeling
F. Geschatte duur van genezing: 6 weken
10. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van verdachte van 13 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 131 t/m 136)
V: Klopt het dat je die man een kopstoot hebt gegeven?
A: Ik zou in godsnaam niet weten wat ik heb gedaan. Ik weet ook niet meer wat hij
gezegd heeft. Ik voel alleen wat pijn aan de linkerzijde van mijn gezicht.
Ten aanzien van feit 4
11. Het proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 1] , van 13 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 29 t/m 31):
Ik heb een keer van [slachtoffer 1] gehoord dat [verdachte] een wapen in huis zou hebben.
12. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 14 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 46 t/m 47):
Op 14 april 2023 gingen wij naar de [woonplaats] voor een doorzoeking in verband met de Wet Wapens en Munitie. Terwijl wij de garage doorzochten, vertelde [slachtoffer 1] dat zij haar man ook wel eens had gezien met een kleiner wapen. [slachtoffer 1] vertelde dat dit wapen qua formaat overeenkwam met mijn dienstwapen. [slachtoffer 1] vertelde dat dit wapen mogelijk in de slaapkamer lag. [slachtoffer 1] zei dat de slaapkamer redelijk strikt in twee delen was gesplitst: haar deel en het deel van haar man. Wij doorzochten het deel van de slaapkamer van [verdachte] . In één van de lades onder het bed aan [verdachte] kant van de slaapkamer waren twee koffers en twee doosjes knalpatronen aanwezig. In de koffertjes waren twee gasalarmpistolen aanwezig; eentje gelijkend op een meerschots pistool en de ander gelijkend op een revolver.
13. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 13 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 97 t/m 101):
Die nacht heeft [verdachte] ook de deur van de slaapkamer van ons op slot gedraaid, zodat ik niet op de slaapkamer kon komen waar hij was. De deur was twee a drie dagen op slot.
14. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 17 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 74 t/m 76):
BESCHRIJVING VUURWAPEN OMGEBOUWDE REVOLVER
Het inbeslaggenomen voorwerp is een omgebouwde gasrevolver van het merk Zoraki made bij Atak arms Ltd. For JGS in het kaliber 4mm flobert.
PROEFSCHOTEN
Ik, verbalisant, heb twee proefschoten genomen met deze omgebouwde gasrevolver ten behoeve van de werking. Ik gebruikte hiervoor twee kogelpatronen van het kaliber 4mm flobert. Ik zag dat de omgebouwde gasrevolver geen storing gaf tijdens de schotsessie en derhalve geschikt is om projectielen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige
reactie.
BESCHRIJVING GASPISTOOL
Het inbeslaggenomen voorwerp betreft een gaspistool van het merk Ekol model GSG Compact met serienummer [nummer] in het kaliber 9mm P.A.K.
PROEFSCHOTEN/IBIS
Ik, verbalisant, heb in totaal 4 proefschoten afgevuurd met het gaspistool ten
behoeve van de werking en het IBIS, Integrated Ballistics Identification System,
onderzoek. Ik gebruikte daarbij 4 knalpatronen van het kaliber 9mm. Ik zag dat deze knalpatronen pasten in het bijpassende patroonmagazijn. Ik zag dat het gaspistool geen storingen gaf tijdens de schotsessie en derhalve geschikt was om weerloosmakende, traanverwekkende, verstikkende of soortgelijke stoffen af te schieten door een gedeeltelijk open loop. De bevindingen van het IBIS onderzoek zullen verwerkt worden in een afzonderlijk proces-verbaal.
JURIDISCHE OMSCHRIJVING VUURWAPENS
De omgebouwde gasrevolver en het gaspistool zijn een vuurwapen in de zin van
artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid l, categorie III onder 1 van de Wet Wapen en
Munitie. De vuurwapens vallen niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de WWM.
BESCHRIJVING MUNITIE (Zie foto's 12 t/m 18)
Bij de inbeslaggenomen omgebouwde gasrevolver en gaspistool werden 21 stuks kogelpatronen van het kaliber 4mm flobert, 10 gaspatronen van het kaliber 9mm en 69 stuks knalpatronen van het kaliber 9mm aangetroffen.
JURIDISCHE OMSCHRIJVING
Deze kogel-, gas-, en knalpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van feit 5
15. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 14 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 46 t/m 47):
Op 14 april 2023 gingen wij naar de [woonplaats] voor een doorzoeking in verband met de Wet Wapens en Munitie. Wij doorzochten de slaapkamer. [slachtoffer 1] wees ons op een kastje waarin mogelijk een stroomstootwapen aanwezig was. Hierin troffen wij inderdaad twee stroomstootwapens aan.
16. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 15 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 58 t/m 59):
De verdachte heeft voor deze stroomstootwapens geen ontheffing of erkenning zoals
beschreven in de Wet Wapen en Munitie. Gezien de omschrijvingen van dit wapen, en de categorisatie middels het kennisnet Wet Wapens en Munitie van de politieacademie kan ik dit wapen omschrijven als een Stroomstootwapen. Deze stroomstootwapens vallen onder categorie 2 sub 5 Wapens en Munitie.
17. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 Sv, het fotoblad betreffende het aantreffen van wapens in de woning van 17 april 2023, voor zover inhoudende (pagina’s 49 t/m 55):
[Afbeelding]
[Afbeelding]

Voetnoten

1.HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718